In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Waterweg Wonen en [gedaagde01]. Waterweg Wonen, eiseres, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist, omdat [gedaagde01] haar hoofdverblijf niet in het gehuurde had. De procedure begon met een dagvaarding op 30 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 mei 2023. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat [gedaagde01] een huurachterstand had van € 2.167,27 en dat zij niet in de woning verbleef, wat in strijd was met de huurovereenkomst.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] haar hoofdverblijf niet in het gehuurde had, ondanks dat zij op het adres ingeschreven stond. Waterweg Wonen heeft bewijs geleverd van haar stelling door middel van getuigenverklaringen en foto’s die aantonen dat de woning onbewoond leek. De rechter oordeelde dat de tekortkomingen van [gedaagde01] in combinatie met de huurachterstand voldoende grond vormden voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
De rechter heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen na het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Waterweg Wonen direct kan overgaan tot ontruiming indien nodig.