In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door een verzoeker die in financiële problemen verkeert. De verzoeker heeft op 18 april 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder Ben Investments B.V., die weigerde in te stemmen met de regeling. De verzoeker heeft elf schuldeisers, met een totale vordering van € 22.965,44, en heeft een regeling aangeboden die voorziet in een betaling van 15,68% aan de preferente schuldeiser en 7,84% aan de concurrente schuldeisers. Tien van de elf schuldeisers stemden in met de regeling, maar Ben Investments, met een vordering van € 7.077,94, weigerde akkoord te gaan, onder andere vanwege vermeende schade aan een studio die aan de verzoeker was verhuurd.
De rechtbank heeft de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Ben Investments. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat de verzoeker kon bieden, gezien zijn financiële situatie en het feit dat hij geen nieuwe schulden had gemaakt sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening. De rechtbank oordeelde dat de weigering van Ben Investments om in te stemmen met de regeling niet redelijk was, vooral gezien het feit dat een ruime meerderheid van de schuldeisers akkoord was gegaan en dat de regeling goed gedocumenteerd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om Ben Investments te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en de verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft ook het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de verzoeker in staat was om zijn schulden te blijven betalen onder de voorwaarden van het dwangakkoord.