ECLI:NL:RBROT:2023:5849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
FT EA 23/167
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende documentatie van de schuldenlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling door verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoeker had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden wilde aflossen. Echter, één van de schuldeisers, [naam01], weigerde in te stemmen met deze regeling, omdat zij van mening was dat de hoogte van haar vordering niet correct was meegenomen in de totale schuldenlast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod van verzoeker niet goed en controleerbaar gedocumenteerd was, waardoor de totale schuldenlast niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de belangen van de weigerende schuldeiser, [naam01], zwaarder wogen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek om [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing oordelen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 17 mei 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 15 februari 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [naam01] , hierna te noemen: [naam01] ;
  • CZ Zorgverzekeraar;
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
CZ Zorgverzekeraar heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 29 maart 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van CZ Zorgverzekeraar wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam02] , partner van verzoeker;
  • mevrouw [naam03] en mevrouw [naam04] , beiden werkzaam bij de Gemeente Nissewaard (hierna te noemen: schuldhulpverlening),
[naam01] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsanering in totaal een bedrag van
€ 36.889,57 van verzoeker te vorderen. Volgens de aanbiedingsbrief van 28 september 2022 gaat het om een bedrag van € 37.979,25. Verzoeker heeft bij brief van 28 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 22,22 % aan de preferente schuldeisers en 11,11 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn (fulltime) dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat de vordering van [naam01] ziet op
kinderalimentatie. De hoogte hiervan is vastgesteld op basis van het inkomen dat verzoeker bij een eerdere dienstbetrekking heeft gehad. Het inkomen van verzoeker lag toen een stuk hoger dan nu. Ook heeft verzoeker een periode zonder werk gezeten, waardoor er geen draagkracht was om kinderalimentatie te betalen. De alimentatieverplichting is bovendien niet schriftelijk vastgelegd, zodat [naam01] formeel nergens recht op heeft. Verzoeker is nooit getrouwd geweest met [naam01] .
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam01] stemt hier niet mee in. Zij heeft, volgens het ingediende verzoekschrift, een vordering van € 1.448,00 op verzoeker.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [naam01] zich op het standpunt gesteld dat zij niet akkoord gaat met het aangeboden akkoord. [naam01] stelt dat verzoeker een grotere betalingsachterstand heeft dan het door doorschuldhulpverlening gehanteerde bedrag van
€ 1.448,00. Volgens [naam01] bedraagt de vordering die zij op verzoeker heeft inmiddels
€ 6.897,59. Dit bedrag is tevens aan verzoeker doorgegeven. [naam01] wijst er daarbij op dat het verzoekschrift nihil stelling van verzoeker op 12 januari 2022 niet-aanvankelijk (
rechtbank: begrepen wordt ‘niet-ontvankelijk’) is verklaard door de rechtbank Rotterdam. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [naam01] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting verder toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam01] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam01] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Het aanbod waar de andere schuldeisers op basis van de aanbiedingsbrief mee akkoord zijn gegaan, is gebaseerd op een totale schuldenlast van
€ 37.979,25. De vordering van [naam01] is hierin opgenomen met een hoogte van
€ 1.448,00. Uit het dossier blijkt dat [naam01] heeft gesteld dat haar vordering op verzoeker inmiddels € 6.897,59 bedraagt. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij wel kinderalimentatie heeft betaald, maar dat hier geen (formele) verplichting aan ten grondslag ligt. Het is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk hoe hoog de vordering van [naam01] is en wat de grondslag daarvan is. De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting de vordering van [naam01] , en daarmee de totale schuldenlast, niet met zekerheid correct vaststellen. Het aanbod waar de andere schuldeisers mee akkoord zijn gegaan wijkt voor wat betreft de hoogte van de schuldenlast en/of het aangeboden percentage (mogelijk) af van de feitelijke situatie. Dit is het gevolg van het feit dat de vordering van [naam01] (mogelijk) niet correct is meegenomen in de totale schuldenlast en daarmee in het aanbod. In de aanbiedingsbrief is weliswaar vermeld dat het voorstel een prognose is en dat afhankelijk van de reserveringsmogelijkheden van verzoeker het uiteindelijke resultaat hoger of lager kan uitvallen, maar de rechtbank is van oordeel dat de schuldeisers er geen rekening mee hoefden te houden dat het uiteindelijke resultaat lager zou worden doordat de schuldenlast gedurende het minnelijk traject zou toenemen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [naam01] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om [naam01] te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.