ECLI:NL:RBROT:2023:5917

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10/314417-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk verkeersongeval

Op 1 december 2022 vond er in Dordrecht een ernstig verkeersongeval plaats waarbij een 60-jarige fietser om het leven kwam. De verdachte, geboren in 1990, reed met zijn Peugeot met een snelheid van circa 91 km/u, bijna twee keer de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u. Hij had eerder een Mercedes ingehaald via de busbaan, wat als een gevaarlijke inhaalmanoeuvre werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat leidde tot de fatale aanrijding met de fietser. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk roekeloos rijgedrag, werd wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 131 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 140 uur. Daarnaast werd de verdachte voor drie jaar de bevoegdheid ontnomen om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.314417.22
Datum uitspraak: 10 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich op 1 december 2022 te Dordrecht schuldig heeft gemaakt aan:
  • primair het opzettelijk van het leven beroven van [slachtoffer01] ;
  • subsidiair het als bestuurder van een motorvoertuig (in vereniging) zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden (door onder meer deel te nemen aan een straatrace en te hardrijden), waarbij [slachtoffer01] werd gedood (in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, hierna: “WVW”).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde met als schuldvariant “roekeloosheid”, met dien verstande dat van deelnemen aan een straatrace ex artikel 10 WVW vrijspraak is gevorderd;
  • veroordeling van de verdachte tot:
  • een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 109 dagen en;
  • een taakstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis en;
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging doodslag en het subsidiair ten laste gelegde voor wat betreft het deelnemen aan een straatrace in de zin van artikel 10 WVW, niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Bepleit is dat de verdachte van het subsidiair ten laste gelegde geheel moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. Allereerst vereist de door de officier van justitie bepleitte schuldvariant “roekeloosheid” een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Het enkel te hard rijden, zonder dat aan de zijde van de verdachte is gebleken van enig bewustzijn van een (mogelijk) zeer ernstig gevaar en zonder dat is gebleken dat de verdachte welbewust een onaanvaardbaar risico heeft genomen, maakt dat niet aan de strenge vereisten van roekeloosheid is voldaan. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte zeer of aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden, omdat hij slechts één verkeersovertreding heeft begaan, te weten het overschrijden van de maximumsnelheid. Aangezien de verdachte geen andere verkeersregels heeft overtreden, is naar vaste jurisprudentie geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
4.2.2.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat op 1 december 2022, omstreeks 07.26 uur, een ernstig verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de [plaats delict01] in Dordrecht, waarbij een personenauto en een fietser waren betrokken.
De heer [slachtoffer01] reed als fietser, voorzien van een oranje veiligheidshesje en fietsverlichting, over het fietspad van de [plaats delict01] . Op het kruispunt met de Parklaan sloeg hij rechtsaf en tijdens zijn oversteek werd hij door de rechtdoor gaande Peugeot van de verdachte aangereden.
Op het moment dat de politie ter plaatse kwam, was het slachtoffer al aan zijn verwondingen overleden nadat tevergeefs was geprobeerd hem nog te reanimeren.
Ten tijde van het ongeval was het buiten nog donker, maar de straatverlichting van de [plaats delict01] brandde en het zicht was goed. De [plaats delict01] betreft een doorgaande weg binnen de bebouwde kom waar een maximum toegestane snelheid van “50” kilometer per uur (hierna: km/u) geldt. De hoofdrijbaan van de [plaats delict01] bestaat uit twee rijbanen met elk twee rijstroken. Aan beide zijden van de [plaats delict01] bevinden zich separaat gelegen fietspaden met verkeer in beide richtingen. Tussen de rijbanen bevindt zich een brede middenberm met daarop bomen. Aan beide zijden van de [plaats delict01] zijn er zijstraten die door middel van een uitrit aansluiting hebben op de [plaats delict01] . De verdachte kwam vanaf de Noordendijk en reed in de richting van de Merwedestraat. Het eerste deel van de [plaats delict01] bestaat op dat traject uit twee rijstroken bestemd voor al het verkeer. Na het Esso tankstation wordt de rechterrijstrook bestemd voor de lijnbus. Door middel van pijlen op het wegdek wordt overig verkeer verwezen naar de linkerrijstrook. Ter hoogte van het ongeval is de linkerrijstrook van de [plaats delict01] bestemd voor al het wegverkeer en de rechterrijstrook voor de lijnbus.
De verdachte reed met een snelheid van circa 91 km/u en hij heeft voorafgaand aan de botsing niet geremd.
4.2.3.
Beoordeling
De centrale vraag in deze strafzaak is de schuldvraag; is er aan de zijde van de verdachte sprake van schuld aan dit verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW?
In de eerste plaats moet dat er een causaal verband bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is hier het geval. De verdachte heeft op de drukke [plaats delict01] een Mercedes die op de linkerrijstrook reed, via de rechterrijstrook (de busbaan) ingehaald. Tijdens deze inhaalactie heeft de verdachte met bijna twee keer de toegestane maximumsnelheid binnen de bebouwde kom gereden. Daardoor reed de verdachte ook veel harder dan voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse wenselijk was. Immers, de verdachte heeft zijn snelheid niet zodanig aangepast dat hij zijn auto tijdig kon afremmen, met als gevolg dat hij in botsing is gekomen met een overstekende fietser.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos. Dat laatste geldt als de zwaarste vorm van schuld die door de officier van justitie ten laste is gelegd.
Roekeloosheid
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het fatale ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
Zoals blijkt uit de bewijsmiddelen heeft de verdachte door zijn rijgedrag in ieder geval drie verkeersovertredingen begaan. Allereerst het fors overschrijden van de maximum snelheid. Daarnaast heeft de verdachte een links van hem rijdende auto, rechts en via de busbaan ingehaald, wat beschouwd moet worden als een gevaarlijke inhaalmanoeuvre. De verdachte gedroeg zich op deze manier om, optrekkend vanaf de verkeerslichten, zijn auto vóór de naast hem rijdende Mercedes te krijgen. Zoals blijkt uit de verklaringen van de verdachte en van getuigen reden beide auto’s daarbij nek aan nek, met hoog toerental en vol vermogen. Naar de letter van de wet kwalificeert dit niet als een straatrace zoals bedoeld in artikel 10 WVW. Echter, de rechtbank beoordeelt deze manier van rijden waarbij naast elkaar vanuit stilstand zo snel mogelijk wordt opgetrokken om als eerste de wegversmalling naar één rijstrook te bereiken en geen van beide auto’s wil wijken of inhouden voor de ander, als uiterst onverantwoord en een zelfstandige, derde verkeersovertreding.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft uitsluitend betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. De verdachte heeft binnen de bebouwde kom bijna twee keer de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u overschreden, een volstrekt onnodige gevaarlijke inhaalmanoeuvre uitgevoerd en een nek aan nek race gehouden met een andere auto. Met dit handelen heeft hij de verkeersregels in ernstige mate geschonden.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij in zijn Peugeot stilstond voor het stoplicht op de rechterbaan op de [plaats delict01] . Na groen licht wilde hij de Mercedes, die naast hem reed op de linkerbaan, inhalen en daarom gaf hij extra gas. De Mercedes minderde echter geen gas (maar gaf eerder gas) waardoor het de verdachte niet lukte om de Mercedes in te halen. Om voor de Mercedes uit te komen, bleef de verdachte op de rechterbaan rijden, maar de Mercedes liet hem niet voor. Daardoor heeft de verdachte er bewust voor gekozen om nog meer gas te geven en via de busbaan de Mercedes in te halen en uit te komen op de linkerbaan. De verdachte wist dat daar een maximumsnelheid van 50 km/u geldt en wist ook dat hij veel harder reed. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij achteraf bezien had kunnen afremmen en achter de Mercedes had kunnen “kruipen”.
De rechtbank concludeert op basis van de eigen verklaring van de verdachte dat zijn opzet was gericht op niet alleen het schenden van de verkeersregels maar ook op de ernstige mate van overtreding hiervan.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een fietser om het leven is gekomen. Uit de na de aanrijding geconstateerde schade aan de Peugeot, zoals een gebroken en ingedeukte voorruit en een ernstig gedeukt dak en motorkap, blijkt dat ook voor de verdachte gevaar was te duchten. Ook voor de overige verkeersdeelnemers die zich ten tijde van het ongeval (in de ochtendspits) op de [plaats delict01] bevonden, leverde het gedrag van de verdachte een gevaarlijke verkeerssituatie op.
4.2.4.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het fatale ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dus wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 december 2022 te Dordrecht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto
met kenteken [kenteken01] )
daarmede rijdende over de weg, de [plaats delict01] , zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos rijgedrag die hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
  • zijn snelheid zodanig heeft opgevoerd dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u (ruimschoots) werd overschreden en met een gelet op de wegsituatie (veel) te hoge snelheid heeft gereden en
  • met groot snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer heeft gereden en
  • van zijn rijlijn is afgeweken naar rechts en
  • daardoor op een lijnbus baan is gaan rijden en
  • zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig kon afremmen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser, inmiddels doende was de kruising over te steken en die fietser niet heeft laten voorgaan en
  • in botsing is gekomen met die fietser,
waardoor [slachtoffer01] werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto door roekeloos te rijden een verkeersongeval veroorzaakt.
De verdachte is op 1 december 2022, rond 07.30 uur, zonder enige noodzaak daartoe binnen de bebouwde kom een nek aan nek race gaan houden met een andere automobilist. Om de andere automobilist voor te blijven heeft hij een naast hem op de linkerbaan rijdende Mercedes rechts en via de busbaan ingehaald waarbij hij met een bijna twee keer hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u heeft gereden. Door niet af te remmen of zijn snelheid anderszins aan te passen, kon de verdachte de weg niet overzien en heeft hij de (goed zichtbare) fietser die de kruising overstak niet tijdig opgemerkt en niet laten voorgaan waardoor hij met hoge snelheid in botsing is gekomen met die fietser. De fietser, de 60-jarige meneer [slachtoffer01] , is als gevolg van dit ongeval ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
De verdachte had de Mercedes voor kunnen laten gaan, maar hij heeft er voor gekozen om dat niet te doen. Het gedrag van de andere (Mercedes)bestuurder neemt de eigen verantwoordelijkheid van de verdachte voor zijn eigen (onveilige) rijgedrag op geen enkele manier weg. Door zijn handelen heeft de verdachte bewust de verkeersveiligheid ernstig veronachtzaamd en onaanvaardbare risico’s genomen voor andere zwakkere weggebruikers met dodelijk gevolg.
De verdachte heeft diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het overleden slachtoffer. Op de zitting heeft de zus van het slachtoffer een slachtofferverklaring voorgelezen waarin zij naar voren heeft gebracht dat de familie een zeer groot verdriet heeft om het plotselinge onherstelbare verlies van hun echtgenoot, zoon, vader, broer, zwager en oom. Geen enkele straf zal het aangerichte leed van de nabestaanden kunnen verzachten. Ook de verdachte zelf zal verder moeten leven met de wetenschap van de dramatische gevolgen van zijn roekeloze rijgedrag.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 mei 2023 blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2023. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat interventies of toezicht vanuit de reclassering niet nodig wordt geacht aangezien de verdachte zijn leven op orde heeft. Ook wordt het risico op recidive ingeschat als laag.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte opgemaakte rapport door Mijnreclassering, gedateerd 14 maart 2023.
7.4.
Straffen
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake artikel 6 WVW, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten gaan niet over gevallen waarin de schuld bestaat uit roekeloosheid, omdat de juridische toepassing vóór de wetswijziging in de rechtspraak duidelijk beperkter was dan nu. Deze zaak zou naar het oordeel van de rechtbank vóór de wetswijziging niet zijn gekwalificeerd als “roekeloos”, maar als een aan roekeloosheid grenzende “zeer hoge mate van schuld”. Bij het bepalen van de straf is dan ook aansluiting gezocht bij de daarbij behorende oriëntatiepunten.
Bij het bepalen van de hoogte van de straffen heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheden dat hij direct na het ongeval verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en de gevolgen daarvan, door direct te stoppen, meteen 112 te bellen, en ter zitting oprecht spijt en medeleven te betuigen aan de nabestaanden.
7.5.
Slotsom
Alles afwegend en gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden, en zal zij dus deze straffen aan de verdachte opleggen. De rechtbank gaat boven de eis van de officier van justitie uit, omdat zij meer dan de officier van justitie de mate van verwijtbaarheid, namelijk de roekeloosheid van verdachtes handelen in het verkeer heeft laten mee wegen.
Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden nogmaals een strafbaar feit te begaan.

8.In beslag genomen voorwerp

De in beslag genomen personenauto van het merk Peugeot met kenteken [kenteken01] zal, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bewezen feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 131 (honderd eenendertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten (‘voorwaardelijk’ strafdeel);
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (109 -honderdnegen- dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) jaar;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer een personenauto van het merk Peugeot met kenteken [kenteken01] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mr. M.A. van der Laan-Kuijt en mr. H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 juli 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 december 2022 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door als bestuurder van een personenauto (met kenteken [kenteken01] ) en daarmee rijdende op de [plaats delict01] ,
terwijl hij in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft
deelgenomen aan een straatrace en/of
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • (daarbij) zijn snelheid zodanig heeft opgevoerd dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u (ruimschoots) werd overschreden en/of in ieder geval met een gelet op de wegsituatie (veel) te hoge snelheid heeft gereden en/of
  • in ieder geval met groot snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer heeft gereden en/of
  • van zijn rijlijn is afgeweken naar rechts en/of
  • daarbij/daardoor op een lijnbus baan is gaan rijden en/of
  • zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig kon afremmen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser, te weten [slachtoffer01] inmiddels doende was de kruising via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken en/of
  • die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
  • op die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer01] ) werd gedood;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 december 2022 te Dordrecht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto
met kenteken [kenteken01] ) )
tezamen en in vereniging met een onbekend gebleven medeverdachte, eveneens als
bestuurder van een voertuig (personenauto merk Mercedes, kenteken onbekend),
daarmede rijdende over de weg, de [plaats delict01] , zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in
elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft
deelgenomen aan een straatrace en/of
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • (daarbij) zijn snelheid zodanig heeft opgevoerd dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u (ruimschoots) werd overschreden en/of in ieder geval met een gelet op de wegsituatie (veel) te hoge snelheid heeft gereden en/of
  • in ieder geval met groot snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer heeft gereden en/of
  • van zijn rijlijn is afgeweken naar rechts en/of
  • daarbij/daardoor op een lijnbus baan is gaan rijden en/of
  • zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig kon afremmen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser, inmiddels doende was de kruising via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken en/of
  • die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
  • op die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer01] ) werd gedood
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)