ECLI:NL:RBROT:2023:593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/10/648973 / KG ZA 22-1022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overlegging van bescheiden inzake een bouwproject

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Frame Vastgoed Participaties B.V. (eiseres) en verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde01], [gedaagde02], [gedaagde03], [gedaagde04] en [gedaagde05]. De eiseres vorderde de gedaagden te veroordelen tot het verstrekken van afschriften van alle bescheiden die betrekking hebben op het project 'Slaakhuys', waarover een geschil was ontstaan met de aannemer B.I.K. Bouw B.V. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Frame een spoedeisend belang heeft bij de vordering, ondanks het verstrijken van tijd sinds de afronding van het project in juli 2019. De rechter oordeelde dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat zij de gevraagde bescheiden niet onder zich hebben. De vordering van Frame jegens [gedaagde01] werd toegewezen voor een aantal specifieke bescheiden, terwijl de vorderingen jegens de andere gedaagden werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in het kader van de DNR 2011 en de noodzaak voor transparantie in bouwprojecten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/648973 / KG ZA 22-1022
Vonnis in kort geding van 30 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRAME VASTGOED PARTICIPATIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. Z.H. van Dorth tot Medler te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01],
gevestigd te Rotterdam,
2.
[gedaagde02],
wonende te Delft,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde03],
gevestigd te Breda,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde04],
gevestigd te Breda,
5.
[gedaagde05],
wonende te Teteringen,
gedaagden,
advocaat mr. M.J.S. Spanjersberg te Zoetermeer.
Partijen worden hierna afzonderlijk Frame , [gedaagde01], [gedaagde02] , [gedaagde03] , [gedaagde04] en [gedaagde05] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 6 januari 2023, met 28 producties;
  • de mondelinge behandeling op 16 januari 2023;
  • de pleitaantekeningen van Frame;
  • de conclusie van antwoord c.q. pleitnota van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Frame is een holdingmaatschappij die zich bezig houdt met het ontwikkelen van vastgoedprojecten.
2.2.
[gedaagde01] en [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ) zijn zustervennootschappen. [gedaagde02] is enig bestuurder van deze twee vennootschappen.
[bedrijf01] is met ingang van 12 december 2022 ontbonden en opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn. [gedaagde02] is de bewaarder van de boeken en bescheiden van [bedrijf01] .
2.3.
[gedaagde05] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde04] , die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van [gedaagde03] .
2.4.
Frame heeft voor het project met betrekking tot de renovatie en transformatie van het ‘Slaakhuys’ (hierna: het Project), gelegen aan het [adres01] te [plaats01] bouwbedrijf B.I.K. Bouw B.V. (hierna: BIK) ingeschakeld als aannemer. Daartoe hebben zij op
19 januari 2017 twee overeenkomsten gesloten voor de renovatie en gedeeltelijke nieuwbouw respectievelijk onderhoudswerkzaamheden aan het Slaakhuys en op 22 augustus 2018 een overeenkomst voor de wijziging naar hotel en aanvullende werkzaamheden. Frame heeft [gedaagde01] opdracht gegeven ten behoeve van het Project op te treden als directievoerder en toezichthouder namens Frame. [gedaagde01] heeft die taak feitelijk door [gedaagde05] laten uitvoeren. De bouwwerkzaamheden hebben geduurd van januari 2017 t/m juli 2019.
2.5.
[gedaagde05] heeft namens [gedaagde01] voor zijn werkzaamheden facturen gestuurd aan Frame, die alle door Frame zijn betaald. Op die facturen is steevast het volgende vermeld:
“Na het verstrijken van de betalingstermijn zal overeenkomstig DNR 2011, art. 56 lid 7 rente tegen het wettelijke percentage worden berekend”. Onderaan iedere factuur is tevens vermeld:
“Voorwaarden van BNA zijn van overeenkomstige toepassing”.
2.6.
Artikel 11 DNR 2011 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“9
De adviseur dient bij beëindiging van de opdracht die betrekking heeft op de totstandkoming van een object, de opdrachtgever in het bezit te stellen van de door hem opgestelde documenten die van belang zijn voor het beheer en gebruik van dat object.
(…)
11
De adviseur bewaart de gegevens die op de opdracht betrekking hebben en waarvan het belang, mede gelet op de aard van de opdracht en de overige omstandigheden, zulks kennelijk vordert op een door hem te bepalen wijze gedurende een periode van vijf jaren vanaf de dag, waarop de opdracht is geëindigd. Het bepaalde in artikel 16 leden 5 tot en met 7 (aansprakelijkheidsduur) is van overeenkomstige toepassing.
12
Desgevraagd stelt de adviseur, tegen vergoeding van de onkosten, duplicaten van de door hem ter zake van de opdracht bewaarde gegevens ter beschikking aan de opdrachtgever.”
2.7.
Na afloop van het Project is tussen Frame en BIK een geschil ontstaan over de verschuldigdheid en hoogte van de door BIK aan Frame in rekening gebrachte (bouwplaats)kosten en de vraag of BIK aan Frame korting moet verlenen vanwege vertraging in de opleveringsdata.
2.8.
Bij e-mail van 31 januari 2020 is [gedaagde05] c.q. [gedaagde01] door de advocaat van Frame verzocht het gehele dossier inzake het Project te verstrekken. [gedaagde05] heeft bepaalde stukken toegezonden aan de advocaat en de advocaat heeft daarover nadere vragen gesteld en om meer stukken gevraagd. Bij brief van 8 april 2020 – gericht aan [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde05] – heeft de advocaat van Frame gewezen op onzorgvuldig handelen door [gedaagde01] en [gedaagde05] . [gedaagde01] is gesommeerd bepaalde stukken alsnog aan te leveren en zich zoveel mogelijk afzijdig te houden van het geschil tussen Frame en BIK.
2.9.
Frame en BIK hebben hun geschil op 9 april 2020 voorgelegd aan een arbitraal scheidsgerecht. In de arbitrale procedure vordert Frame in conventie (kort gezegd) dat BIK wordt veroordeeld tot betaling aan Frame van € 1.780.000,- uit hoofde van korting en tot het afleggen van rekening en verantwoording over de in rekening gebrachte bouwplaatskosten. BIK vordert in reconventie (kort gezegd) te verklaren voor recht dat zij recht heeft op bouwverlenging tot en met 25 juli 2019 zodat zij geen korting aan Frame is verschuldigd, te verklaren voor recht dat zij recht heeft op vergoeding van de tijdgebonden kosten en dat Frame wordt veroordeeld tot betaling aan BIK van € 1.379.877,69 inclusief opslagen aan openstaande facturen en € 6.775,- aan buitengerechtelijke kosten. Tijdens die procedure heeft [gedaagde05] een schriftelijke verklaring (gedateerd 28 mei 2021) afgegeven over waarom de voortgang en de oplevering van de bouw steeds werden opgeschoven. Op de zitting van 21 april 2022 is [gedaagde05] verschenen aan de zijde van BIK en heeft hij ten gunste van BIK een mondelinge verklaring afgelegd.
Bij arbitraal vonnis van 22 september 2022 heeft het scheidsgerecht de vorderingen van Frame in conventie afgewezen en de vorderingen van BIK in reconventie toegewezen.
2.10.
Bij brief van 7 oktober 2021 is [gedaagde02] c.q. [gedaagde01] door de advocaat van Frame gesommeerd om op grond van artikel 11 lid 12 DNR 2011 alle correspondentie die gevoerd is tussen [gedaagde01] en BIK aangaande het Project over te leggen.
2.11.
Bij antwoordmail van 20 oktober 2021 heeft [gedaagde02] aan de advocaat van Frame medegedeeld dat artikel 11 lid 12 DNR 2011 niet voldoende titel verschaft om de gehele correspondentie aangaande het Project over te leggen en dat Frame van alle relevante correspondentie gaande het proces reeds een afschrift in cc heeft ontvangen.

3..Het geschil

3.1.
Frame vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden hoofdelijk te veroordelen, binnen zeven dagen na vonnis, aan Frame te verstrekken afschriften van alle bescheiden behorende tot het projectdossier van [gedaagde01] en [bedrijf01] aangaande het Slaakhuys, althans van de bescheiden opgesomd in alinea 75 van de dagvaarding onder de letters a) tot en met aa), op straffe van een dwangsom, hoofdelijk verschuldigd door gedaagden, van € 100.000,- ineens en te vermeerderen met een dwangsom van € 40.000,- per dag zolang voldoening na het verstrijken van voornoemde termijn uitblijft, met een maximum van € 1.500.000,-;
II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Frame, van de kosten van het geding, de kosten van de deurwaarder daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten ten bedrage van € 131,00 zonder betekening in conventie of reconventie,
€ 205,00 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met
€ 68,00 in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten en nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Gedaagden voeren aan dat Frame geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Het Project is in juli 2019 geëindigd. Frame heeft een paar keer in 2020 en eenmaal in oktober 2021 om een afschrift van bescheiden verzocht, maar heeft daarna geen actie ondernomen. In de afgelopen drie jaar heeft Frame nagelaten een procedure te beginnen, zodat niet valt in te zien wat nu het spoedeisend belang is bij haar vordering, aldus gedaagden.
4.2.
Frame stelt dat zij bewijs wenst te vergaren voor de in haar ogen bestaande toerekenbare tekortkoming van [gedaagde01] en onrechtmatig handelen door [gedaagde02] en [gedaagde05] (al dan niet via zijn vennootschappen). Dat wil zij bereiken door het verkrijgen van de door haar gevraagde bescheiden en vervolgens door het horen van [gedaagde05] en [gedaagde02] in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. Met behulp van de bescheiden zal Frame beter in staat zijn om [gedaagde05] en [gedaagde02] te bevragen, aldus Frame.
4.3.
Vaststaat dat Frame na het einde van het Project een geschil kreeg met BIK en in dat kader in april 2020 een arbitrageprocedure is gestart. Het verzoek aan [gedaagde01] in 2020 en 2021 tot het verstrekken van stukken van het bouwdossier had als doel om inzicht te verkrijgen in het bouwproces, zodat Frame dat kon gebruiken in de procedure tegen BIK. De voorzieningenrechter begrijpt dat de thans door Frame gestelde tekortkoming zijdens [gedaagde01] toen nog niet aan de orde was. Dat begon pas in beeld te komen toen BIK gedurende de arbitrageprocedure de schriftelijke verklaring van [gedaagde05] d.d. 28 mei 2021 inbracht
– niet bekend is wanneer dat is gebeurd – en [gedaagde05] op de zitting van 21 april 2022 verscheen aan de zijde van BIK. Nadat het scheidsgerecht op 22 september 2022 de vordering in conventie van Frame afwees en de vordering in reconventie van BIK toewees, is Frame zich voor het eerst gaan richten op de handelwijze en de rol die [gedaagde01] c.q. [gedaagde05] heeft gespeeld bij het Project en de arbitrageprocedure. Het doel waarvoor dezelfde stukken nu worden opgevraagd, is dus (niet al te lang geleden) gewijzigd. Dat maakt dat het argument van gedaagden, dat Frame te lang heeft stilgezeten met haar vordering om nu nog spoedeisendheid aan te nemen, niet wordt gevolgd.
4.4.
Frame wenst [gedaagde02] en [gedaagde05] op korte termijn als getuigen te horen over de achtergrond van de correspondentie die gedurende het Project tussen [gedaagde01] en BIK is gevoerd, welke afspraken [gedaagde01] (namens Frame) met BIK heeft gemaakt en wat is gecommuniceerd tussen [gedaagde05] en BIK gedurende de arbitrageprocedure. Frame vreest dat, indien zij een bodemprocedure zou moeten beginnen voor het verkrijgen van de bescheiden en pas daarna het voorlopig getuigenverhoor zou plaatsvinden, er zodanig veel tijd is verstreken dat dit afdoet aan de accuraatheid en volledigheid van de getuigenverklaringen, waardoor de bewijspositie van Frame in gevaar komt. Die vrees is, gezien het omvangrijke feitencomplex rondom het Project dat bovendien jaren geleden heeft plaatsgevonden, voldoende reëel.
4.5.
Dat rechtvaardigt de conclusie dat de vordering van Frame zodanig spoedeisend is dat van haar niet kan worden gevergd een beslissing daarover in een bodemprocedure af te wachten.
De vordering jegens [gedaagde02] c.q. [bedrijf01] , [gedaagde03] , [gedaagde04] en [gedaagde05] (hierna: de vier gedaagden)
4.6.
Vaststaat dat Frame aan [gedaagde01] de opdracht heeft gegeven om namens Frame op te treden als directievoerder en toezichthouder ten behoeve van het Project. De stelling van Frame dat zij ook ( [gedaagde02] in de hoedanigheid van de bewaarder van de boeken en bescheiden van) [bedrijf01] in rechte heeft betrokken, omdat zij niet weet welke activiteiten binnen welke vennootschap werden uitgevoerd, is niet te volgen. Uit niets blijkt dat [bedrijf01] zelfstandig een rol heeft gespeeld bij de uitvoering van het Project.
4.7.
Er is geen contractuele rechtsverhouding tussen Frame enerzijds en de vier gedaagden anderzijds. De door Frame opgevoerde primaire grondslag, zijnde de bewaar- en afgifteplicht op grond van artikel 11 leden 11 en 12 DNR 2011, kan niet slagen, nu de vier gedaagden daar jegens Frame niet aan gebonden zijn.
4.8.
Subsidiair doet Frame een beroep op de exhibitieplicht die voortvloeit uit artikel 843a Rv.
4.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat dit artikel vier cumulatieve voorwaarden verbindt aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van stukken. Deze voorwaarden luiden als volgt: 1) op het moment van instellen van de vordering moet er sprake zijn van rechtmatig belang bij inzage, 2) het moet gaan om bepaalde bescheiden, 3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorgang partij is en 4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben.
4.10.
Gedaagden voeren aan dat de documenten met betrekking tot het Project bij [gedaagde01] berusten en dat de vier gedaagden niet beschikken over de gevraagde bescheiden. Gesteld noch gebleken is dat [bedrijf01] , [gedaagde03] en [gedaagde04] werkzaamheden hebben verricht ten behoeve van het Project, zodat niet valt in te zien waarom zij stukken met betrekking tot het Project onder zich zouden hebben. [gedaagde05] en [gedaagde02] hebben verder verklaard dat zij de documenten aangaande het Project die zij hadden, hebben ingeleverd en opgeslagen in de administratie van [gedaagde01] . Gelet op het feit dat [gedaagde01] de opdrachtnemer is in deze en [gedaagde05] en [gedaagde02] hun werkzaamheden namens [gedaagde01] hebben verricht, liggen die verklaringen voor de hand. Frame heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat dat anders ligt.
4.11.
Voor wat betreft de vereiste rechtsbetrekking heeft Frame ten aanzien van [bedrijf01] , [gedaagde03] en [gedaagde04] niets gesteld.
Ten aanzien van [gedaagde05] en [gedaagde02] heeft Frame aangevoerd dat de rechtsbetrekking is gebaseerd op onrechtmatige daad. Gedaagden hebben dat echter betwist en Frame heeft het gestelde onrechtmatig handelen niet aannemelijk gemaakt. Volgens Frame heeft [gedaagde02] onrechtmatig gehandeld door [bedrijf01] te ontbinden en op die wijze te frustreren dat [bedrijf01] door Frame tot afgifte van bescheiden aangaande het Project kan worden gedwongen. Zoals eerder overwogen, is niet gebleken dat [bedrijf01] de bedoelde bescheiden onder zich heeft, zodat van een onrechtmatige daad door [gedaagde02] geen sprake is. Ten aanzien van [gedaagde05] is de onrechtmatige daad volgens Frame gelegen in het verstrekken van een verklaring aan BIK tijdens de arbitrageprocedure, waarin [gedaagde05] pertinente onwaarheden verkondigt. Nog daargelaten dat thans niet kan worden vastgesteld of die verklaring al dan niet op waarheid berust, heeft te gelden dat [gedaagde05] die verklaring heeft afgelegd uit hoofde van zijn positie als toezichthouder van het Project namens [gedaagde01] (de formele opdrachtnemer), zodat die handelwijze aan [gedaagde01] moet worden toegerekend.
4.12.
Nu onvoldoende gebleken is dat de vier gedaagden de gevraagde bescheiden onder zich hebben en een rechtsbetrekking tussen Frame enerzijds en de vier gedaagden anderzijds ontbreekt, wordt het beroep van Frame op artikel 843a Rv jegens de vier gedaagden verworpen. Daarmee ligt de vordering van Frame ten aanzien van de vier gedaagden voor afwijzing gereed.
De vordering jegens [gedaagde01]
De toepasselijkheid van de DNR 2011
4.13.
Frame stelt primair dat [gedaagde01] op grond van artikel 11 leden 11 en 12 DNR 2011 verplicht is om een afschrift van het bouwdossier inzake het Project aan Frame te verstrekken. [gedaagde01] voert daartegen aan dat Frame geen beroep kan doen op de DNR 2011, omdat die algemene voorwaarden niet tussen de twee partijen zijn afgesproken.
4.14.
Bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde01] en Frame de toepasselijkheid van de DNR 2011 zijn overeengekomen, neemt de voorzieningenrechter de maatstaven die in het algemeen gelden voor het tot stand komen van een overeenkomst, zoals neergelegd in artikel 3:33 en 3:35 BW, als uitgangspunt (vgl. HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015: 3013, rov. 3.3.3).
4.15.
Vaststaat dat [gedaagde01] en Frame geen schriftelijke overeenkomst zijn aangegaan. Frame heeft mondeling opdracht gegeven aan [gedaagde01] om ten behoeve van het Project op te treden als directievoerder en toezichthouder namens Frame. Wel heeft [gedaagde01] voor de door haar verrichte werkzaamheden facturen verzonden aan Frame, waarin steevast is verwezen naar artikel 56 lid 7 DNR 2011 over de te betalen rente en onderaan de factuur tevens is vermeld dat de voorwaarden van BNA van overeenkomstige toepassing zijn. De stelling van [gedaagde01] dat zij met de voorwaarden van BNA heeft bedoeld te wijzen op de ‘Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding opdrachtgever-architect’ (hierna: de SR-voorwaarden) wordt niet gevolgd. Uit niets blijkt dat [gedaagde01] en Frame hebben gecommuniceerd over de SR-voorwaarden. Gezien de duidelijke verwijzing op de facturen naar een artikel van de DNR 2011, mocht Frame er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde01] met de verwijzing naar de voorwaarden van BNA heeft bedoeld de voorwaarden in de DNR 2011 van toepassing te laten verklaren. Nu Frame alle facturen heeft betaald en zich op het standpunt stelt dat de DNR 2011 van toepassing is, is evident dat Frame de toepasselijkheid van de DNR 2011 heeft aanvaard. Dat [gedaagde01] die algemene voorwaarden niet aan Frame heeft verstrekt, is in dat geval niet relevant. Als de gebruiker van de algemene voorwaarden kan [gedaagde01] in redelijkheid niet tegenwerpen aan Frame dat die algemene voorwaarden toch niet zijn overeengekomen.
4.16.
Dat leidt tot de conclusie dat de voorwaarden van de DNR 2011 van toepassing zijn tussen Frame en [gedaagde01] .
Overlegging van bescheiden
4.17.
[gedaagde01] is op grond van artikel 11 lid 12 DNR 2011 verplicht om, tegen vergoeding van de onkosten, duplicaten van de door haar ter zake van de opdracht bewaarde gegevens ter beschikking te stellen aan Frame. Uit lid 11 van dat artikel vloeit voort dat [gedaagde01] alleen gehouden is die gegevens te bewaren, die op de opdracht betrekking hebben en die van belang zijn, mede gelet op de aard van de opdracht en de overige omstandigheden. Of gegevens van belang zijn, wordt mede bepaald door de algemene verplichting van de opdrachtnemer om de opdrachtgever op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht en verantwoording af te leggen aan de opdrachtgever van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten (artikel 7:403 BW).
Artikel 11 DNR 2011 bevat verschillende verplichtingen van de adviseur jegens zijn opdrachtgever. In lid 9 is de verplichting opgenomen voor de adviseur om de door hem opgestelde documenten die van belang zijn voor het beheer en gebruik van het object ter beschikking te stellen aan de opdrachtgever. Anders dan [gedaagde01] meent, is dit een op zichzelf staande verplichting en strekt dat lid er niet toe de reikwijdte van de gegevens zoals bedoeld in leden 11 en 12 in te perken.
4.18.
De vordering van Frame om [gedaagde01] te veroordelen tot het verstrekken van afschriften van
allebescheiden behorende tot het Project gaat de voormelde contractuele en wettelijke verplichting ruim te boven en kan daarom niet worden toegewezen.
4.19.
Frame heeft in randnummer 75 van de dagvaarding bepaalde bescheiden opgenoemd. Van die gevraagde bescheiden zal achtereenvolgens worden beoordeeld of [gedaagde01] contractueel gehouden is om ze over te leggen. Daarbij wordt op voorhand overwogen dat, voor zover [gedaagde01] stelt dat bepaalde stukken al eerder aan Frame zijn verstrekt of al in het bezit zijn van Frame, die stelling door Frame wordt betwist en door [gedaagde01] verder niet is onderbouwd, zodat daarvan op voorhand niet wordt uitgegaan.
a. De notulen van de 1e t/m de 12e werkbespreking.
In de verslagen van de 1e t/m de 10e bouwvergadering wordt verwezen naar de notulen van de werkbesprekingen. De notulen bevatten mededelingen met betrekking tot de voortgang van het Project en voorgevallen vertragingen. Dat de inhoud van die notulen bij de bouwvergaderingen wordt besproken en in die zin volgens [gedaagde01] bekend moet zijn bij Frame, neemt niet weg dat Frame nog steeds belang heeft bij kennisneming van de notulen van de werkbesprekingen, waarin naar verwachting specifiekere informatie is vastgelegd. Nu [gedaagde01] over die notulen beschikt, dient zij een afschrift van die notulen te verstrekken aan Frame.
De notulen van overige werkbesprekingen.
Dit betreft notulen van werkbesprekingen die op of na 8 februari 2018 hebben plaatsgevonden. Daarvan voert [gedaagde01] aan dat die notulen waarschijnlijk niet bestaan, omdat uit de verslagen van de 11e en latere bouwvergaderingen niet blijkt dat er notulen van werkbesprekingen zijn binnengekomen. Frame heeft het bestaan van die notulen ook niet aannemelijk gemaakt, zodat de vordering tot overlegging van deze bescheiden wordt afgewezen.
De notulen van de heibespreking d.d. 11 april en 15 mei 2017.
In het verslag van de 4e en 5e bouwvergadering zijn de notulen van de heibesprekingen aangemerkt als ingekomen stukken. Aannemelijk is dat die heibesprekingen inhoudelijk gaan over (het proces en de uitvoering van) het Project. [gedaagde01] beschikt over deze notulen en dient een afschrift daarvan te verstrekken aan Frame.
De e-mail van [gedaagde01] van 11 juni 2017 betreffende gemaakte afspraken op 31 mei 2017.
Deze e-mail is op de 5e bouwvergadering aangemerkt als ingekomen stuk. Uit het verslag van die bouwvergadering kan, anders dan [gedaagde01] opmerkt, niet worden opgemaakt dat de inhoud van de e-mail in het verslag is opgenomen. [gedaagde01] moet dan ook een afschrift van dit mailbericht overleggen aan Frame.
Meer- en minderwerkoverzicht van 15 december 2017.
Blijkens het verslag van de 10e bouwvergadering is het meer- en minderwerkoverzicht d.d. 15 december 2017 binnengekomen. Volgens [gedaagde01] gaat het hier om een overzicht van
13 december 2017. Wat daar ook van zij, als evident van belang zijnde, is [gedaagde01] gehouden het bedoelde overzicht te verstrekken aan Frame.
Overige meer- en minderwerkoverzichten.
Frame stelt dat ook in latere bouwvergaderingen melding wordt gemaakt van overzichten van meer- en minderwerk. Zo wordt op de 14e, 15e en 19e bouwvergadering verwezen naar een werkoverzicht van 26 april 2018, juni 2018 respectievelijk 27 november 2018. [gedaagde01] heeft erkend dat zij over andere meer- en minderwerkoverzichten beschikt dan die van
13 december 2017. Die overzichten dient zij te verstrekken aan Frame.
Meer- en minderwerkoverzichten waarnaar niet in bouwvergaderingen is verwezen.
[gedaagde01] voert aan dat zij slechts beschikt over dergelijke overzichten tot eind 2018, omdat Frame sindsdien direct met BIK handelde. Toewijzing van de vordering met betrekking tot deze gevraagde bescheiden wordt daarom beperkt tot eind 2018.
De e-mails van BIK betreffende ingediende meerwerkopgaven.
Blijkens het verslag van de 12e bouwvergadering gaat het om één mailbericht van BIK. Frame heeft er belang bij dat [gedaagde01] een afschrift van dit stuk overlegt.
i. De e-mails van BIK betreffende de voortgang van de afbouw.
Blijkens het verslag van de 13e bouwvergadering gaat het om één mailbericht van BIK.
Ook dit stuk moet worden verstrekt.
De rapportage werkbezoek van JD installatie adviseurs d.d. 26 maart 2018.
In het verslag van de 13e bouwvergadering wordt eveneens melding gemaakt van de rapportage van JD installatie adviseurs. [gedaagde01] dient deze rapportage over te leggen.
De e-mail van BIK d.d. 29 augustus 2018 betreffende de aanvullende opdracht.
In het verslag van de 17e bouwvergadering wordt verwezen naar dit mailbericht van BIK. Dit bericht moet worden verstrekt.
De concept-planning d.d. 28 augustus 2018.
Dit document wordt vermeld in het verslag van de 17e bouwvergadering. Ook indien de planning enkel diende als ‘praatstuk’, zoals [gedaagde01] stelt, heeft Frame belang bij het verkrijgen van dit stuk.
Aantekeningen en concept-notulen van de bouwvergaderingen.
[gedaagde01] voert aan dat zij niet beschikt over aantekeningen en concept-notulen van de bouwvergaderingen. Voor zover die zijn gemaakt, zijn die niet bewaard. Frame heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze stukken er zijn, zodat dit gedeelte wordt afgewezen.
Aantekeningen van [gedaagde01] van de bespreking op 28 november 2017.
Op die datum heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [gedaagde01] en Frame in Bunnik. De stelling van Frame dat [gedaagde05] (namens [gedaagde01] ) aantekeningen heeft gemaakt, die tot het projectdossier van [gedaagde01] behoren, is door [gedaagde01] onweersproken gelaten. De aantekeningen dienen daarom te worden overgelegd.
Overige bescheiden inzake de vertragingen en de doorlooptijd en planning van het bouwproject.
Deze gevraagde bescheiden zijn te onbepaald en [gedaagde01] heeft aangevoerd dat zij op dit punt niet over meer stukken beschikt. Dit gedeelte ligt voor afwijzing gereed.
Bescheiden betreffende de (deel)opleveringen.
Deze gevraagde bescheiden zijn te onbepaald en [gedaagde01] heeft aangevoerd dat zij op dit punt niet over meer stukken beschikt. Dit gedeelte ligt voor afwijzing gereed.
Bescheiden betreffende de afzonderlijke overeenkomsten met BIK.
Deze gevraagde bescheiden zijn te onbepaald en [gedaagde01] heeft aangevoerd dat zij op dit punt niet over meer stukken beschikt. Dit gedeelte ligt voor afwijzing gereed.
Bescheiden betreffende de mededeling in de e-mail van [gedaagde05] d.d. 29 april 2018.
Deze gevraagde bescheiden zijn te onbepaald. Bovendien heeft [gedaagde01] een toelichting gegeven op het mailbericht en verklaard dat die bescheiden er niet zijn. Dit gedeelte ligt voor afwijzing gereed.
Bescheiden betreffende de oplevering van het casco waarnaar wordt verwezen in de e-mail van BIK d.d. 12 juli 2018.
Frame heeft evident belang bij deze bescheiden. Nu [gedaagde01] niet heeft betwist dat die bescheiden er zijn, wordt dit gedeelte toegewezen.
Alle bouwtekeningen van het Project vervaardigd door [gedaagde01] als vermeld in het schema onder productie 28.
Frame heeft evident belang bij deze bescheiden. Nu [gedaagde01] niet heeft betwist dat die bouwtekeningen er zijn, wordt dit gedeelte toegewezen.
Bescheiden met betrekking tot de afspraak als vermeld in het meer- en minderwerkoverzicht, gemaild door BIK aan [gedaagde01] op 8 juni 2018, overgelegd onder productie 20, bij meerwerknummer 101, aangeduid met
“Akkoord RV[ [gedaagde05] ]
tijdens bespreking”, afkomstig uit de periode gedurende het Project en daarna tijdens de arbitrageprocedure.
De stelling van [gedaagde01] dat zij geen afspraken heeft gemaakt met BIK over meer- en minderwerk, rijmt niet met meerwerknummer 101 inzake de bouwplaatskosten waar vermeld staat:
“akkoord RV tijdens bespreking, kosten na bouwvak neemt BIK voor hun rekening”. Daaruit blijkt genoegzaam dat [gedaagde05] (namens [gedaagde01] ) met BIK heeft gesproken over welke partij de bouwplaatskosten voor zijn rekening neemt en wanneer. Indien daarover schriftelijk is gecorrespondeerd, is dat relevant voor Frame en dient [gedaagde01] dat te verstrekken. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat die bescheiden zien op de periode gedurende het Project. Het bestaan van bescheiden over de desbetreffende afspraak in het kader van de arbitrageprocedure ligt niet zonder meer voor de hand en voor de afgifte daarvan bestaat bovendien geen contractuele grond.
Bescheiden betreffende de schrapping van de afspraak dat BIK de bouwplaatskosten na de bouwvak in 2018 voor haar rekening neemt in het meer- en minderwerkoverzicht d.d. 25 november 2019, afkomstig uit de periode gedurende het Project en daarna tijdens de arbitrage.
[gedaagde01] heeft verklaard niet te beschikken over deze bescheiden en niet bekend te zijn met het schrappen van bouwplaatskosten. Nu Frame niet aannemelijk heeft gemaakt dat die stukken er zijn, wordt dit gedeelte afgewezen.
Bescheiden betreffende de e-mail d.d. 22 februari 2019 (productie 21) en de daarin genoemde
“tegemoetkoming in de vertragingskosten”van € 140.000,-, afkomstig uit de periode gedurende het Project en daarna tijdens de arbitrage.
[gedaagde01] heeft verklaard niet te beschikken over deze bescheiden en Frame heeft niet aannemelijk gemaakt dat die stukken er zijn, zodat dit gedeelte wordt afgewezen.
Bescheiden met betrekking tot factuur met nummer 180092 en het meer- en minderwerkoverzicht (producties 23 en 17).
[gedaagde01] betwist niet dat zij over deze bescheiden beschikt en Frame heeft er belang bij, zodat dit gedeelte wordt toegewezen.
Bescheiden met betrekking tot de hoogte van de bouwplaatskosten zelf.
[gedaagde01] betwist niet dat zij over deze bescheiden beschikt en Frame heeft er belang bij, zodat dit gedeelte wordt toegewezen.
Bescheiden, meer specifiek documenten en correspondentie met de gemeente Rotterdam betrekking hebbende op de aanvullende omgevingsvergunning, afkomstig uit de periode 24 mei 2018 t/m 27 februari 2019.
Ook dit wordt toegewezen. [gedaagde01] betwist niet dat zij over deze bescheiden beschikt en Frame heeft, onweersproken gelaten, gesteld dat [gedaagde01] samen met [naam01] (architect) betrokken was bij de vergunningsaanvraag.
a. Bescheiden betreffende de verklaring van [gedaagde05] d.d. 28 mei 2021, zijn aanwezigheid bij de zitting van 21 april 2022 en overige betrokkenheid van [gedaagde05] bij de arbitrage, gewisseld tussen [gedaagde01] en/of [gedaagde05] enerzijds en BIK anderzijds.
Deze informatie behoort niet tot het bouwdossier. Een contractuele grondslag ontbreekt dan ook. Voor toewijzing op grond van artikel 843a Rv is evenmin plaats. Daarvoor zijn de gevraagde bescheiden te onbepaald en neigt het naar een fishing expedition.
4.20.
Ter zitting is aan de orde gekomen dat [gedaagde01] circa 15.000 mails op haar server heeft bewaard in het bouwdossier van het Project. [gedaagde01] heeft aangevoerd dat Frame het overgrote deel van die mails al in haar bezit heeft en het overige gedeelte uit interne correspondentie bestaat die voor Frame niet van belang is. Bij die stand van zaken komt het verstrekken van alle mailberichten de voorzieningenrechter voor als een fishing expedition en wordt de vordering, voor zover dat ziet op verstrekking van alle 15.000 mailberichten in het algemeen, afgewezen.
4.21.
De kosten van verstrekking van de bescheiden komen, op de voet van artikel 11 lid 12 DNR 2011, voor rekening van Frame.
4.22.
Gelet op de hoeveelheid aan gevraagde bescheiden, waarbij van een deel niet geheel zeker is of die bestaan, valt niet uit te sluiten dat er stukken zijn die [gedaagde01] uiteindelijk niet kan aanleveren. Bovendien heeft [gedaagde02] ter zitting toegezegd dat hij zal voldoen aan hetgeen hij c.q. [gedaagde01] wordt veroordeeld. Onder die omstandigheden ziet de voorzieningenrechter vooralsnog onvoldoende grond om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling.
Proceskosten
4.23.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, worden de proceskosten gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om, binnen drie weken na de uitspraak van dit vonnis, afschriften van de volgende bescheiden aan Frame te verstrekken:
de notulen van de 1e t/m de 12e werkbespreking;
de notulen van de heibespreking d.d. 11 april en 15 mei 2017;
de e-mail van [gedaagde01] van 11 juni 2017 betreffende gemaakte afspraken op 31 mei 2017;
het meer- en minderwerkoverzicht van 15 december 2017;
overige meer- en minderwerkoverzichten;
meer- en minderwerkoverzichten tot eind 2018, waarnaar niet in bouwvergaderingen is verwezen;
de e-mail van BIK betreffende ingediende meerwerkopgaven;
de e-mail van BIK betreffende de voortgang van de afbouw;
de rapportage werkbezoek van JD installatie adviseurs d.d. 26 maart 2018;
de e-mail van BIK d.d. 29 augustus 2018 betreffende de aanvullende opdracht;
de concept-planning d.d. 28 augustus 2018;
aantekeningen van [gedaagde01] van de bespreking op 28 november 2017;
bescheiden betreffende de oplevering van het casco waarnaar wordt verwezen in de e-mail van BIK d.d. 12 juli 2018;
alle bouwtekeningen van het Project vervaardigd door [gedaagde01] als vermeld in het schema onder productie 28;
bescheiden met betrekking tot de afspraak als vermeld in het meer- en minderwerkoverzicht, gemaild door BIK aan [gedaagde01] op 8 juni 2018, overgelegd onder productie 20, bij meerwerknummer 101, aangeduid met
“Akkoord RV[ [gedaagde05] ]
tijdens bespreking”;
bescheiden met betrekking tot factuur met nummer 180092 en het meer- en minderwerkoverzicht (producties 23 en 17);
bescheiden met betrekking tot de hoogte van de bouwplaatskosten zelf;
bescheiden, meer specifiek documenten en correspondentie met de gemeente Rotterdam betrekking hebbende op de aanvullende omgevingsvergunning, afkomstig uit de periode 24 mei 2018 t/m 27 februari 2019.
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.
2091 / 676