ECLI:NL:RBROT:2023:5834

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
FT EA 23/376 en FT EA 23/377
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met betrekking tot Ben Investments B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door een verzoeker die in financiële problemen verkeert. De verzoeker heeft op 18 april 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder Ben Investments B.V., die weigerde in te stemmen met de regeling. De verzoeker heeft elf schuldeisers, met een totale vordering van € 22.965,44, en heeft een regeling aangeboden die voorziet in een betaling van 15,68% aan de preferente schuldeiser en 7,84% aan de concurrente schuldeisers. Tien van de elf schuldeisers stemden in met de regeling, maar Ben Investments, met een vordering van € 7.077,94, weigerde akkoord te gaan, onder andere vanwege vermeende schade aan een studio die aan de verzoeker was verhuurd.

De rechtbank heeft de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Ben Investments. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat de verzoeker kon bieden, gezien zijn financiële situatie en het feit dat hij geen nieuwe schulden had gemaakt sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening. De rechtbank oordeelde dat de weigering van Ben Investments om in te stemmen met de regeling niet redelijk was, vooral gezien het feit dat een ruime meerderheid van de schuldeisers akkoord was gegaan en dat de regeling goed gedocumenteerd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om Ben Investments te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en de verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft ook het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de verzoeker in staat was om zijn schulden te blijven betalen onder de voorwaarden van het dwangakkoord.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 16 juni 2023
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 18 april 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Ben Investments B.V. (hierna: Ben Investments);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 9 juni 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • meneer [naam02] , werkzaam bij het Jongeren Perspectief Fonds;
  • mevrouw [naam03] , werkzaam bij het Centrum Voor Dienstverlening.
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift elf schuldeisers, waarvan één preferente en tien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 22.965,44 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 9 mei 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 15,68% aan de preferente schuldeiser en 7,84% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door het Jongeren Perspectief Fonds ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Tien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Ben Investments stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 7.077,94 op verzoeker, welke 30,8% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Ben Investments heeft in haar mail van 12 april 2023 aangegeven niet akkoord te gaan met de aangeboden regeling. Ben Investments stelt zich op het standpunt dat verzoeker moedwillig schade heeft veroorzaakt aan de aan hem verhuurde studio. Hierdoor kan Ben Investments niet akkoord gaan met de aangeboden regeling. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Ben Investements geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Ben Investments bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Ben Investments in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Ben Investments een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 30,8%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk tien van de elf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Ook is ter zitting gebleken dat verzoeker niet beschikt over een startkwalificatie. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Verder neemt de rechtbank in haar overweging mee dat de vordering van Ben Investments, al dan niet met toepassing van de hardheidsclausule, een toelating tot de schuldsaneringsregeling niet in de weg zou hebben gestaan. Dit mede gelet op de ontstaansdatum van de vordering en de gewijzigde persoonlijke situatie van verzoeker. Verzoeker wordt inmiddels (dagelijks) begeleid door het Jongeren Perspectief Fonds en door het Centrum Voor Dienstverlening en daarnaast is sprake van budgetbeheer dat goed verloopt. Tenslotte heeft verzoeker onweersproken gesteld dat hij de woning onder dwang heeft moeten ontruimen en dat hij geen schade heeft toegebracht en dat de vordering bestaat uit schoonmaakkosten.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Ben Investments, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Ben Investments te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Ben Investments zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Ben Investments om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Ben Investments in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.