ECLI:NL:RBROT:2023:5924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10311627 CV EXPL 23-3572
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens gebrek aan hoofdverblijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Waterweg Wonen en [gedaagde01]. Waterweg Wonen, eiseres, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist, omdat [gedaagde01] haar hoofdverblijf niet in het gehuurde had. De procedure begon met een dagvaarding op 30 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 mei 2023. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat [gedaagde01] een huurachterstand had van € 2.167,27 en dat zij niet in de woning verbleef, wat in strijd was met de huurovereenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] haar hoofdverblijf niet in het gehuurde had, ondanks dat zij op het adres ingeschreven stond. Waterweg Wonen heeft bewijs geleverd van haar stelling door middel van getuigenverklaringen en foto’s die aantonen dat de woning onbewoond leek. De rechter oordeelde dat de tekortkomingen van [gedaagde01] in combinatie met de huurachterstand voldoende grond vormden voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.

De rechter heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen na het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Waterweg Wonen direct kan overgaan tot ontruiming indien nodig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10311627 CV EXPL 23-3572
datum uitspraak: 30 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Waterweg Wonen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F. Uzumcu.
De partijen worden hierna ‘Waterweg Wonen’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 12 mei 2023 van Waterweg Wonen met vermeerdering van eis en bijlagen
1.2.
Op 24 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken.
Daarbij waren aanwezig:
  • [naam01] (consulent beheer Waterweg Wonen), [naam02] (consulent Waterweg Wonen) met mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon,
  • [gedaagde01] en mr. F. Uzumcu.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt sinds 21 december 2020 van Waterweg Wonen de woning aan de [adres01] in [plaats01] (hierna: het gehuurde). Het gehuurde is een sociale huurwoning. [gedaagde01] staat op het adres van het gehuurde ingeschreven. Uit artikel 6.5 van de op de huurovereenkomst toepasselijk verklaarde algemene voorwaarden volgt dat [gedaagde01] haar hoofdverblijf in het gehuurde moet hebben.

3..Het geschil

3.1.
Waterweg Wonen eist - na vermeerdering van eis - samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.167,27 en de lopende huur vanaf 1 juni 2023;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Waterweg Wonen baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft haar hoofdverblijf niet in het gehuurde. Dat is een schending van artikel 6.5 van de algemene huurvoorwaarden, waarin staat dat [gedaagde01] de huurwoning gedurende de gehele huurperiode moet bewonen en dat zij haar hoofdverblijf in de woning moet hebben. Daarnaast heeft [gedaagde01] een huurachterstand laten ontstaan van meer dan drie maanden.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert verweer. Daarop zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

4..De beoordeling

dagvaarding niet nietig
4.1.
Het exploot van de dagvaarding moet op grond van artikel 45 Rv de voornamen van de eisende partij vermelden. De dagvaarding vermeldt de initialen van [gedaagde01] , maar niet haar volledige voornamen. Op grond van artikel 66 Rv leidt de niet naleving van artikel 45 slechts tot nietigheid voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd door het gebrek onredelijk is benadeeld. Gesteld noch gebleken is dat dit laatste het geval is. Dat betekent dat de dagvaarding niet nietig is.
huurachterstand
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 2.167,27 was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand mei 2023. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Waterweg Wonen te betalen.
geen hoofverblijf
4.3.
Volgens de algemene huurvoorwaarden wordt onder hoofdverblijf verstaan dat het leven van de huurder zich hoofdzakelijk in en vanuit het gehuurde afspeelt.
4.4.
Waterweg Wonen stelt dat [gedaagde01] niet haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Zij voert ter onderbouwing van haar stelling het volgende aan. Waterweg Wonen is op 14 en 23 december 2022 onaangekondigd langs de woning van [gedaagde01] gegaan. [gedaagde01] was niet thuis. Waterweg Wonen heeft foto’s gemaakt van dit bezoek (overgelegd als productie 3 en 6 bij dagvaarding). Daaruit blijkt dat de woning niet is gestoffeerd en ook niet is gemeubileerd. De woning ziet er onbewoond uit. Op 23 december 2022 heeft Waterweg Wonen een buurtonderzoek uitgevoerd. De drie omwonenden verklaren dat zij geen idee hebben wie er woont op het adres aan de [adres01] . Ze hebben [gedaagde01] nog nooit in of bij de huurwoning gezien. Die situatie is, volgens de omwonenden, al 2 jaar zo (sinds de aanvang van de huurovereenkomst). Waterweg Wonen heeft [gedaagde01] bij brief van 23 december 2022 verzocht de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. Daarop heeft [gedaagde01] laten weten dat de woning inmiddels is gemeubileerd en gestoffeerd. Op 28 december 2022 gaat [naam01] van Waterweg Wonen langs bij de woning. Hij constateert dat de huurwoning is voorzien van vloerbedekking, gordijnen en wat meubilair, maar persoonlijke spullen van [gedaagde01] ontbreken. Ook wordt op die dag de standen van gas, water en elektra opgenomen en deze worden vergeleken met de beginstanden. Daaruit blijkt dat de standen uitzonderlijk laag zijn in vergelijking met het gemiddeld jaarverbruik volgens het Nibud. Op 14 februari 2023, 4 april 2023 en op 17 april 2023 is Waterweg Wonen nogmaals langs gegaan bij de woning van [gedaagde01] . [gedaagde01] was niet thuis. Persoonlijke spullen van [gedaagde01] ontbraken nog steeds. Op 4 april en 17 april 2023 waren wel twee mannen aanwezig in de woning.
4.5.
[gedaagde01] heeft het voorgaande niet danwel onvoldoende betwist. Zij verklaart dat zij in de basisregistratie staat ingeschreven op het huuradres. Dat [gedaagde01] in de basisregistratie staat ingeschreven op het huuradres maakt niet dat zij daar ook haar hoofdverblijf heeft. Daarnaast heeft zij foto’s in het geding gebracht. Daaruit blijkt dat op 25 januari 2022 medicatie is uitgegeven aan [gedaagde01] . Op het etiket van de medicatie staat het adres van het gehuurde vermeld. Uit het etiket van de medicatie kan evenmin worden afgeleid dat [gedaagde01] haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat [gedaagde01] haar hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft. Aannemelijk is dat dit sinds de aanvang van de huurovereenkomst het geval is. Het niet hebben van het hoofdverblijf is in strijd met artikel 6.5 van de algemene huurvoorwaarden. De betreffende woning is een gewilde sociale huurwoning die Waterweg Wonen graag wil verhuren aan een woningzoekende met een smalle beurs, die de woning wel daadwerkelijk zal bewonen.
4.7.
De hiervoor genoemde afzonderlijke tekortkoming, maar zeker in samenhang bezien met de ontstane huurachterstand, rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op de gebruikelijke termijn van 14 dagen na het vonnis.
doorbetaling huur
4.8.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.9.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Waterweg Wonen tot vandaag vast op € 130,75 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 597,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 199,-). Dit is totaal € 855,75.
uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Waterweg Wonen te betalen € 2.167,27 aan huurachterstand berekend tot en met de maand mei 2023;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Waterweg Wonen te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Waterweg Wonen te betalen € 622,89 met ingang van de maand juni 2023 tot en met de datum waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Waterweg Wonen tot vandaag worden vastgesteld op € 855,75;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
47636