Op 8 juni 2023 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde, geboren in 2002, die uit anderen hoofde gedetineerd was. De officier van justitie, mr. R.A. Kloos, diende op 26 april 2023 een vordering in tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk waren opgelegd. De rechtbank moest beoordelen of de officier van justitie ontvankelijk was in zijn vordering, gezien de termijnoverschrijding van dertien dagen. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de officier van justitie voldoende inspanningen had geleverd om de zaak tijdig te behandelen.
De rechtbank beoordeelde vervolgens de vordering tot tenuitvoerlegging. De reclassering had gerapporteerd dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden, waaronder een meldplicht en een locatiegebod. Ondanks deze overtredingen, en gezien de jonge leeftijd van de veroordeelde, besloot de rechtbank om slechts een deel van de voorwaardelijke straf, groot 47 dagen, ten uitvoer te leggen. De overige voorwaarden blijven gedurende de proeftijd van kracht. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf en wees de vordering voor het overige af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A. Boer als voorzitter.