ECLI:NL:RBROT:2023:5808

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
83/223845-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen door rechtspersoon met gebrekkige administratie en niet melden van ongebruikelijke transacties

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, een besloten vennootschap, die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon gedurende een periode van meer dan twee jaar betrokken was bij het verhullen van de herkomst van aanzienlijke geldbedragen, die in totaal bijna 700.000 euro bedroegen. De verdachte heeft geen deugdelijke administratie bijgehouden, waardoor de herkomst van deze bedragen niet kon worden herleid. Daarnaast heeft de rechtspersoon niet voldaan aan de verplichtingen om ongebruikelijke transacties te melden, zoals vereist onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon, vertegenwoordigd door [medeverdachte01], gedurende de ten laste gelegde periode meermalen ongebruikelijke transacties heeft verricht zonder deze te melden. De officier van justitie had een geldboete van 30.000 euro geëist, welke door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van [medeverdachte01] als bestuurder van de rechtspersoon aan de rechtspersoon konden worden toegerekend, en dat er sprake was van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon veroordeeld tot een geldboete van 30.000 euro, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de rechtspersoon in de onderliggende criminaliteit zwaar hebben meegewogen in de beslissing.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte rechtspersoon niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten en dat de bewezen feiten niet recentelijk zijn gepleegd. De rechtbank heeft de op te leggen straf gemotiveerd door te wijzen op de bedreiging die het witwassen van crimineel verkregen vermogen vormt voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/223845-21
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verdachte rechtspersoon01] ,
gevestigd op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. F.H.H. Sijbers, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.C. Schaafsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 30.000,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 3 en 4
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het opzettelijk niet melden van ongebruikelijke transacties en het opzettelijk nalaten cliëntenonderzoek te doen zoals onder 3 en 4 ten laste is gelegd. Deze feiten zijn namens de verdachte rechtspersoon (hierna: [verdachte rechtspersoon01] ) ter zitting bekend en worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Deze feiten zullen daarom zonder nadere motivering bewezen worden verklaard, met uitzondering van het medeplegen. Hiervoor zijn geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig. [verdachte rechtspersoon01] wordt in zoverre vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
4.2.1.
Aanleiding onderzoek, bevindingen FIOD en behandeling rechtbank
De FIOD is een onderzoek gestart naar aanleiding van een verstrekking door de politie van een FIU-dossier, inhoudende 32 verdachte transacties in de horlogehandel van [medeverdachte01] en/of [verdachte rechtspersoon01] , waarvan [medeverdachte01] enig bestuurder en aandeelhouder is. Hieruit blijkt het volgende. [medeverdachte01] houdt zich vanaf augustus 2018 bezig met de handel in horloges en overige sieraden. Vanaf 19 februari 2019 gebeurt dit (mede) binnen [verdachte rechtspersoon01] . [verdachte rechtspersoon01] koopt horloges in bij juweliers en verkoopt die horloges aan derden. Ook worden horloges van derden geruild of verkocht met of aan juweliers. Een groot deel van de transacties wordt met contant geld betaald. Daarnaast zijn op door [verdachte rechtspersoon01] en [medeverdachte01] gebruikte bankrekeningen transacties zichtbaar waarbij de van juweliers per bank ontvangen bedragen contant worden opgenomen. Ook zijn grote contante stortingen zichtbaar, waarna de aankoop van een horloge bij juweliers plaatsvindt. In de ten laste gelegde periode zijn door [verdachte rechtspersoon01] en [medeverdachte01] contante betalingen bij Schaap & Citroen gedaan ter hoogte van € 1.149.241,00. Daarnaast is op bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon01] en [medeverdachte01] een bedrag van € 268.560 aan contant geld gestort. Van al deze transacties ontbreekt een deugdelijke en sluitende (kas)administratie bij [verdachte rechtspersoon01] en bij [medeverdachte01] .
De rechtbank zal achtereenvolgens onderzoeken of sprake is van verhullingshandelingen omtrent de aard en de herkomst van de onder 1 ten laste gelegde geldbedragen en van het verwerven, voorhanden hebben en/of omzetten van de geldbedragen, zoals ten laste is gelegd onder 2. Daartoe zal eerst worden onderzocht of de verklaring van [medeverdachte01] voldoende tegenwicht biedt tegen het vermoeden van witwassen. Vervolgens zal de rechtbank onderzoeken of de gedragingen van [medeverdachte01] als bestuurder van [verdachte rechtspersoon01] zijn toe te rekenen aan die rechtspersoon en ten slotte of sprake is geweest van een gewoonte.
4.2.2.
Vermoeden van witwassen, verklaring [medeverdachte01] en nader onderzoek FIOD
Niet in geschil is dat de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden te kwalificeren zijn als witwasindicatoren en dat die zonder meer een gerechtvaardigd vermoeden opleveren van (gewoonte)witwassen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde geldbedragen. [medeverdachte01] heeft hierop een (schriftelijke) verklaring afgelegd over de herkomst van de geldbedragen en een facturenoverzicht overhandigd. [medeverdachte01] heeft aangegeven dat hij wist wie zijn klanten waren, dat hij hen vertrouwde en dat hij wist dat zij op legale wijze hun geld verdienden. Omdat hij zijn klanten kende, kon hij achteraf alsnog zijn administratie op orde maken. Het door hem verstrekte overzicht heeft hij aangevuld met telefoonnummers, factuurnummers en serienummers van de horloges. De FIOD heeft vervolgens nader onderzoek gedaan ter verificatie van deze gegevens.
4.2.3.
Standpunt verdediging
[verdachte rechtspersoon01] dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1 en 2.
Deugdelijk onderzoek door de FIOD ter verificatie van de verklaring van [medeverdachte01] en de door hem overgelegde klantenlijst is uitgebleven. Het (onvolledig) horen van slechts één getuige is hiertoe onvoldoende. Voor zover het onderzoek wel volledig is geweest, kan gelet op de verklaring van [medeverdachte01] , niet worden volgehouden dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring geldt en het daarom niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
4.2.4.
Beoordeling
Aard van het nadere onderzoek FIOD en de bevindingen
Uit het nadere onderzoek dat de FIOD heeft verricht naar aanleiding van de facturenlijst van [verdachte rechtspersoon01] , blijkt dat 12 personen hebben gereageerd op vragenbrieven van de FIOD, waarbij het merendeel van hen verklaart niets te hebben gekocht van, dan wel verkocht aan [medeverdachte01] en/of aan [verdachte rechtspersoon01] . Eén persoon heeft aangegeven [verdachte rechtspersoon01] niet te kennen en in een enkel geval is in reactie een factuur meegestuurd waarop staat vermeld dat een horloge contant is voldaan. In de bij Van Wonderen Watches gevorderde en overgelegde administratie is een aantal facturen van de lijst niet terug te vinden en komen de facturatiedata op de lijst en de administratie niet overeen. Van GK Watches zijn eveneens in- en/of verkoopgegevens gevorderd. Zij stelt dat zij [verdachte rechtspersoon01] en [medeverdachte01] in het geheel niet kent. Verder blijkt uit de door International Metal Trading (IMT) aangeleverde stukken dat slechts 4 transacties kunnen worden herleid, terwijl ten aanzien van de overige 29 horloges onduidelijk is gebleven of en wanneer zij aan IMT zijn geleverd. Ook heeft de FIOD getracht vijf personen als getuige te horen, wat slechts in één geval is gelukt. Die getuige heeft verklaard dat de horloges op de door [medeverdachte01] overgelegde facturenlijst niet door hem zijn gekocht.
Anders dan de verdediging stelt, heeft de FIOD meerdere onderzoekshandelingen verricht, ondanks dat een onvolledige facturenlijst is overgelegd. Dat het nadere onderzoek door de FIOD op basis van beperkte informatie geen nadere feiten en omstandigheden heeft opgeleverd waarmee het vermoeden van witwassen kan worden weerlegd, leidt niet tot de conclusie dat het nadere onderzoek van de FIOD te beperkt is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is het nadere onderzoek door de FIOD – met de beperkte gegevens die [medeverdachte01] heeft verstrekt en die hij grotendeels achteraf – na zijn aanhouding – heeft gereconstrueerd – deugdelijk geweest. Het verweer van de verdediging wordt in zoverre verworpen.
Vermoeden van witwassen weerlegd?
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de verklaring van [medeverdachte01] in samenhang bezien met de nadere onderzoeksbevindingen onvoldoende tegenwicht ter weerlegging van het vermoeden van de criminele herkomst van de geldbedragen. Dit alles maakt dat [medeverdachte01] er niet in is geslaagd het vermoeden van witwassen te ontkrachten. Bij gebreke van een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst van de geldbedragen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat [medeverdachte01] daarvan wetenschap had.
[medeverdachte01] heeft ontkend enige wetenschap te hebben gehad van de criminele herkomst van de contante gelden. Hij heeft echter op geen enkele manier uitgelegd waar de contante gelden zijns inziens dan vandaan kwamen. De enkele stelling dat hij zijn klanten kende en wist dat zij hun geld legaal verdienden, is onvoldoende. Nog afgezien van het feit dat een deel van zijn klanten ontkent klant te zijn geweest, mag meer uitleg worden verwacht. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat grote contante geldbedragen vooral in het criminele circuit voorkomen en dit temeer in combinatie met de aanschaf van peperdure horloges. Door zijn handelwijze heeft [medeverdachte01] minst genomen bewust het aanmerkelijke risico genomen dat sprake was van geld dat een criminele herkomst had.
Toerekening aan de rechtspersoon
De gedragingen van [medeverdachte01] kunnen aan [verdachte rechtspersoon01] worden toegerekend. Immers, hij was in de ten laste gelegde periode bestuurder van [verdachte rechtspersoon01] en zijn gedragingen hebben plaatsgevonden in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van [verdachte rechtspersoon01] en zijn ook aan die rechtspersoon dienstig geweest.
Gewoonte?
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte01] gedurende een langere periode steeds opnieuw horloges heeft verkocht en ingekocht en daartoe contante geldbedragen voorhanden gehad, uitgegeven, gestort en/of opgenomen. Derhalve is sprake van gewoontewitwassen. Dat wordt dus bewezenverklaard, met uitzondering van het medeplegen. Hiervoor zijn onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
zij
in de periode 28 januari 2019 tot en met 17 augustus 2020 in Nederland,
meermalen, van één of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal EUR 699.663,00 de herkomst, heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en heeft verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad en heeft verworven en voorhanden heeft/hebben gehad en omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) terwijl zij, verdachte, wist, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2
zij
in de periode 16 augustus 2019 tot en met 17 augustus 2020 in Nederland, meermalen, vanéén of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal EUR 98.650,00 heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) terwijl zij, verdachte, wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
3
zij
in of omstreeks de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, in Nederland, meermalen, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000, al dan niet opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties niet of niet-onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de (voorgenomen) transacties bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid, immers heeft zij telkens al dan niet opzettelijk geen onverwijlde melding gedaan van een of meer verrichte transacties, te weten:
- een op 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 53.750,00 en
- een op 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 25.750,00 en
- een op 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en
- een op 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 39.000,00 door [naam02] en
- een op 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 48.000,00 door [naam03]
4
zij
in de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, in Nederland, meermalen, als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 15.000, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, immers heeft [verdachte rechtspersoon01] . telkens al dan niet opzettelijk, geen dan wel onvolledig, cliëntenonderzoek verricht, immers heeft zij, opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of geen uittreksel van de kamer van koophandel aangevraagd en/of gecontroleerd en aanzien van een of meer verrichte transacties, te weten:
- een op 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 53.750,00 en
- een op 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 25.750,00 en
- een op 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en
- een op 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 39.000,00 door [naam02] en
- een op 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van EUR 48.000,00 door [naam03]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
van witwassen een gewoonte maken, begaan door een rechtspersoon
2.
van witwassen een gewoonte maken, begaan door een rechtspersoon

3.

opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd

4.
overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de omstandigheden betreffende de verdachte rechtspersoon en de financiële positie van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte rechtspersoon heeft zich gedurende een periode van twee jaren schuldig gemaakt aan het witwassen van crimineel verkregen vermogen van bijna 8 ton euro. Zij heeft dure horloges en sieraden gekocht voor personen die haar daarvoor grote contante geldbedragen gaven. Zij heeft geen deugdelijke administratie bijgehouden waaruit de herkomst van de bedragen kan worden herleid noch heeft zij voldaan aan de op haar rustende verplichtingen inzake de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme. Hierdoor werd het voor mensen met crimineel geld heel eenvoudig om via de verdachte hun gelden wit te wassen zonder dat de herkomst van de gelden traceerbaar was.
Door het witwassen van crimineel verkregen vermogen wordt de onderliggende criminaliteit, waarbij grote sommen geld kunnen omgaan mogelijk gemaakt.
De verdachte rechtspersoon maakt het mogelijk dat criminelen hun door misdrijf verdiende geld kunnen uitgeven waardoor crimineel geld in de legale economie terechtkomt.
Dat is een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij – uit eigen gewin – haar medewerking hieraan heeft verleend.
7.3.
Omstandigheden van de verdachte rechtspersoon
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 mei 23, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank meegewogen dat de bewezenverklaarde feiten niet in het recente verleden zijn gepleegd, doch meer dan twee jaren geleden. De rechtbank heeft er ook rekening mee gehouden dat [medeverdachte01] na de bewezenverklaarde feiten de werkzaamheden binnen [verdachte rechtspersoon01] als horlogehandelaar heeft afgebouwd.
Gezien de ernst van de feiten dient hierop te worden gereageerd met een forse geldboete. De eis van de officier van justitie is derhalve alleszins redelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de volgende artikelen:
  • 23, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 3 en 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme, zoals die luidden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot
een geldboete van € 30.000,00 (dertigduizend euro);
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 juni 2023.

11.Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon wordt ten laste gelegd dat
1
Zij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 januari 2019 tot en met 17 augustus 2020 te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) EUR 699.663,00 (AMB-053-01, AMB-056), in elk geval (een) of meer geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2
Zij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 16 augustus 2019 tot en met 17 augustus 2020 te ’s-Gravenhage en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) EUR 98.650,00 (AMB-057), in elk geval (een) of meer geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet (al dan niet in horloges en/of sieraden) en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
3
Zij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende koper en/of verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 10.000, (telkens) al dan niet opzettelijk, in strijd met de verplichting zoals geformuleerd in artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie(s) niet of niet-onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de (voorgenomen) transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid, immers heeft zij (telkens) al dan niet opzettelijk geen (onverwijlde) melding gedaan van een of meer (verrichte) transacties, te weten:
- een op of omstreeks 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 53.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 25.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijk contante betaling(en) van (in totaal) EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en/of
- een op of omstreeks 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 39.000,00 door [naam02] (DOC-020-03) en/of
- een op of omstreeks 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 48.000,00 door [naam03] (AMB-034, AMB-038);
4
Zij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 14 februari 2019 tot en met 17 augustus 2020, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van EUR 15.000, (telkens) opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, immers heeft zij (telkens) al dan niet opzettelijk, geen dan wel onvolledig, cliëntenonderzoek verricht, immers heeft zij, opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of geen uittreksel van de kamer van koophandel aangevraagd en/of gecontroleerd en aanzien van een of meer (verrichte) transacties, te weten:
- een op of omstreeks 30 juli 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 53.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 3 december 2019 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 25.750,00 (DOC-002) en/of
- een op of omstreeks 14 januari 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijk contante betaling(en) van (in totaal) EUR 32.500,00 door [naam01] (AMB-051) en/of
- een op of omstreeks 12 maart 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 39.000,00 door [naam02] (DOC-020-03) en/of
- een op of omstreeks 23 juli 2020 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten geheel of gedeeltelijke contante betaling(en) van (in totaal) EUR 48.000,00 door [naam03] (AMB-034, AMB-038);
Bewijsmiddelen
11.1.
Feiten 1, 2, 3 en 4
1.
Een geschrift documentcode
DOC-001(pagina 947 en verder van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als uittreksel van de Kamer van Koophandel:
Rechtspersoon statutaire naam : [verdachte rechtspersoon01] .
Eerste inschrijving : 14 februari 2019
SBI-code 4648 : groothandel in juweliersartikelen en uurwerken
Bezoekadres : [adres01] , [postcode01] ’ [plaats01]
Enig aandeelhouder/bestuurder : [medeverdachte01] .
2.
Het proces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst documentcode
[documentcode01](pagina 1 en verder van de doorgenummerde bijlagen, inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het klopt, [verdachte rechtspersoon01] ben ik ja.
3.
De verklaring van [medeverdachte01] , namens de verdachte, ter zitting van 26 mei 2023, inhoudende:
Mijn klanten zijn mensen die ik goed ken. Ik kwam vaak bij hen thuis of ik kende hen al langer. Ik heb altijd een goeie kring van mensen om mij heen. Het zijn mensen die veel geld kunnen uitgeven. Mijn klanten hadden ook contant geld en ik betaalde ook contant bij Schaap & Citroen. Ik deed zelf de contante stortingen. Het klopt dat het geld is van horloges die ik eerder heb verkocht. Als je bij Schaap & Citroen voor een bedrag lager dan 10.000 euro koopt, blijft registratie op naam achterwege. Ik maakte geen facturen van door mij verkochte van horloges, want eigenlijk vroeg niemand daar om. Het klopt dat mijn boekhouding niet correct was.
4.
Het proces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst documentcode
AMB-020(pagina 244 en verder van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
In een tapgesprek tussen [medeverdachte01] en een medewerker van Schaap & Citroen wordt gezegd dat [medeverdachte01] € 50.000,- bij een vriendin had neergelegd dat het mogelijk is gestolen door een schoonmaakster. Man3093 [de rechtbank begrijpt:
de verdachte] zegt dat hij gelukkig nog wat geld had weggehaald daar, want die vijfhonderdjes toen voor man4906 lagen daar ook. [naam02] reageert op vragen van de FIOD en verklaart: Factuur van [verdachte rechtspersoon01] d.d. 12 maart 2020 met een factuurbedrag van € 39.000,- is contant voldaan. De ING Bank vraagt aan [medeverdachte01] . “maakt u melding van contante transacties bij het FIU?”. [medeverdachte01] antwoordt: “bedragen boven de € 10.000,- wel.” Ondanks dat hij bekend is met zijn verplichtingen en hij dit op basis van de bekend geworden gevallen had moeten doen, heeft hij dit niet gemeld. Op de inbeslaggenomen iPhone van [medeverdachte01] staat een WhatsAppgesprek met [naam04] d.d. 15 juni 2020.
[medeverdachte01] :
kan je bellen. Ik moet naam geven van wie dat geld is. Willen ze graag. Wat zal ik zeggen. Kan ik niet zeggen van [naam05] ofzo.
[naam04] :
Ome [naam06] hahahah
De verdachte heeft vrienden met antecedenten waaronder [naam04] , [naam07] , [naam08] en [naam09] . Op 2 juli 2020 vindt een telefoongesprek plaats tussen [naam10] zijn vriendin en de verdachte. Hij is gaan eten met criminelen bij [naam11] en hij zegt dat het voor werk is.
5.
Het proces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst documentcode
AMB-025(pagina 271 en verder van de doorgenummerde bijlagen), inhoudend als relaas van de verbalisant:
Bij doorzoekingen op diverse locaties stukken met informatie over [medeverdachte01] en [verdachte rechtspersoon01] inbeslaggenomen. Er zijn 10 verschillende inkoopverklaringen/selfbillingfacturen aangetroffen opgemaakt door [medeverdachte01] en/of [verdachte rechtspersoon01] . Geen van de inkoopverklaringen is ondertekend door de verkopende partij. Op slechts één inkoopverklaring staat het nummer van een identiteitsbewijs. Op de andere inkoopverklaringen staat wel vermeld dat een rijbewijs is getoond, maar ontbreekt het nummer van het identiteitsbewijs. Op de helft van de inkoopverklaringen ontbreekt een deel van de adresgegevens. Niet alle documenten zijn voorzien van een datum. Op enkele facturen wordt een BTW-margeregeling toegepast, terwijl alle inkoopfacturen zijn opgemaakt met toepassing van het normale BTW-regime. In de beschikbare documenten is geen consequent bijgehouden kasboek aangetroffen. In Moneybird zijn geen betaalwijzen van inkopen geregistreerd. Door andere juweliers zijn 24 FIU meldingen gedaan over contante inkopen van [medeverdachte01] en [verdachte rechtspersoon01] . In Moneybird zijn drie transacties zichtbaar, echter geen FIU-meldingen.
6.
Het overzichtsproces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst,
documentcode [documentcode02](pagina 1 en verder van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als het relaas van de verbalisant:
Uit de bankmutaties is mij opgevallen dat op of omstreeks dezelfde datum een aan- of verkoop van vermoedelijk een horloge bij een juwelier samenvalt met een storting van contant geld of juist een opname.
Op 3 augustus 2018 ontvangt [medeverdachte01] op zijn bankrekening een bedrag van € 14.000,- van Precision Watches. Op diezelfde dag wordt in zes delen € 14.000,- contant opgenomen.
Op 17 oktober 2018 wordt € 13.260,- cash geld gestort. Op diezelfde dag wordt bij Schaap & Citroen een horloge aangeschaft voor € 13.250,- en per bank aan Schaap en Citroen betaald.
Op 16 augustus 2019 zijn drie bedragen (4.850, 9.150 en 12.920, samen 26.920) gestort, terwijl op dezelfde dag € 27.000,- per bank aan een derde wordt betaald.
7.
Het proces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst documentcode
[documentcode03], inhoudende als relaas van de verbalisant:
Door Schaap & Citroen zijn zes debiteurenkaarten verstrekt betreffende aankopen die zijn gedaan onder meer op naam van [verdachte rechtspersoon01] .
Debnr. Ten name van [rekeningnummer01] totaal
[debiteurennummer01] [verdachte rechtspersoon01] [rekeningnummer02]
[debiteurennummer02] [verdachte rechtspersoon01] [rekeningnummer03]
8.
Het proces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst, documentcode
[documentcode04](pagina 141 en verder van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van de getuige [getuige01] :
Er zijn mij een aantal dingen opgevallen aan [verdachte rechtspersoon01] / [medeverdachte01] . Niet alle inkoopfacturen en verkoopfacturen gingen via de bank. Er gebeurde minder op de bank dan wat je zou verwachten op basis van de in- en verkoopfacturen. Bij [verdachte rechtspersoon01] was dit in 50% van de inkopen en verkopen het geval. [voornaam medeverdachte01] [de rechtbank begrijpt:
[medeverdachte01]] verklaarde dat er veel contant ging. Bij mij bleven veel verkoopfacturen open staan. Nee, het is me niet gelukt om de inkopen te matchen aan de verkopen. Een horloge dat door [voornaam medeverdachte01] wordt ingekocht wordt op dezelfde dag of de volgende dag verkocht. Inkoop vindt dus plaats op basis van afspraak en beschikbaarheid van het gewenste horloge.
11.2.
Feit 2
9.
Het proces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst, documentcode
[documentcode05], inhoudende als relaas van de verbalisant:
Er is voor € 268.560,- contant gestort op de bankrekeningen van [verdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte01] wat vervolgens gebruikt is voor de aankoop van horloges en/of sieraden. Voor [verdachte rechtspersoon01] gaat het om een bedrag van € 98.650,- ( [iban_nummer01] ).
De contante storting wordt opgevolgd door een aankoop van een horloge en/of sieraad.
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van de FIOD-Belastingdienst is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.