Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 juni 2023 met één productie;
- de mondelinge behandeling op 22 juni 2023.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 6 juli 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de vrouw dat de man zich zou uitschrijven van het adres van de huurwoning en deze zou verlaten. De partijen, die op 23 april 2019 zijn getrouwd en ouders zijn van een minderjarige dochter, zijn inmiddels gescheiden. De echtscheiding is uitgesproken op 2 augustus 2021, waarbij is bepaald dat de vrouw huurster van de woning zou zijn. De vrouw stelde dat de man zich niet had uitgeschreven en dat zijn verblijf in de woning leidde tot spanningen, wat niet in het belang van hun dochter was.
De rechtbank overwoog dat de man geen recht meer had op verblijf in de woning, aangezien de echtscheidingsbeschikking op 18 november 2022 was ingeschreven. De man had geen concrete afspraken gemaakt over zijn verblijf en had niet aangetoond dat hij moeite deed om vervangende woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de vrouw om de woning alleen te gebruiken zwaarder woog dan het belang van de man om te blijven. De vordering van de vrouw werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de man om de woning te verlaten, en er werd een dwangsom van € 50,00 per dag opgelegd bij niet-nakoming. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.