ECLI:NL:RBROT:2023:578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
648066
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gezinssituatie

Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter de belangen van de minderjarige vooropstelde. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] was eerder ingesteld op 4 januari 2021 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De huidige beschikking betreft een verlenging van de ondertoezichtstelling tot 9 januari 2024 en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma van de minderjarige tot 9 juli 2023.

De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft het verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat er zorgen zijn over het gedrag en de schoolgang van [voornaam minderjarige01]. De minderjarige heeft in het verleden bij verschillende verzorgers gewoond, wat heeft geleid tot onduidelijkheid over haar verblijfplaats en opvoedsituatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie bij de oma voorlopig de beste optie is, gezien de zorgen over de opvoeding bij de moeder en stiefvader.

Tijdens de zitting hebben de moeder en stiefvader hun bezorgdheid geuit over de opvoedsituatie bij de oma, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen grote zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de oma. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [voornaam minderjarige01] de hulpverlening een kans geeft en dat er een plan van aanpak moet komen voor haar onderwijs en behandeling. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de situatie nauwlettend te volgen en de nodige hulpverlening te bieden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/648066 / JE RK 22-2652
Datum uitspraak: 3 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R. Tetteroo, te Rotterdam,

[naam vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. N. Aydoğan-Kütük, te Rotterdam.

[naam oma01]

hierna te noemen: de oma,
wonende te [woonplaats02]

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 november 2022, ingekomen bij de griffie op 18 november 2022;
- het eindverslag van Enver van 14 oktober 2022, binnengekomen bij de griffie op 2 januari 2022;
- de e-mail met bijlagen van de advocaat van vader op 2 januari 2023.
Op 3 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord via
een telefoonverbinding;
- de stiefvader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door mr. N. Claassen (neemt waar voor mr. R. Tetteroo);
- de oma;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam01] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder en de stiefvader.
[voornaam minderjarige01] verblijft bij haar oma.
Bij beschikking van 4 januari 2021 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 9 januari 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 december 2021 ook de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg tot 9 januari 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen met een jaar.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlengen bij oma voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft haar verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Na een stabiele periode waarin [voornaam minderjarige01] bij haar oma woonde, is er de afgelopen tijd veel gebeurd. Van de één op andere dag is [voornaam minderjarige01] weggegaan bij haar oma en teruggekeerd bij haar moeder. Zij heeft een tijd bij haar moeder en haar stiefvader gewoond. Dit is redelijk goed gegaan, maar de zorgen rondom het schoolverzuim van [voornaam minderjarige01] bleven in stand. Na een gesprek met de GI gaf [voornaam minderjarige01] aan dat zij er toch niet klaar voor was om bij haar moeder te wonen. Dit kwam als een verrassing. Op dat moment is een nieuwe passende plek gezocht, die is gevonden bij de tante. De plaatsing bij de tante zorgde voor escalaties binnen de familie, waardoor [voornaam minderjarige01] na drie dagen naar een crisisplek is gegaan. Na een overleg met [voornaam minderjarige01] , haar moeder en de GI is besloten dat [voornaam minderjarige01] naar een accommodatie voor jeugdhulp zou gaan in Friesland. [voornaam minderjarige01] stond echter negatief tegenover de plek in Friesland, zodat het intakegesprek niet tot een plaatsing heeft geleid. Op dit moment woont [voornaam minderjarige01] weer bij haar oma. Het lijkt er sterk op dat [voornaam minderjarige01] dusdanig klem zit tussen haar familie, dat ze dingen zegt waarvan ze denkt dat degene bij wie zij verblijft wil horen. Als zij bij haar moeder woont vertelt ze slechte dingen over de situatie bij oma thuis. Als ze bij haar oma verblijft, vertelt zij dat de situatie bij de moeder vervelend was. Dit is een grote zorg, waarvoor [voornaam minderjarige01] behandeling moet krijgen. Over de opvoedsituatie bij de oma thuis bestaan geen concrete zorgen. De zorgen voor [voornaam minderjarige01] zien op dit moment op haar manipulatieve gedrag en op haar schoolgang. Project op maat is betrokken om het onderwijs van [voornaam minderjarige01] weer op gang te krijgen. Zij doen onderzoek naar de manier waarop [voornaam minderjarige01] het beste weer tot leren kan worden gebracht. Het doel is dat [voornaam minderjarige01] in een onderwijsvoorziening kan starten die gericht is op haar problematiek. Zodoende wordt zij niet enkel ondersteund in haar schoolgang, maar ook in de problematiek daaromheen. De woonsituatie bij de oma is nog pril, waardoor de aankomende periode nog moet worden onderzocht welke hulpverlening passend is voor [voornaam minderjarige01] . Het is belangrijk dat zij de hulpverlening een kans geeft en de behandeling aangaat. Als zij dit niet doet en de situatie niet verbetert, moet worden gedacht aan hulpverlening in een dwingender kader.

De standpunten

De moeder en de stiefvader
De moeder en de stiefvader hebben ter zitting aangegeven het niet eens te zijn met de inhoud van het verzoekschrift. Volgens het verzoekschrift lijkt het alsof de moeder [voornaam minderjarige01] aan haar lot heeft overgelaten. Dit is niet het geval. De moeder heeft haar best gedaan om onderwijs voor [voornaam minderjarige01] te regelen en haar te motiveren. Op het moment dat de moeder hierin grenzen trok, kwam het oude gedrag van [voornaam minderjarige01] weer naar boven. Ze is manipulatief en loopt weg als ze haar zin niet krijgt. Op dat moment heeft [voornaam minderjarige01] aangegeven bij de GI dat zij er nog niet klaar voor was om bij de moeder te wonen. De deur bij de moeder en de stiefvader is hierdoor dichtgegaan. Ze hebben het gevoel geen grip te kunnen krijgen op [voornaam minderjarige01] . De GI vergroot dit probleem door telkens alles in werking te zetten zodra [voornaam minderjarige01] aangeeft ergens anders te willen wonen. Daarnaast heeft de moeder haar twijfels bij de medewerking van [voornaam minderjarige01] bij de hulpverlening. Er moet worden gekeken naar een traject waarbij zij minder de touwtjes in handen heeft. De moeder en de stiefvader staan achter de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , maar verzetten zich tegen de plaatsing bij oma. De woning van de oma is geen veilige omgeving voor een kind. In het eindrapport van Enver wordt gesproken over middelengebruik en op foto’s en video’s is te zien dat [voornaam minderjarige01] lachgas gebruikt met de zoon van oma. Het is niet wenselijk om [voornaam minderjarige01] op een plek te laten verblijven waar zulke ernstige zorgen over worden geuit. De GI dient goed op zoek te gaan naar een passende plek.
De oma
De oma staat achter het verzoek van de GI. Zij herkent het geschetste gedrag van [voornaam minderjarige01] . Zodra [voornaam minderjarige01] iets wordt verboden wordt zij boos en loopt zij weg. De oma staat open voor de hulpverlening vanuit Youz. Het is goed als er hulp wordt geboden voor het zelfbepalende gedag van [voornaam minderjarige01] en haar schoolgang. Wat betreft dit laatste is [voornaam minderjarige01] gemotiveerd. Zij zal in januari starten met onderwijs samen met meiden met dezelfde problematiek. De zorgen over de woning bij oma zijn onterecht. Zij rookt en drinkt niet en er worden geen andere middelen gebruikt in haar huis. De video’s en foto’s waarop te zien is dat [voornaam minderjarige01] lachgas gebruikt zijn allemaal elders opgenomen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de ondertoezichtstelling. Tevens is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige01] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn zorgen over het zelfbepalend en manipulatief gedrag en de schoolgang van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] is iemand met een sterke eigen wil. Zij heeft het gevoel zelf te kunnen bepalen waar ze kan wonen en loopt weg van de plek waar ze op dat moment woont als de situatie haar niet zint. De snelle wisseling in verblijfplaatsen in het verleden bevestigt dit. De plaatsing bij de tante heeft haar gesterkt in dit gevoel. Het is tijd dat de GI de regie terugneemt en het duidelijk wordt voor [voornaam minderjarige01] dat zij voor langere tijd op dezelfde plek dient te verblijven.
Zowel de moeder, de stiefvader, de oma als de GI zijn het erover eens dat hulpverlening nodig is voor [voornaam minderjarige01] . Ook is iedereen het erover eens dat het niet mogelijk is dat zij weer bij de moeder en de stiefvader komt te wonen. Over de plek waar [voornaam minderjarige01] dan wel kan verblijven bestaat discussie. Er zijn zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige01] , maar het is onduidelijk in hoeverre deze zorgen samenhangen met de opvoedsituatie bij de oma thuis. Vanuit de GI en het eindverslag van Enver zijn tot op heden geen grote zorgen geuit over de opvoedsituatie bij oma. Daarnaast is de situatie rondom [voornaam minderjarige01] nog niet dusdanig ernstig dat een gesloten plaatsing gerechtvaardigd zou zijn. De kinderrechter ziet de zorgen die er zijn, maar die kunnen het beste worden ondervangen in de huidige opvoedomgeving. Dit maakt dat een voortgezet verblijf oma op dit moment de beste basis vormt om de situatie te verbeteren. Van daaruit kan de hulpverlening aan de slag met het plan van aanpak voor de behandeling en het onderwijs van [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verlenen voor een kortere duur dan verzocht. Er zijn grote zorgen en het is belangrijk dat de GI en de hulpverlening de aankomende tijd voortvarend te werk gaan. Het aankomende half jaar moet het onderwijs voor [voornaam minderjarige01] goed van de grond komen. Het is fijn om te horen dat [voornaam minderjarige01] gemotiveerd is voor het onderwijs, maar het is van belang dat dit ook zo blijft. Daarnaast kan het komende half jaar de behandeling van start gaan. De kinderrechter zal de machtiging uithuisplaatsing toewijzen voor de duur van zes maanden en voor het overige aanhouden de hierna te noemen datum om een vinger aan de pols te houden. Tegen die tijd kan worden gezien hoe de behandeling is aangeslagen en hoe de opvoedsituatie bij oma zich ontwikkelt.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 9 januari 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een pleeggezin, te weten bij oma mz, tot 9 juli 2023;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot
1 juni 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, [voornaam minderjarige01] en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting hoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.