ECLI:NL:RBROT:2023:5832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
10.058180.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal container door middel van pincodefraude en voorbereidingshandelingen voor invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die beschuldigd werd van diefstal van een container door middel van pincodefraude en het meermalen vervoeren van een Trojaanse container naar een haventerrein. De verdachte werd veroordeeld voor diefstal in vereniging met behulp van valse sleutels en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van in totaal ruim 1.400 kilogram cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarbij een beroep op psychische overmacht werd verworpen. De rechtbank hield rekening met de druk waaronder de verdachte stond, die een geldelijke beloning ontving van 10.000 euro per keer, maar ook ernstig onder druk was gezet door onbekende derden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen van het primair ten laste gelegde medeplegen van de invoer van cocaïne, maar wel van de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. De verdachte had eerder geen strafblad en de rechtbank hield rekening met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een posttraumatische stress-stoornis, maar oordeelde dat dit geen verband hield met de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.058180.22
Datum uitspraak: 31 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. N. Coenen B.J.G. Leeuw, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1: medeplegen invoer 1.434 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde medeplegen van de invoer van 1.434 kilogram cocaïne is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft als chauffeur van een trekker met oplegger een Trojaanse container met hierin een aantal uithalers naar het haventerrein vervoerd en heeft hiermee een cruciale bijdrage geleverd aan de invoer van de cocaïne.
4.2.2.
Beoordeling
Niet ter discussie staat dat 1.434 kilogram cocaïne in Nederland is ingevoerd en dat de verdachte, als chauffeur van een trekker, een container naar een loods in Barendrecht heeft gebracht, dat zij deze container heeft voorgemeld en dat zij de container met daarin meerdere personen en goederen heeft “afgeleverd” op het haventerrein. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij wist dat zich in de container een aantal personen bevond en dat deze personen voornemens waren om op het haventerrein, naar zij vermoedde, een partij cocaïne uit te halen.
De rechtbank overweegt dat de verdachte de fysieke plegers heimelijk toegang tot het haventerrein heeft verschaft en hen daardoor de gelegenheid heeft gegeven om op het haventerrein de cocaïne uit te halen. Weliswaar heeft de verdachte op deze wijze een aandeel gehad bij de invoer van de partij cocaïne, maar bezien tegen de zaak als geheel is de bijdrage van de verdachte van onvoldoende gewicht om deze aan te merken als het
medeplegenvan de invoer van cocaïne. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Wel wettig en overtuigend zijn bewezen de subsidiair tenlastegelegde voorbereidingshandelingen daartoe.
4.2.3.
Conclusie
Niet wettig en overtuigend bewezen is het primair ten laste gelegde medeplegen van de invoer van 1.434 kilogram cocaïne. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Wel wettig en overtuigend bewezen zijn de voorbereidingshandelingen daartoe, hetgeen subsidiair is ten laste gelegd aan verdachte.
4.3.
Bewijswaardering feit 2: medeplegen gekwalificeerde diefstal container met airco-units
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van gekwalificeerde diefstal. De verdachte heeft geen wetenschap of (voorwaardelijk) opzet gehad op de wederechtelijke toe-eigening van de container met airco-units.
4.3.2.
Beoordeling
Op 9 juli 2021 heeft de verdachte een container met daarin airco-units uitgehaald van de RWG Terminal. Vast staat dat de betreffende container aan Sam Works International B.V. (Sam Works) toebehoorde en dat Sam Works noch expediteur Ceva Logistics (Ceva) de verdachte opdracht hebben gegeven om de container uit te halen en te vervoeren. Ook hebben zij de verdachte niet de voor het uithalen noodzakelijke pincode verstrekt. De verdachte heeft verklaard dat zij de vervoersopdracht van Hintex van een bekende had overgenomen. Dit is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft de container dus zonder toestemming en medeweten van Sam Works of expediteur Ceva ’s nachts om 00.52 uur uitgehaald en naar een loods in Spijkenisse vervoerd. De verdachte heeft de container afgekoppeld in die loods waar zich een aantal personen bevond. In de loods hoorde zij dat zich personen in de container bevonden. Zij heeft de loods enige tijd verlaten en heeft de container vervolgens weer aangekoppeld en om 15.30 uur afgeleverd bij de expediteur. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar samen met anderen als heer en meester enige tijd heeft beschikt over de container en aldus handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank kan echter, ondanks de aangifte die daarop ziet, niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ten aan zien van de 280 airco-units die zich
inde container zouden hebben bevonden. Dit leidt ertoe dat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Omdat voor het uithalen van de container een pincode noodzakelijk was en de verdachte die blijkens de aangifte niet van de eigenaar of de expediteur had verkregen, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en haar mededaders bij het uithalen van de container onbevoegd gebruik hebben gemaakt van een pincode. De rechtbank acht het, gelet op alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om de container zich samen met anderen tijdelijk wederrechtelijk toe-eigenen waarbij zij het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een op niet reguliere wijze en daarmee valselijk verkregen pincode.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is het medeplegen van diefstal van de container door middel van een valse sleutel.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
Zaak Trojaanse container
subsidiair
zij op 2 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam en Barendrecht,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, en vervoeren,
van 1434 kilogram cocaïne, zijnde een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen , om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en haar mededaders, wisten
dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de container [containernummer01]
-naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen,
-voor te melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875 te
Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren,
-met daarin
7personen en een groot aantal
levensmiddelen en slaapzakken onbevoegd op de ECT Delta
Terminal te brengen;
2
Zaak vermiste airco’s
zij op 9 juli 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van het terrein van de terminal
van Rotterdam World Gateway-terminal gelegen aan de Amoerweg 50 heeft
weggenomen container [containernummer02] toebehorende aan Sam Works International
B.V.,
waarbij verdachte of haar mededaders) het weg te nemen goed onder
hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
door met een valselijk verkregen pincode, die zij, verdachte en haar
mededaders niet gerechtigd waren te gebruiken, die container van het terrein van de Rotterdam World Gateway-terminal op te halen
en weg te voeren;
3
Zaak HNKU
zij op 28 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam en Barendrecht,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, en vervoeren,
van een hoeveelheid van een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit , mede
te plegen , om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe
gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan zij
wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot
het plegen van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de (gemanipuleerde) container
[containernummer03]
- naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen, en
- aan te (laten) melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875
te Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren, en
- met daarin tien personen, slaapzakken,
(boodschappen)tassen, broden, tien rugzakken, zes mobiele telefoons en twaalf
(witte/blauwe) barrier seals (containerverzegelingen) (onbevoegd) op de
ECT Delta Terminal te brengen;
4
Zaak EITU
zij in de periode van 31 maart 2022 tot en met 1 april 2022 te
Maasvlakte, Rotterdam en Barendrecht,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren en vervoeren,
van een hoeveelheid van een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit mede te
plegen , om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe
gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist
of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de (gemanipuleerde) container [containernummer04]
- naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen, en
- aan te melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875 te
Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren, en- met daarin drie personen
,een uitschuifbare trap,
powerbanks, slaapzakken, kussens, toiletpapier, eten en drinken, een GPS-tracker
en drie mobiele telefoons (onbevoegd) op de ECT Delta Terminal te brengen;
5
Zaak KOCU
zij op 21 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam en Barendrecht,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren en vervoeren,
van een hoeveelheid van een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit , mede te
plegen , om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe
gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist
of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de (gemanipuleerde) container
[containernummer05]
- naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen, en
- aan te (laten) melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875 te
Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren, en
- met daarin één of meer personen, slaapzakken, kussens, WC papier,
tandenborstels, eten en drinken (onbevoegd) op de ECT Delta Terminal te brengen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1 subsidiair, 3, 4 en 5
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen;
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, meermalen gepleegd;
Feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht, waardoor de verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd. Toen de verdachte de eerste container vervoerde, ten laste gelegd onder feit 2, was zij er aanvankelijk niet van op de hoogte dat anderen hier strafbare praktijken mee van plan waren. Zij kwam hier pas achter toen zij de container in de loods moest neerzetten. Na het vervoer van deze container is de verdachte vervolgens steeds opnieuw gevraagd containers te vervoeren, waarbij zij meermalen is bedreigd en mishandeld. Deze bedreigingen en mishandelingen zijn steeds erger geworden. Een van deze personen heeft de verdachte een foto getoond van het huis waar de kinderen van de verdachte verbleven en heeft ermee gedreigd dat zij de kinderen van de verdachte zouden ophalen. De verdachte voelde zichzelf en haar kinderen uiteindelijk dusdanig ernstig bedreigd dat zij zich gedwongen voelde om de containers ten behoeve van de handel in verdovende middelen te vervoeren. De verdachte was op dat moment al kwetsbaar, doordat zij naar aanleiding van een gewelddadig incident in 2010 kampte met een posttraumatische stress-stoornis die door de recente gebeurtenissen opnieuw tot actualisatie was gekomen. Uit het door psycholoog [psycholoog01] opgemaakte rapport blijkt echter dat het zeer waarschijnlijk wordt geacht dat de verdachte ook onder deze druk zou zijn bezweken als zij niet aan een posttraumatische stress-stoornis had geleden.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een dusdanig hoge mate van een van buiten komende drang dat de verdachte hieraan geen weerstand kon en behoefde te bieden. De verdachte heeft over de bedreigingen en mishandelingen onvoldoende concreet en verifieerbaar verklaard. Ook is de verklaring van de verdachte in een dermate laat stadium gekomen, dat deze niet kon worden geverifieerd.
6.3.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De rechtbank vindt weliswaar aannemelijk dat de verdachte onder serieuze druk is gezet - hetgeen zoals hieronder zal worden toegelicht in het kader van de strafmaat een relevante omstandigheid is -, maar acht onvoldoende aannemelijk geworden dat deze druk zodanig was dat de verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon bieden. Daartoe is het volgende van belang.
Vast staat dat de bewezenverklaarde containertransporten eenmaal in juli 2021 en viermaal in maart / april 2022 hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij telkens een bedrag van € 10.000,- per containertransport heeft aangenomen, in totaal een bedrag van € 40.000,-. De verdachte heeft de rechtbank op de zitting littekens op haar handen getoond. In het proces-verbaal van de aanhouding van de verdachte heeft de verbalisant opgetekend dat hij meerdere brandmerken in de nek van de verdachte heeft waargenomen. De getuige [getuige01] heeft verklaard dat hij de verdachte op enig moment, dit zou ongeveer medio juni 2022 zijn geweest, met geboeide handen in haar auto heeft aangetroffen.
De rechtbank sluit dan ook bepaald niet uit dat er jegens de verdachte dreigementen zijn geuit. Ook bevinden zich in het dossier aanwijzingen van jegens de verdachte gepleegd fysiek geweld. Gelet echter op de aanzienlijke geldbedragen die de verdachte voor de transporten heeft aangenomen, stelt de rechtbank vast dat er kennelijk meer nodig was dan de van buiten komende drang om de verdachte ertoe te bewegen het vervoeren van de containers voort te zetten. Zij heeft zich evenmin onttrokken aan de situatie door al dan niet tijdelijk te stoppen met haar werkzaamheden in de Rotterdamse haven. De verdachte heeft in een korte periode in 2022 een viertal containers vervoerd, waarvoor zij telkens een niet onaanzienlijke geldelijke beloning heeft ontvangen. Daarom kan het beroep op psychische overmacht niet slagen. Wel zal de rechtbank met voornoemde omstandigheden substantieel rekening houden bij de hoogte van de op te leggen straf.
6.4.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht. Omdat ook overigens geen andere omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zij strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een container door middel van pincodefraude. Ruim een half jaar later heeft de verdachte samen met anderen in korte tijd viermaal een Trojaanse container met uithalers naar het haventerrein vervoerd en daarmee voorbereidingshandelingen verricht voor de invoer van cocaïne in Nederland. Hierbij ging het in ieder geval eenmaal om een zeer grote hoeveelheid, te weten 1.434 kilogram.
De invoer van en verdere handel in harddrugs leidt tot ernstige problemen in de maatschappij. Zo gaat deze vorm van criminaliteit vaak gepaard met diverse vormen van zware en/of georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten. Ook gaat er een ontwrichtend effect uit van het witwassen van het geld dat ermee wordt verdiend. Daarnaast zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van cocaïne groot. Deze drugs zijn verslavend en kunnen bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft hier door haar handelen aan bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 6 september 2022 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt.
Uit dit rapport volgt onder meer dat er op de verschillende leefgebieden geen problemen zijn geconstateerd. De verdachte heeft haar leven goed op orde. Ze heeft een koopwoning, twee kinderen voor wie de opvang goed geregeld is nu zij in detentie verblijft, een eigen transportbedrijf en zij heeft geen financiële problemen. Haar onderneming loopt door, waardoor zij inkomen genereert en haar vaste lasten kan betalen. Gebleken is dat de verdachte voldoende inzicht heeft verworven in hoe ze zelf kan voorkomen opnieuw in een vergelijkbare situatie terecht te komen. De risico’s op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Er is geen indicatie om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
Psycholoog [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 februari 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Ten tijde van de ten laste gelegde feiten leed de verdachte aan een psychische stoornis in de zin van een posttraumatische stress-stoornis. Ingrijpende gebeurtenissen in 2010 hebben hier bij de verdachte toe geleid. De angstklachten van de verdachte zouden na verloop van tijd zijn afgenomen en de verdachte zou er in de jaren nadien relatief weinig last van hebben gehad. Zij zou soms nog wel eens een terugval hebben gehad, maar in het algemeen zou zij klachtenvrij zijn geweest. Het wordt zeer waarschijnlijk geacht dat de bij verdachte bestaande posttraumatische stress-stoornis door bedreigingen en mishandelingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten als het ware tot her-actualisatie is gekomen. De verdachte zou een terugval in haar eerdere angstklachten hebben gehad, opnieuw veel last hebben gekregen van nachtmerries en van overmatige waakzaamheid en schrikachtigheid (met name bij mannen). Deze stoornis heeft geen verband gehad met de ten laste gelegde feiten en de totstandkoming daarvan. Hoewel de stoornis de verdachte meer kwetsbaar zal hebben gemaakt, is zij in de periode ten tijde van het ten laste gelegde nog wel in staat gebleven sociaal-maatschappelijk te functioneren, rationele afwegingen te maken en beslissingen te nemen. De verdachte kan het plegen van het ten laste gelegde volledig worden toegerekend. Aangezien de bij de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde bestaande posttraumatische stress-stoornis geen verband heeft gehad met het ten laste gelegde en de totstandkoming daarvan, en er bij haar ten tijde van het ten laste gelegde geen sprake is geweest van een andere psychische stoornis, kan er ook niet worden gesproken van een
pathologisch bepaald recidive-risico. Er is geen sprake van een delictpatroon. De verdachte heeft voldoende intelligentie en coping-vaardigheden en beschikt over een steunsysteem. Het recidive-risico wordt ingeschat als laag. Er bestaan gezien de vastgestelde mate van toerekenen en het laag geachte risico op recidive, geen gronden voor een behandeladvies in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank houdt bij de strafbepaling in aanzienlijke mate in strafmatigende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de intimiderende wijze waarop de verdachte gedurende de periode van de delicten lijkt te zijn benaderd. Reden waarom aldus substantieel, en in het voordeel van de verdachte, van de eis van de officier van justitie wordt afgeweken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 mei 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Zaak Trojaanse container
zij op of omstreeks 2 maart 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1434 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 2 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam en/of Barendrecht,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van 1434 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de container [containernummer06]
-naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen,
-voor te (laten) melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875 te
Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren,
-met daarin 10, althans één of meer, perso(o)n(en) en/of een groot aantal
levensmiddelen en/of slaapzakken en/of kleding (onbevoegd) op de ECT Delta
Terminal te brengen;
2
Zaak vermiste airco’s
zij op of omstreeks 9 juli 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (van het terrein van de terminal
van Rotterdam World Gateway-terminal gelegen aan de Amoerweg 50) heeft
weggenomen container [containernummer07] (inhoudende 280 stuks airco units), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Sam Works International
B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar
mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
door met een (valselijk verkregen) pincode, die zij, verdachte en/of haar
mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container (met die airco
units) van het terrein van de Rotterdam World Gateway-terminal op/uit te halen
en/of weg te voeren;
3
Zaak HNKU
zij op of omstreeks 28 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam en/of Barendrecht,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede
te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s),
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot
het plegen van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de (gemanipuleerde) container
[containernummer08]
- naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen, en/of
- aan te (laten) melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875
te Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren, en/of
- met daarin tien, althans één of meer, perso(o)n(en), slaapzakken,
(boodschappen)tassen, broden, tien rugzakken, zes mobiele telefoons en/of twaalf
(rode/witte/blauwe) barrier seals (containerverzegelingen) (onbevoegd) op de
ECT Delta Terminal te brengen;
4
Zaak EITU
zij in of omstreeks de periode van 31 maart 2022 tot en met 1 april 2022 te
Maasvlakte, Rotterdam en/of Barendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de (gemanipuleerde) container [containernummer04]
-naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen, en/of
- aan te (laten) melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875 te
Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren, en/of
- met daarin drie, althans één of meer, perso(o)n(en) een uitschuifbare trap,
powerbanks, slaapzakken, kussens, toiletpapier, eten en drinken, een GPS-tracker
en/of drie mobiele telefoons (onbevoegd) op de ECT Delta Terminal te brengen;
5
Zaak KOCU
zij op of omstreeks 21 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam en/of Barendrecht,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door als chauffeur van trekker [kenteken01] de (gemanipuleerde) container
[containernummer09]
- naar een loods aan het [adres02] te Barendrecht te brengen, en/of
- aan te (laten) melden bij de ECT Delta Terminal gelegen aan de Europaweg 875 te
Maasvlakte om deze container aldaar als leeg in te leveren, en/of
- met daarin één of meer perso(o)n(en), slaapzakken, kussens, WC papier,
tandenborstels, eten en drinken (onbevoegd) op de ECT Delta Terminal te brengen.