Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [naam01] en de heer [naam02] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening)
- mevrouw [naam03] , werkzaam bij het wijkteam van de gemeente Rotterdam.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 26 april 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 3 mei 2023 een zitting gehouden, waarbij de verweerster, Stichting Hef Wonen, niet is verschenen. Verzoekster heeft aangetoond dat zij sinds 26 april 2023 gebruik maakt van budgetbeheer en dat zij in staat is om de huurtermijnen te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster was. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van de verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond.