ECLI:NL:RBROT:2023:5927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10499682 VV EXPL 23-221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming in kort geding met verstek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01] c.s. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D.A. Evertsz, vorderde ontruiming van een huurwoning vanwege huurachterstand en overlast veroorzaakt door [gedaagde02]. De gedaagden zijn niet verschenen op de zitting van 1 juni 2023, waardoor verstek werd verleend. De eiser stelde dat de huurachterstand inmiddels was opgelopen tot € 4.017,89 en dat [gedaagde01] c.s. sinds december 2022 geen huur meer had betaald. Daarnaast werd er overlast gemeld door [gedaagde02]. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van de eiser en dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen na het vonnis. De gevorderde dwangsom en buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, maar de gedaagden werden wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10499682 VV EXPL 23-221
datum uitspraak: 15 juni 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01]
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. D.A. Evertsz,
tegen:

1..[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats02] ,
2.
[gedaagde02] ,
wonende te [woonplaats03] ,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ‘ [gedaagde01] c.s.’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 24 mei 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 1 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was aanwezig mr. D.A. Evertsz. [gedaagde01] c.s. is niet verschenen.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] c.s. huurt een woning van [eiser01] aan [adres01] ( [postcode01] ) in [plaats01] . De huur is nu € 801,39 per maand. [gedaagde01] c.s. moet de huur elke maand vooraf betalen.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] c.s. te veroordelen om het gehuurde te ontruimen op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 750,-;
  • [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen € 3.216,50,- ten aanzien van de huurachterstand tot juni 2023;
  • [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen € 801,39 per maand vanaf juni 2023 tot en met de datum van ontruiming, een ingegane maand voor een volle maand gerekend;
  • [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen € 540,45 ten aanzien van buitengerechtelijke incassokosten;
  • [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] c.s. heeft een huurachterstand laten ontstaan. Daarnaast veroorzaakt [gedaagde02] overlast in het gehuurde. Deze tekortkomingen rechtvaardigen ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde01] c.s. is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser01] heeft de betekende dagvaarding overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde01] c.s. correct is opgeroepen voor de zitting van 1 juni 2023. Nu ook de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zal verstek worden verleend tegen [gedaagde01] c.s.
4.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] c.s. als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.3.
Voldoende is gebleken dat [eiser01] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
4.4.
Bij gebreke aan een verweer daartegen, moet in rechte worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser01] . Dit betekent dat wordt vastgesteld dat de huurprijs € 801,39 bedraagt en de huurachterstand € 4.017,89 (berekend tot en met juni 2023) bedraagt. Het gevorderde bedrag van € 4.017,89 aan achterstallige huurtermijnen tot en met juni 2023 zal worden toegewezen.
4.5.
De huurachterstand komt neer op een achterstand van 5 maanden. [gedaagde01] c.s. betaalt sinds december 2022 geen huur meer. Bij e-mail van 10 mei 2023 heeft [eiser01] de huurachterstand bij Stroomopwaarts gemeld. Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Daarnaast heeft [eiser01] onbetwist gesteld dat [gedaagde02] overlast veroorzaakt in het gehuurde (geluidsoverlast en onbehoorlijk gedrag richting de onderbuurvrouw). De vordering tot ontruiming komt de kantonrechter gelet op het voorgaande niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op 14 dagen na dit vonnis.
4.6.
De door [eiser01] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming heeft [eiser01] reeds een titel om zelf, via reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan en niet onderbouwd is op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is.
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. [eiser01] heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat hij een zogenoemde ‘veertiendagen-brief’ aan [gedaagde01] c.s. heeft gestuurd.
4.8.
[gedaagde01] c.s. krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 130,57 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 903,57.
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk om aan [eiser01] te betalen € 4.017,89;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] c.s. bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser01] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk aan [eiser01] te betalen € 801,39 met ingang van de maand juli 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 903,57;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
47636