ECLI:NL:RBROT:2023:5812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
10/057807-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woninginbraak met recidive en bijzondere voorwaarden

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak uit een woning. De verdachte was ten tijde van de feiten in proeftijd en had een strafblad met meerdere eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op 25 februari 2023 in Rotterdam meerdere waardevolle goederen, waaronder sieraden en een tas van Louis Vuitton, heeft weggenomen uit een woning. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van de reclassering dat wijst op een licht verstandelijke beperking en niet-aangeboren hersenletsel. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht en ambulante behandeling, om het recidiverisico te beperken. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende onderbouwd was en de gestolen geldbedragen al waren teruggegeven. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de aangeefster gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/057807-23
Datum uitspraak: 20 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting te [detentielocatie01] ,
raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan geldbeheer en/of bewindvoering.

4.Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 februari 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen meerdere gouden en zilveren sieraden (onder andere halskettingen en ringen en oorbellen) en een tas (merk Louis Vuitton) en een key pouch (merk Louis Vuitton) en een geldbedrag (in totaal ruim 6.000 euro) die toebehoorden aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres delict01] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en een mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning. Hiertoe is de achterdeur van de woning vernield en de gehele woning doorzocht en overhoop gehaald. De verdachte heeft met zijn handelen schade veroorzaakt en – naar alle waarschijnlijkheid – onveiligheidsgevoelens bij de bewoners teweeggebracht. Dit soort feiten zorgen ook in meer algemene zin voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving omdat men zich bij uitstek in de eigen woning veilig zou moeten kunnen voelen. Dat de verdachte pas net uit detentie was en enkel voor financieel gewin ervoor heeft gekozen (opnieuw) een woninginbraak te plegen, rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen 5 jaar meermalen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte liep ten tijde van het ten laste gelegde (net) in een proeftijd.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 mei 2023. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
Nadat de verdachte in december 2022 uit detentie kwam, ontbrak het hem aan stabiliteit op alle leefgebieden. In de verdiepingsdiagnostiek uit 2022 wordt het delictgedrag in verband gebracht met zijn psychosociaal functioneren. Er lijkt sprake van een licht verstandelijke beperking en niet-aangeboren hersenletsel. In het lopende reclasseringstoezicht, dat in januari 2023 is gestart, ziet de reclassering nog voldoende aanknopingspunten voor interventies om de risico’s te beperken, aangezien het toezicht zich in de opstartende fase bevindt. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden op te leggen die ook van toepassing zijn op het lopende reclasseringstoezicht. Dit betreffen de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole, aangevuld met de bijzondere voorwaarde meewerken aan geldbeheer en/of bewindvoering.
De rechtbank neemt de conclusies uit het rapport over en maakt die tot de hare.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur dan de tijd die de verdachte tot de datum van de uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat dit geen recht doet aan de ernst van het feit.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal zoals gevorderd een proeftijd van drie jaar opleggen. De rechtbank acht het namelijk van belang is dat de bijzondere voorwaarden voor langere duur dan gebruikelijk van kracht zijn zodat de verdachte langer de tijd heeft om aan zichzelf te werken en om, mede gelet op de justitiële documentatie, het recidiverisico tijdens en na afloop van de proeftijd zoveel mogelijk te beperken. De rechtbank ziet geen concrete aanleiding voor het opnemen van de mogelijkheid tot medicatietoediening. Voor zover dit door de zorgverlener noodzakelijk wordt geacht, kan de verdachte hier in het kader van de ambulante behandeling en begeleiding toestemming voor verlenen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Geldbedrag, € 852,40, omschrijving: [beslagnummer01] ;
  • Geldbedrag, € 25,=, omschrijving: [beslagnummer02] ;
  • Geldbedrag, € 5,=, omschrijving: [beslagnummer03] .
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen terug te geven aan de aangeefster [slachtoffer01] , die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De verdediging heeft zich niet verzet tegen teruggave van de geldbedragen aan de aangeefster.
Ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de aangeefster, mevrouw [slachtoffer01] , zijnde degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd mevrouw [slachtoffer01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.600,= aan materiële schade bestaande uit € 750,- ter vergoeding van de schade aan deuren, € 250,- ter vergoeding van een gestolen jas en kussen en € 6.600,- aan gestolen contant geld.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen. Voor het bepalen van de hoogte van de schade aan de deuren heeft de officier de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en € 250,- toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de gestelde schade niet voldoende is onderbouwd en het geldbedrag aan de benadeelde zal worden teruggeven, voor zover dat niet al is gebeurd. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de betalingsverplichting hoofdelijk op te leggen.
9.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor het gestolen contante geld merkt de rechtbank op dat uit het procesdossier blijkt dat dit reeds op 28 februari 2023 aan de benadeelde partij is geretourneerd. Voor zover de benadeelde met de vordering, die op 3 april 2023 bij de rechtbank is binnengekomen, heeft beoogd te stellen dat het geld nog niet is geretourneerd, wordt dit ondervangen door de in het vonnis tegen de medeverdachte [medeverdachte01] gegeven voorwaardelijke last tot teruggave aan de benadeelde. Voor het overige zijn de schadeposten in het geheel niet onderbouwd. Deze schadeposten komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Leger des Heils op het adres [adres02] te [plaats02] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft bij Stichting Exodus of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plek is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde werkt mee aan budgetbeheer of bewindvoering, indien de reclassering dit nodig acht. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon [slachtoffer01] van:
- Geldbedrag, € 852,40, omschrijving: [beslagnummer01] ;
- Geldbedrag, € 25,=, omschrijving: [beslagnummer02] ;
- Geldbedrag, € 5,=, omschrijving: [beslagnummer03] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 25 februari 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere (gouden en/of zilveren) siera(a)d(en) (onder andere halskettingen en/of ringen en/of oorbellen) en/ of een tas (merk Louis Vuitton) en/ of een key pouch (merk Louis Vuitton) en/ of een zonnebril (merk Gentle Monster) en/ of een of meer geldbedrag(en) (in totaal ruim 6.000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict01] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ of dat/ die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)