ECLI:NL:RBROT:2023:5901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
C/10/652755 / JE RK 23-351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

Op 14 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils, heeft verzocht om de uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie voor pleegzorg voor de duur van twaalf maanden. Dit verzoek is gedaan omdat er ernstige zorgen zijn over het gedrag van [naam kind01], die zelfbepalend en agressief gedrag vertoont en niet meer te corrigeren is door haar ouders. De ouders hebben aangegeven dat het thuis niet meer gaat en dat er dagelijks conflicten plaatsvinden. Er is sinds januari 2023 hulpverlening betrokken, maar deze heeft tot onvoldoende verbetering geleid.

De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De ouders steunen het verzoek van de GI, maar [naam kind01] wil al 2,5 jaar niet meer in gesprek met hen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde ouder-kind relatie en dat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet heeft geleid tot de gewenste resultaten. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, maar voor een kortere duur van vier maanden, om te onderzoeken welke problematiek ten grondslag ligt aan het gedrag van [naam kind01] en welke hulpverlening noodzakelijk is.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om twee weken voor de volgende zitting een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023 door mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/652755 / JE RK 23-351
datum uitspraak: 14 maart 2023

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 13 februari 2023;
- het emailbericht, inhoudende nagekomen stukken, van de GI van 7 maart 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 14 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam03] en [naam04] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam05] , hulpverlener vanuit Jan Arends.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind01] woont bij de ouders.
Bij beschikking van 3 januari 2023 is [naam kind01] onder toezicht gesteld tot 3 januari 2024. Bij beschikking van 3 januari 2023 is tevens een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind01] in de weekenden in een voorziening voor pleegzorg dan wel in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (te weten een gezinshuis) verleend tot 3 januari 2024.

Het verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De GI wijzigt haar verzoek ter zitting in die zin dat verzocht wordt om de uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg (ofwel een gezinshuis), dan wel een accommodatie jeugdhulpaanbieder en licht dit als volgt toe. De GI is sinds januari 2023 betrokken. De ouders geven aan dat het thuis niet meer gaat. Er zijn veel zorgen over [naam kind01] . Er is sprake van zelfbepalend gedrag en geweld naar haar ouders, broertje en zusje. Ze is niet meer te corrigeren en leidt haar eigen leven. Er zijn veel zorgen over uitspraken van [naam kind01] , over de dood van anderen of haar eigen dood. Tevens bestaan er zorgen over haar gezondheid en hygiëne en geeft ze hierover geen openheid. In de thuissituatie doet ze wat ze wil, ze laat ze zich niet opvoeden door haar ouders en accepteert hen niet. Vreemd genoeg gaat het buitenshuis goed met haar. [naam kind01] doet het goed op school en ook heeft zij goed contact met meiden van de kerk. Het lukt de ouders echter niet meer om [naam kind01] te begrenzen of te bereiken. Er is sinds twee jaar hulpverlening betrokken, waaronder Agathos en Jan Arends, maar dit heeft tot onvoldoende verbetering geleid. De GI is daarom van mening dat het beter is [naam kind01] elders te plaatsen. Ze kan in een pleeggezin in de buurt verblijven, zodat ze haar school en sociale contacten kan behouden, maar dan moet ze wel meewerken. Een andere optie is een gezinshuis in de Betuwe, maar dan vervalt hetgeen wat goed gaat. Er is een aanmelding gedaan bij Timon, tegelijk met MDFT-therapie. De ouders kunnen dan aan de slag met de gezinssituatie en zich richten op contactherstel met [naam kind01] . Er moet worden gekeken wat er aan de hand is met [naam kind01] en of er sprake is van persoonlijke problematiek, een interactieprobleem of beide. Op dit moment is het onbekend welke problematiek ten grondslag ligt aan haar gedrag.

Het standpunt van belanghebbenden

De ouders staan achter het verzoek van de GI. [naam kind01] wil al 2,5 jaar niet meer in gesprek met de ouders. De ouders kunnen haar niet opvoeden en er vinden dagelijks conflicten plaats. De ouders zien een meisje dat hulp nodig heeft en niet langer thuis kan zijn. [naam kind01] gaat haar eigen weg en zegt vreselijke dingen. Ze is niet bereikbaar en er is sprake van agressie. De ouders moeten haar dan vastpakken, dit alles in het bijzijn van haar broertje en zusje. De ouders willen graag dat [naam kind01] professionele hulp krijgt op een groep. In een pleeggezin zal [naam kind01] niet veranderen. De ouders stellen ter zitting voor om haar eerst twaalf weken in een pleeggezin te laten verblijven om te kijken hoe dat gaat en zodat ze haar schooljaar kan afmaken. Als het blijkt dat het daar niet gaat, kan ze in de zomer de overstap maken naar de Betuwe.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] sterk zelfbepalend en agressief gedrag laat zien. Ze accepteert het gezag van de ouders niet. Er is sprake van een verstoorde ouder-kind relatie. Er hebben meerdere fysieke escalaties plaatsgevonden, waarvan ook het broertje en zusje van [naam kind01] getuige zijn geweest. De hulpverlening die de afgelopen jaren is ingezet in het vrijwillige kader heeft onvoldoende effect gehad en heeft de systeemproblemen niet verminderd. De ouders zijn overbelast geraakt. Er is een gezinsopname geadviseerd, maar ouders en [naam kind01] zijn onvoldoende gemotiveerd om hieraan mee te werken. Bij beschikking van 3 januari 2023 is al een machtiging uithuisplaatsing van [naam kind01] voor de weekenden verleend. Dit komt echter niet van de grond, omdat [naam kind01] weigert daaraan mee te werken.
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Duidelijk moet worden welke problematiek aan het gedrag van [naam kind01] ten grondslag ligt, welke hulpverlening hierbij noodzakelijk is en met welke hulp de ouders bij [naam kind01] kunnen aansluiten. Het is belangrijk dat [naam kind01] zich ergens op haar plek voelt en zich gaat openstellen voor de hulpverlening, aangezien zij de hulpverlening eerder heeft afgehouden. Ook moet hulpverlening ingezet worden voor de ouders, zodat hun draagkracht wordt vergroot. De ouders tonen zich betrokken, maar lijken ten einde raad.
Nu verder onderzocht moet worden waardoor het gedrag van [naam kind01] wordt veroorzaakt en bovendien nog geen helderheid bestaat over de vraag welke alternatieve woonplek op dit moment het meest passend is voor [naam kind01] , zal de kinderrechter de verzochte machtiging uithuisplaatsing verlenen voor kortere duur, namelijk voor een periode van vier maanden. Het overige verzochte wordt aangehouden.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg of een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 14 maart 2023 tot uiterlijk 14 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, en [naam kind01] in deze zaak zal plaatsvinden op
27 juni 2023 te 10:30 uur in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. S. Riege, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbende;
gelast de oproeping van [naam kind01] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023 door mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.