In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2023, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en Aeterno Rail Services B.V. [eiser01] vordert betaling van € 3.476,28 van Aeterno, bestaande uit een hoofdsom van € 3.046,62 en buitengerechtelijke kosten van € 429,66, wegens werkzaamheden die hij heeft verricht als machinist voor Aeterno. Aeterno betwist de reiskosten en voert verweer op basis van een vermeende tekortkoming van [eiser01] in de nakoming van de overeenkomst, omdat hij de overeenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn zou hebben opgezegd.
Aeterno vordert in reconventie een schadevergoeding van € 8.479,38 en andere kosten, omdat [eiser01] de overeenkomst zou hebben opgezegd zonder de afgesproken opzegtermijn van drie maanden in acht te nemen. De kantonrechter oordeelt dat [eiser01] tekort is geschoten in zijn verplichtingen, omdat hij de overeenkomst feitelijk heeft opgezegd door zich niet meer beschikbaar te stellen voor de werkzaamheden. De kantonrechter schat de schade van Aeterno op € 3.000,-, die kan worden verrekend met de vordering van [eiser01].
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser01] af en veroordeelt [verweerder01] om aan Aeterno te betalen € 546,62, met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.