ECLI:NL:RBROT:2023:5918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10020213 CV EXPL 22-22884
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling in loonschaal met terugwerkende kracht; gerechtvaardigd vertrouwen van werknemers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben meerdere eisers, werknemers van AVR-Afvalverwerking B.V., een rechtszaak aangespannen om te eisen dat hun functie van wachtchef met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 wordt ingedeeld in loonschaal K. De eisers, vertegenwoordigd door mr. K. ten Broek, stellen dat AVR hen eerder heeft toegezegd dat een eventuele hogere inschaling met terugwerkende kracht zou worden doorgevoerd. De zaak is behandeld op 18 januari 2023, waarbij de kantonrechter de relevante feiten en correspondentie tussen de partijen heeft overwogen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de functie van wachtchef in 2018 door een extern adviseur is gewogen, wat heeft geleid tot indeling in loonschaal K. De eisers hebben betoogd dat AVR hen in eerdere correspondentie heeft verzekerd dat, indien de functieweging zou resulteren in een hogere loonschaal, deze met terugwerkende kracht zou worden toegepast. AVR heeft echter betwist dat deze toezegging van toepassing is op de huidige situatie, en stelt dat de weging in 2018 niet het profiel van 2016 betreft.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisers gerechtvaardigd op de toezegging van AVR mochten vertrouwen en dat de indeling in loonschaal K met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 moet worden toegepast. De rechtbank heeft AVR veroordeeld tot betaling van het salarisverschil tussen loonschaal J en K, evenals wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook aan de zijde van de eisers toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10020213 CV EXPL 22-22884
datum uitspraak: 31 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser01] ,

wonende te [woonplaats01] ,

2. [eiser02] ,

wonende te [woonplaats02] ,

3. [eiser03] ,

wonende te [woonplaats03] ,

4. [eiser04] ,

wonende te [woonplaats04] ,

5. [eiser05] ,

wonende te [woonplaats05] ,

6. [eiser06] ,

wonende te [woonplaats06] ,
eisers,
gemachtigde: mr. K. ten Broek.
tegen:
AVR-Afvalverwerking B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. N. Mauer.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] c.s. ’ en ‘AVR’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 juli 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van [eiser01] c.s. , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser01] c.s. ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van AVR.
1.2.
Op 18 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] , [eiser02] , [eiser03] , [eiser05] , [eiser06] met mr. K. ten Broek en namens AVR, [naam01] (projectleider functiewaardering), [naam02] (General Counsel AVR), [naam03] ( [bedrijf01] ) met mr. drs. N. Mauer en mr. V. Kuppers (kantoorgenoot).

2..De feiten

2.1.
[eiser01] c.s. is in dienst of in dienst geweest van AVR op de productieafdeling in de
functie van wachtchef. Op de arbeidsovereenkomst was tot 1 januari 2018 de cao Afval & Milieu van toepassing en met ingang van 1 januari 2018 de cao Grondstoffen, Energie en Omgeving.
2.2.
AVR heeft [eiser01] c.s. per brief van 26 november 2015 op de hoogte gesteld van een organisatiewijziging binnen de afdeling productie. Die wijziging heeft gevolgen voor de functie van wachtchef. In de brief van 26 november 2015 staat voor zover van belang:
“(…)
De grootste verandering voor u betekent dat u vanaf 1 november 2015 twee hoofoperators gaat aansturen, met daaronder de ploegen EfW en Wt/BEC. Als wachtchef wordt u verantwoordelijk voor het aansturen van “Ploeg 2”. Uw arbeidsvoorwaarden in het kader van deze wijzigingen blijven ongewijzigd, aangezien de functie van Wachtchef in de nieuwe organisatie indicatief in dezelfde loonschaal is ingeschaald.
We voorzien dat de functiebeschrijvingen van de functies Wachtchef, Hoofdoperator en Energy -desk Supervisor een aanpassing dan wel een volledige nieuwe omschrijving nodig hebben. We hebben er voor gekozen om allereerst 1 november 2015 te starten met de nieuwe opzet en op basis van het (voortschrijdend) inzicht dat we daarmee op doen, de functiebeschrijvingen naar de realiteit aan te passen. Onze planning is de functiebeschrijving uiterlijk eind kwartaal/medio kwartaal 2 van het jaar 2016 definitief te maken. Eventuele relevante aanpassingen worden dan met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 doorgevoerd.
(…)”
2.3.
[eiser01] heeft op 24 januari 2018 een brief gestuurd aan [naam04] ,
(Manager HR bij AVR), waarin navraag is gedaan naar het functieprofiel en de inschaling.
“(…)
Bij de samenvoeging EFW en WT/BEC dd 01-11-2015 hebben de wachtchefs namens u een schrijven ontvangen waarin gesteld wordt dat de inhoud van de wachtchef functie opnieuw gewogen zal worden en een gewijzigd functieprofiel krijgen. Dit zou uiterlijk Q2 2016 gerealiseerd zijn. Dit gewijzigde functieprofiel staat nu vanaf eind 2017 op intranet maar nog zonder weging en inschaling. U schrijft ook dat mocht de uiteindelijke weging en inschaling leiden tot een hogere salaris schaal dit met terugwerkende kracht verrekend zal worden.
(…)”
2.4.
Per brief daterend 9 februari 2018, die aan [eiser01] c.s. is verzonden op 23 mei 2018, wordt door AVR aan [eiser01] c.s. toegelicht waarom er nog geen weging heeft plaatsgevonden. Verder staat er in de brief voor zover van belang:
“(…)
Verwachting van een hogere loonschaal
In jullie brief maken jullie melding over jullie visie over een hogere schaalindeling, gezien de wijziging in jullie functie. Daarnaast vragen jullie ook of wij jullie zienswijze delen. Op dit moment kunnen wij daar helaas nog geen concreet én/of definitief antwoord op geven, omdat uitsluitsel via een officiële en onafhankelijke functieweging moet plaatsvinden.
Alhoewel het sectorsysteem zijn intrede niet zal doen, leek het ons handig om jullie te informeren over de uitkomst van de testweging die in februari 2017 heeft plaatsgevonden. Deze weging heeft plaatsgevonden om te bezien of het systeem - zoals het ontwerp toentertijd stond - correct en/of volledig was. Bij deze testdag zijn meer dan 20 AVR functies gewogen en waren een aantal afgevaardigden van de OR aanwezig, waaronder een wachtchef vanuit Duiven. Jullie functieprofiel is toen beoordeeld zoals deze momenteel op intranet gepubliceerd staat, waarbij de nuances van de functie (zoals benoemd in jullie brief, ploeg grootte, investeringsbudget en doorzet) zijn meegenomen als resultaatgebieden. Hier kwam loonschaal J naar voren (idem als de huidige loonschaal).
Zoals hiervoor reeds gezegd, AVR heeft er voor gekozen om externe experts onze functieweging te laten uitvoeren. De ORBA systematiek zal voor iedere functie binnen AVR worden toegepast. Hoewel de puntentelling iets anders werkt, leert ervaring ons dat er vaak maar kleine inschalingsverschillen voortkomen tussen verschillende systemen. Desondanks heeft het ons wel een idee gegeven dat jullie functie mogelijkerwijs correct is ingeschaald. Mocht er desondanks een andere loonschaal uit de ORBA functieweging systematiek komen, dan blijft de afspraak in stand dat deze met terugwerkende kracht wordt doorgevoerd naar het moment van jullie functie aanpassing.
(…)”
2.5.
Op 29 oktober 2018 is de functie van wachtchef gewogen door een extern adviseur ([bedrijf01] ). De weging heeft op 3 september 2019 geleid tot indeling van de functie wachtchef in loonschaal K.
2.6.
Per brief van 23 december 2019 bericht AVR [eiser01] c.s. voor zover van belang als volgt:
“(…)
In september jl. heeft [bedrijf01] de functie van “Wachtchef 2.0” in het bijzijn van een aantal wachtchefs gewogen, met het oog op een juiste schaalindeling van deze functie binnen de cao.
(…)
Weging “Wachtchef 2.0”
[bedrijf01] is de externe onafhankelijke partner van AVR die de functieweging van al haar bovencao functies heeft verzorgd. Tegelijkertijd heeft zij een aantal kritische cao functies mee genomen om te wegen, waaronder de wachtchef.
De functie van wachtchef is allereerst begin 2019 gewogen en is toentertijd uitgekomen in
loonschaal J (de huidige loonschaal). Tegelijkertijd was het management van AVR zich ervan bewust dat er een traject gaande was die van invloed zou kunnen zijn op de scope (en daarmee de weging en inschaling) van deze functie; het “Rozenburg 2.0” verbetertraject.
Dientengevolge is er in september jl., in het bijzijn van een aantal wachtchefs, nogmaals naar de weging van deze functie gekeken. Duidelijk is geworden dat, wanneer de realisatie van Rozenburg 2.0 effectueert, de functie een zwaardere scope heeft en derhalve een hogere inschaling gerechtvaardigd is. De functie “Wachtchef 2.0” is in loonschaal K gewogen.
(…)
Dit maakt dat wij de inschaling van de functie "wachtchef 2.0" per 1 januari 2020 aanpassen naar loonschaal K.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] c.s. eist samengevat:
  • voor recht te verklaren dat de functie wachtchef met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 is ingedeeld in loonschaal K;
  • AVR te veroordelen tot betaling aan [eiser01] c.s. van het salaris ter hoogte van het verschil tussen loonschaal J en loonschaal K vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze eindigt, waarbij dit salaris tot 1 januari 2020 de volgende bedragen betreft:
voor [eiser01] : € 33.471,- bruto;
voor [eiser02] : € 32.056,- bruto;
voor [eiser03] : € 32.056,- bruto;
voor [eiser04] : € 29.446,- bruto;
voor [eiser05] : € 24.076,- bruto;
voor [eiser06] : € 15.061,- bruto.
  • AVR te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en de wettelijke verhoging;
  • AVR te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 800,-;
  • AVR te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] c.s. baseert de eis op het volgende. In oktober 2018 heeft de weging van de functie van [eiser01] c.s. plaatsgevonden. Dit heeft op 3 september 2019 geleid tot indeling van de functie wachtchef in schaal K. AVR heeft toegezegd dat een wijziging in loonschaal met terugwerkende kracht - vanaf 1 januari 2016 - zou worden doorgevoerd. Dit volgt uit de brieven van AVR aan [eiser01] c.s. van 26 november 2015 en 9 februari 2018. [eiser01] c.s. heeft daarom recht op indeling in loonschaal K vanaf 1 januari 2016.
3.3.
AVR is het niet eens met de eis en voert verweer. AVR voert aan dat er in 2018 een ander profiel is gewogen. Dit betrof niet het in 2016 gewijzigde profiel. Het profiel van 2016 is onofficieel (op een testdag van het functiewaarderingssysteem) gewogen en daar kwam schaal J uit (geen wijziging). De weging die in 2018 heeft plaatsgevonden is uitgevoerd met inachtneming van het nieuwe toekomstige takenpakket van de wachtchefs per 1 januari 2020. Oftewel, de functie ‘Wachtchef 2.0’ is op deze datum gewogen. Daartoe zijn andere taken meegenomen in de weging dan zoals op dat moment werden uitgevoerd door de wachtchefs. De toezegging over de terugwerkende kracht is dus niet van toepassing, aldus AVR.

4..De beoordeling

4.1.
In de toepasselijke cao is een functieprofiel opgenomen voor de functie van wachtchef. Daarin is de functie ingedeeld in loonschaal J. De cao bevat de mogelijkheid om de functie van wachtchef in een hogere loonschaal in te delen.
bevoegdheid
4.2.
AVR stelt dat de kantonrechter niet bevoegd is. [eiser01] c.s. had de kwestie aan de beroepscommissie moeten voorleggen. Dat is niet juist. In de cao staat namelijk dat het geschil ook direct aan de rechter kan worden voorgelegd.
juridisch kader
4.3.
Het gaat hier om de vraag of AVR een toezegging heeft gedaan waaraan [eiser01] c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen ontlenen dat een eventuele hogere inschaling van zijn functie met terugwerkende kracht (vanaf 2016) wordt toegepast. De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval. De volgende omstandigheden acht de kantonrechter daarvoor relevant.
toezegging AVR en gerechtvaardigd vertrouwen [eiser01] c.s.
4.4.
AVR heeft per brief van 26 november 2015 laten weten dat de functiebeschrijving van wachtchef een nieuwe omschrijving nodig had. De functie van [eiser01] c.s. wordt indicatief in schaal J ingedeeld (de dan geldende schaal) maar een eventuele wijziging zou met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 worden doorgevoerd. De functiebeschrijving zou het eind van het 2e kwartaal van 2016 gereed zijn, maar dat is niet gelukt. Op 23 mei 2018 heeft [eiser01] c.s. schriftelijk uitleg gekregen waarom de weging nog niet heeft plaatsgevonden. In die brief staat dat het nieuwe profiel op intranet wordt geplaatst, zodat hier door [eiser01] c.s. op kon worden gereageerd. Aan [eiser01] c.s. wordt bevestigd dat indien een andere loonschaal uit de functieweging komt dan schaal J de “
afspraak in stand blijft” dat deze loonschaal met terugwerkende kracht wordt doorgevoerd. In de periode van juli tot en met oktober 2018 is door [eiser01] c.s. gereageerd op het profiel. Ditzelfde profiel is door AVR aan [bedrijf01] voorgelegd. [bedrijf01] heeft dit profiel op 29 oktober 2018 gewogen. Op basis van die weging is de functie door [bedrijf01] op 3 september 2019 ingedeeld in schaal K (productie 6 en 7 CvA).
4.5.
Voor zover al juist is dat in 2018 een toekomstig profiel is gewogen - zoals AVR aanvoert - dan neemt dat niet weg dat aan [eiser01] c.s. op 23 mei 2018 nog is toegezegd dat ingeval er een weging plaatsvindt waaruit een hogere loonschaal komt, die loonschaal met terugwerkende kracht wordt toegepast. AVR heeft op geen enkel moment aan [eiser01] c.s. duidelijk gemaakt dat zij een toekomstig profiel liet toetsen en [eiser01] c.s. geen aanspraak meer kon maken op de afspraak met terugwerkende kracht. [eiser01] c.s. mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat, nu uit de weging schaal K kwam, deze loonschaal met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 zou worden toegepast.
geen verjaring en geen schending van de klachtplicht
4.6.
Op loonvorderingen is artikel 3:307 BW van toepassing. Dat artikel bepaalt dat een vordering in principe verjaart ‘door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Het loon is opeisbaar geworden op het moment dat de functie van wachtchef werd ingedeeld in loonschaal K. Dat is gebeurd op 3 september 2019. [eiser01] c.s. heeft de vordering dus tijdig ingesteld.
4.7.
Artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. Eind december 2019 kreeg [eiser01] c.s. te horen dat AVR het verschil in salaris niet met terugwerkende kracht wil betalen. [eiser01] c.s. heeft daartegen tijdig, namelijk op 5 februari 2020, geprotesteerd.
niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
4.8.
AVR acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien de functie van wachtchef met terugwerkende kracht (per 1 januari 2016) wordt ingedeeld in schaal K. Het enkele feit dat AVR dan met een salarisclaim van [eiser01] c.s. wordt geconfronteerd en daarop niet heeft kunnen anticiperen, is onvoldoende om te concluderen dat de indeling met terugwerkende kracht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
conclusie
4.9.
De conclusie is dat [eiser01] c.s. per 1 januari 2016 had moeten worden ingedeeld in schaal K. Dit leidt ertoe dat [eiser01] c.s. recht heeft op het verschil in salaris tussen loonschaal J en K over de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 januari 2020. De door [eiser01] c.s. genoemde bedragen zijn door AVR inhoudelijk niet betwist. Dit betekent dat AVR de volgende bedragen moet betalen:
  • aan [eiser01] : € 33.471,- bruto;
  • aan [eiser02] : € 32.056,- bruto;
  • aan [eiser03] : € 32.056,- bruto;
  • aan [eiser04] : € 29.446,- bruto;
  • aan [eiser05] : € 24.076,- bruto;
  • aan [eiser06] : € 15.061,- bruto.
De gevraagde verklaring van recht wordt afgewezen, omdat [eiser01] c.s. hier gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen belang meer bij heeft. De vordering tot betaling van het verschil in salaris na 1 januari 2020 word afgewezen. [eiser01] c.s. heeft daar geen belang bij, omdat hij vanaf dat moment wordt uitbetaald volgens schaal K.
wettelijke rente
4.10.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. [eiser01] c.s. heeft niet gesteld dat AVR vanaf een eerder moment in verzuim is.
geen wettelijke verhoging
4.11.
Als te laat wordt betaald, heeft een werknemer in principe recht op een wettelijke verhoging die maximaal 50% is. De verhoging is niet bedoeld als schadevergoeding, maar als prikkel voor de werkgever om het loon op tijd te betalen (HR 5 januari 1979,
NJ1979/207(
Swaen/Van Hees). Het gaat om een principiële discussie tussen werknemer en werkgever over verwachtingen die al dan niet door de werkgever zijn gewekt. De kantonrechter vindt het redelijk om de wettelijke verhoging in dit geval te matigen tot nihil, dat wil zeggen dat geen wettelijke verhoging wordt toegekend.
buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
proceskosten
4.13.
AVR krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] c.s. tot vandaag vast op € 130,99 aan dagvaardingskosten, € 693,- aan griffierecht en € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 529,-). Dit is totaal € 1.881,99.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt AVR om:
- aan [eiser01] te betalen € 33.471,- bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
- aan [eiser02] te betalen € 32.056,- bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
- aan [eiser03] te betalen € 32.056,- bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
- aan [eiser04] te betalen € 29.446,- bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
- aan [eiser05] te betalen € 24.076,- bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
- aan [eiser06] te betalen € 15.061,- bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt AVR om aan [eiser01] c.s. te betalen € 800,- ten aanzien van buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt AVR om aan [eiser01] c.s. te betalen € 1.881,99 ten aanzien van de proceskosten;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
47636