In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, aangeduid als [eiseres01], een vordering ingesteld tegen gedaagde, aangeduid als [gedaagde01], met betrekking tot onbetaalde facturen voor werkzaamheden die zijn verricht op basis van een mondelinge overeenkomst. Eiseres heeft werkzaamheden uitgevoerd voor gedaagde, waaronder de op- en afbouw van steigers, en heeft hiervoor een uurtarief van € 40,- gehanteerd. Gedaagde heeft echter betwist dat dit tarief voor alle werkzaamheden gold en stelt dat er een lager tarief van € 35,- voor bepaalde werkzaamheden was afgesproken. Eiseres vordert een bedrag van € 15.201,02 aan hoofdsom, plus bijkomende kosten, omdat gedaagde een deel van de facturen niet heeft betaald.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2023 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat voorshands is bewezen dat partijen zijn overeengekomen dat eiseres haar werkzaamheden zou verrichten tegen het uurtarief van € 40,-. Gedaagde is toegelaten tot tegenbewijs, waarbij zij moet aantonen dat er andere afspraken zijn gemaakt over het uurtarief. De kantonrechter heeft een datum vastgesteld voor de rolzitting en de procedure verder aangehouden, waarbij gedaagde de mogelijkheid heeft om bewijs te leveren tegen de stelling van eiseres.
De zaak is van belang voor de beoordeling van mondelinge overeenkomsten en de bewijsvoering omtrent afgesproken tarieven in de context van civiel recht en verbintenissenrecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijke afspraken te maken en deze schriftelijk vast te leggen om toekomstige geschillen te voorkomen.