ECLI:NL:RBROT:2023:5813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
10/057803-23 / TUL: 16/186203-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woninginbraak met diefstal van waardevolle goederen

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met braak uit een woning. De verdachte was op het moment van de inbraak nog in proeftijd vanwege een eerder vermogensdelict. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 februari 2023, samen met anderen, meerdere waardevolle goederen, waaronder gouden en zilveren sieraden en een tas van Louis Vuitton, heeft weggenomen uit een woning in Rotterdam. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gevorderde schade niet voldoende was onderbouwd en een deel van de schade al was vergoed.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar strafblad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, gezien de recidive en de impact van de inbraak op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/057803-23
Parketnummer vordering TUL: 16/186203-19
Datum uitspraak: 20 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 16/186203-19.

4.Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 februari 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen meerdere gouden en zilveren sieraden (onder andere halskettingen en ringen en oorbellen) en een tas (merk Louis Vuitton) en een key pouch (merk Louis Vuitton) en een geldbedrag (in totaal ruim 6.000 euro) die toebehoorden aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres delict01] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en een mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met haar mededaders schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning. Hiertoe is de achterdeur van de woning vernield en de gehele woning doorzocht en overhoop gehaald. De verdachte heeft met haar handelen schade veroorzaakt en – naar alle waarschijnlijkheid – onveiligheidsgevoelens bij de bewoners teweeggebracht. Dit soort feiten zorgen ook in meer algemene zin voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving, omdat men zich bij uitstek in de eigen woning veilig zou moeten kunnen voelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen 5 jaar eerder is veroordeeld voor overtreding van artikel 310 Wetboek van Strafrecht.
Rapportage
Uit een brief van 17 mei 2023 blijkt dat het de reclassering niet is gelukt een reclasseringsadvies op te stellen over de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf aanzienlijk korter te laten duren dan door de officier van justitie is geëist, eventueel door het onvoorwaardelijke strafdeel niet langer te laten duren dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hiervoor bestaat geen aanleiding, omdat dit geen recht doet aan de ernst van het feit. Tevens wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen dat zij tijdens een lopende proeftijd voor eveneens een vermogensdelict vanwege financieel gewin ervoor heeft gekozen een woninginbraak te plegen.
Van de gevangenisstraf zal een deel voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd mevrouw [slachtoffer01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.600,= aan materiële schade bestaande uit € 750,- ter vergoeding van de schade aan deuren, € 250,- ter vergoeding van een gestolen jas en kussen en € 6.600,- aan gestolen contant geld.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen. Voor het bepalen van de hoogte van de schade aan de deuren heeft de officier de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en € 250,- toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de gestelde schade niet voldoende is onderbouwd en het geldbedrag aan de benadeelde zal worden teruggeven, voor zover dat niet al is gebeurd. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de betalingsverplichting hoofdelijk op te leggen.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor het gestolen contante geld merkt de rechtbank op dat uit het procesdossier blijkt dat dit reeds op 28 februari 2023 aan de benadeelde partij is geretourneerd. Voor zover de benadeelde met de vordering, die op 3 april 2023 bij de rechtbank is binnengekomen, heeft beoogd te stellen dat het geld nog niet is geretourneerd, wordt dit ondervangen door de in het vonnis tegen de medeverdachte [medeverdachte01] gegeven voorwaardelijke last tot teruggave aan de benadeelde. Voor het overige zijn de schadeposten in het geheel niet onderbouwd. Deze schadeposten komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 23 september 2019 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland is de verdachte ter zake van het doen plegen van diefstal veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 8 dagen, waarvan een gedeelte, groot 7 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 5 juli 2021.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Het feit is van een andere orde en de zaak is van wat langer geleden.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat zij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 23 september 2019 van de politierechter in de rechtbank midden-Nederland aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
op of omstreeks 25 februari 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere (gouden en/of zilveren) siera(a)d(en) (onder andere halskettingen en/of ringen en/of oorbellen) en/ of een tas (merk Louis Vuitton) en/ of een key pouch (merk Louis Vuitton) en/ of een zonnebril (merk Gentle Monster) en/ of een of meer geldbedrag(en) (in totaal ruim 6.000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict01] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ of dat/ die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)