In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieders voor de duur van drie maanden, vanwege zorgen over mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag van [naam kind01] en de reactie van de vader daarop. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind01] op dat moment in een crisisopvang verbleef en dat er sterke vermoedens waren dat haar ontwikkeling ernstig werd bedreigd. De vader had geweld tegen [naam kind01] gebruikt en er waren zorgen over de veiligheid in de thuissituatie.
De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van de Raad. De ouders van [naam kind01] stonden achter het verzoek van de Raad, maar de vader was niet bereid om mee te werken aan hulpverlening. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de veiligheid en het welzijn van [naam kind01] in de thuissituatie onvoldoende gewaarborgd konden worden, waardoor een uithuisplaatsing noodzakelijk was. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 27 april 2023, met de opdracht aan de Raad om voor die datum een rapportage op te stellen over de voortgang van de situatie.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.