ECLI:NL:RBROT:2023:6119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
10-061859-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan een criminele drugsorganisatie en veroordeling voor voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor de invoer van 10 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan de criminele organisatie, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen. De verdachte was op 27 februari 2023 samen met een medeverdachte aangetroffen in de nabijheid van een schip in de Europahaven, waar onder het schip een gasfles met cocaïne was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte zich hadden voorbereid op het ophalen van de cocaïne, wat blijkt uit hun aanwezigheid met duikuitrusting en een onderwaterscooter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-061859-23
Datum uitspraak: 6 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering t.a.v. feit 1
4.2.1.
Feitelijke vaststellingen
Op 27 februari 2023 lag het schip [naam schip01] , afkomstig uit het Caribisch gebied, aangemeerd in de Europahaven gelegen op de Rotterdamse Maasvlakte. Schepen uit onder meer het Caribisch gebied worden in verband met de smokkel van verdovende middelen door de douane aangemerkt als schepen met een verhoogd risico. Op 28 februari 2023 is het schip [naam schip01] door een duikploeg gecontroleerd. Onder het motorschip is een gasfles aangetroffen die met spanbanden aan de boegschroef van het schip was bevestigd. Deze gasfles is inbeslaggenomen en door verbalisanten van het Team Bijzondere Bijstand Douane onderzocht. De verbalisanten troffen in de gasfles pakketten met vermoedelijk verdovende middelen aan. Uit onderzoek naar de inhoud van deze pakketten blijkt het om in totaal tien kilogram cocaïne te gaan.
Op 27 februari 2023 ontving de Rotterdamse Douane van een beveiliger van het bedrijf [bedrijf01] een melding over een aldaar geparkeerde Volkswagen Crafter. Toen de verbalisanten op genoemde locatie ter plaatse kwamen zagen zij dat er een Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken01] in een parkeervak voor de [bedrijf01] stond. De achterramen van dit busje waren afgeplakt. Doordat de achterdeur van het busje op een kier stond, zagen de verbalisanten de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) in de laadruimte zitten. De verdachte had een duikpak aan en de medeverdachte was in het zwart gekleed. In de laadruimte van het busje werd onder meer een Go Pro, duikuitrusting en een onderwaterscooter aangetroffen. De onderwaterscooter was zichtbaar zwart gespoten en de verlichting van het display was afgeplakt met zwarte tape en een zwart kunststof plaatje. Ook de persluchtfles was grotendeels zwart getapet. De afstand tussen de parkeerplaats waar de Volkswagen Crafter stond geparkeerd en de ligplaats van het schip [naam schip01] , betrof - via het water - 1,26 kilometer.
De verdachte heeft in eerste instantie aan de politie verklaard dat hij door een vriend was gevraagd om onder water naar de schroef van een schip te kijken. Hij wilde echter niet noemen welk schip dit betrof en kon ook niet vertellen op welke manier hij contact had met het schip omdat hij het schip dan in de problemen zouden brengen. Later heeft de verdachte zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd dat hij naar een schroef van een schip zou gaan kijken. Desgevraagd wilde de verdachte geen naam van het betreffende schip dan wel van het bedrijf noemen. De medeverdachte heeft als verklaring voor zijn aanwezigheid slechts gezegd dat hij was meegevraagd door de verdachte.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte degene is geweest die het opzet heeft gehad om het tezamen en in vereniging met een of meer anderen 10 kilogram cocaïne naar de wal te brengen die door de douane onder het schip [naam schip01] is aangetroffen.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Dat de verdachte en de medeverdachte die dag op de Rotterdamse Maasvlakte aanwezig waren, staat buiten kijf. Evenmin staat ter discussie dat zij de betreffende voorwerpen voorhanden hebben gehad. De algehele opzet van het verwijderen van cocaïne die verstopt zit onder een zeeschip, onder de waterlijn, is een ‘two man job’: de duiker en zijn helper, waarbij onder helper niet moet worden verstaan ‘het hulpje’ maar: ‘degene zonder wie dit niet gaat lukken’.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Niet kan worden bewezen dat de feitelijke handelingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, zijn gericht op het uithalen van drugs. De vereiste opzet is niet uit het zaaksdossier te destilleren. Er is geen link tussen de verdachte en het schip waaronder de cocaïne is aangetroffen. Dit betreft slechts een aanname, zonder voldoende concrete onderbouwing. De verdachte heeft ter plaatse aan de politie verklaard wat hij op het haventerrein deed en het tegendeel is niet uit het politieonderzoek gebleken.
4.2.3.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De officier van justitie en de verdediging zijn het eens ten aanzien van de feitelijke [voorbereidings-]handelingen zoals opgenomen in de tenlastelegging. Deze zijn door de verdachte en diens mededader gepleegd. Hun meningen verschillen echter ten aanzien van de kernvraag of sprake is geweest dat het de verdachte met diens mededader was die het opzet had om daarmee de aangetroffen hoeveelheid cocaïne aan de wal te zetten.
Op 27 februari 2023 vanaf 06:33 uur tot 28 februari 2023 om 18:21 uur heeft het schip [naam schip01] , afkomstig uit het Caribisch gebied, aan de kade gelegen bij [bedrijf01] . Onder dit schip is een gasfles met 10 kilogram cocaïne aangetroffen, hetgeen is vastgesteld door het Douanelaboratorium. Op 27 februari 2023 rond 23:00 uur zijn de verdachte en de medeverdachte op een zeer afgelegen terrein op een korte afstand – te weten 1,26 kilometer – van de ligplaats van het schip [naam schip01] vandaan, aangetroffen. De verdachte, gekleed in een duikpak, en de medeverdachte, gekleed in het zwart, bevonden zich in een busje met afgeplakte ramen waarin specifieke materialen zijn aangetroffen, zoals een duikuitrusting, een onderwaterscooter en een Go Pro. Daar komt bij dat de onderwaterscooter en de duikfles zijn gecamoufleerd en dat op de camerabeelden is te zien dat de verdachte en de medeverdachte gezamenlijk naar de waterkant zijn gelopen en weer terug zijn gekomen, vermoedelijk ter verkenning. Zij hadden zich voorbereid op een langer verblijf, nu er twee slaapzakken en twee slaapmatten aanwezig waren in het voertuig.
Wanneer voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang worden bezien, in combinatie met het feit dat de verdachte en de medeverdachte geen onderbouwde en verifieerbare verklaring voor hun aanwezigheid en hun uitrusting hebben afgelegd, kan het niet anders zijn dan dat de verdachten de kennelijke bedoeling hadden om de 10 kilogram cocaïne die was vastgehecht aan het schip [naam schip01] , boven water te halen en op het land verder te vervoeren naar een andere bestemming. De rechtbank gaat ervan uit dat de medeverdachte daarbij mede de taak had om de gasfles met cocaïne die 10 kilo woog, aan te pakken van de verdachte terwijl die zich nog in het water zou bevinden.
De verdachte en de medeverdachte hebben de voorbereidingshandelingen tezamen en in vereniging verricht waardoor sprake is van medeplegen.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 27 februari 2023, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 10 kilogram cocaïne- voorwerpen en vervoermiddelen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader, wisten
dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- zich met een voertuig, te weten een Volkswagen Crafter (gekentekend [kenteken01] ) te
begeven naar de parkeerplaats van [bedrijf01] , gelegen op de Maasvlakte
en- aldaar een donker duikpak aan te trekken en- een duikuitrusting met trimvest, zwemvliezen en een GoPro voorhanden te
hebben en
- een met zwarte tape bedekte persluchtfles voorhanden te hebben, terwijl deze
persluchtfles oorspronkelijk wit van kleur was en
- een zwart geverfde onderwaterscooter met afgeplakte displays voorhanden te
hebben, terwijl deze onderwaterscooter oorspronkelijk oranje
/rood en wit van kleur
was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidings-handelingen gericht op de invoer en het afleveren, verstrekken en vervoeren van een hoeveelheid van 10 kilogram cocaïne door die harddrugs – die in een gasfles onder een schip waren bevestigd – op te zullen gaan duiken. Aldus heeft de verdachte bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs. Het op de markt brengen van grote hoeveelheden harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid en bevordert de toename van vermogensdelicten. Het is algemeen bekend dat gebruikers van verdovende middelen veelvuldig strafbare feiten plegen om aan geld voor drugs te komen. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten geweld oproepen ook vanwege het gegeven dat het veel geld oplevert aan alle personen die zitten in de lijn van de invoer tot aan de uiteindelijke verkoop aan de gebruikers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een zwaar drugsdelict. Hier houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening mee bij de strafoplegging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit dient te worden gereageerd met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Mede gelet op de eerdere veroordeling ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een proeftijd van drie jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen onderwaterscooter met als beslagkenmerk ‘ [beslagkenmerk01] ’, de zogenaamde Go Pro met als beslagkenmerk ‘ [beslagkenmerk02] ’ en de duikuitrusting met als kenmerk ‘ [beslagkenmerk03] ’ verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte omdat er geen sprake is van een strafbaar feit.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen onderwaterscooter met als beslagkenmerk ‘ [beslagkenmerk01] ’, de zogenaamde Go Pro met als beslagkenmerk ‘ [beslagkenmerk02] ’ en de duikuitrusting met als kenmerk ‘ [beslagkenmerk03] ’ zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33,33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (te weten de onderwaterscooter met als beslagkenmerk ‘ [beslagkenmerk01] ’, de Go Pro met als beslagkenmerk ‘ [beslagkenmerk02] ’ en de duikuitrusting met als kenmerk ‘ [beslagkenmerk03] ’), als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. V.D. Beenakker en L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 27 februari 2023, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 10 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- zich met een voertuig, te weten een Volkswagen Crafter (gekentekend [kenteken01] ) te
begeven naar de parkeerplaats van [bedrijf01] , gelegen op de Maasvlakte
en/of
- aldaar een (donker) duikpak aan te trekken en/of
- een duikuitrusting met trimvest, zwemvliezen en een GoPro voorhanden te
hebben en/of
- een met zwarte tape bedekte persluchtfles voorhanden te hebben, terwijl deze
persluchtfles oorspronkelijk wit van kleur was en/of
- een zwart geverfde onderwaterscooter met afgeplakte displays voorhanden te
hebben, terwijl deze onderwaterscooter oorspronkelijk oranje, rood en wit van kleur
was;
2.
hij, op of omstreeks 27 februari 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) medeverdachte [medeverdachte01] en/of onbekend gebleven personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen en/of het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een) ho
eveelhe (i)d (en) van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I.