ECLI:NL:RBROT:2023:5770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
C/10/639425 / JE RK 22-1320 en C/10/651101 / JE RK 23-100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag over twee minderjarige kinderen, [naam kind01] en [naam kind02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI JBwest tot voogdes te benoemen. Daarnaast heeft de GI JBRR verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. De rechtbank heeft de procedure met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, pleegouders en vertegenwoordigers van de betrokken instanties aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen momenteel door de ouders wordt uitgeoefend, maar dat de kinderen sinds 2019 onder toezicht staan en sinds 2019 uit huis zijn geplaatst. De ouders hebben zich meewerkend opgesteld en er is een goede samenwerking met de pleegouders. De rechtbank heeft overwogen dat een gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is, omdat de ouders betrokken zijn bij de opvoeding en de kinderen emotionele steun bieden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de huidige situatie, waarbij de ouders het gezag behouden, in hun belang is.

De rechtbank heeft het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag afgewezen, maar heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 18 maart 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van de GI JBRR als regievoerder noodzakelijk blijft, gezien de kwetsbare situatie van de kinderen en de noodzaak voor begeleiding van de ouders in hun rol. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummers: C/10/639425 / JE RK 22-1320 en C/10/651101 / JE RK 23-100
Datum uitspraak: 7 maart 2023

Beschikking

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI JBRR,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [naam kind02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende te [woonplaats03] ,

[naam04] ,

hierna te noemen: de pleegvader, wonende te [woonplaats04] ,
de pleegmoeder en de pleegvader hierna tezamen te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 15 september
2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende rapportage van de Raad van 17 januari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de verzoekschriften met bijlagen van de GI JBRR van 17 januari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 7 februari 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [naam05] namens de Raad;
- [naam06] namens de GI JBRR;
- de pleegouders;
- [naam07] , pleegzorgwerker bij Timon pleegzorg (als informant).
[naam08] heeft namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zeeland, hierna te noemen: de GI JBwest, via een videoverbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 18 maart 2019 zijn [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 18 maart 2023.
Sinds september 2019 zijn [naam kind01] en [naam kind02] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Ook deze maatregel is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 18 maart 2023.
Sinds maart 2020 verblijven [naam kind01] en [naam kind02] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin.
De GI JBwest heeft zich bij brief van 25 mei 2022 bereid verklaard om de voogdij over [naam kind01] en [naam kind02] te aanvaarden.

Het aangehouden verzoek van de Raad

De Raad verzoekt het gezag van de ouders te beëindigen en de GI JBwest tot voogdes over [naam kind01] en [naam kind02] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het verzoek van de GI JBRR

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] te verlengen met een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI JBRR verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De Raad:
De Raad heeft het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag gehandhaafd en als volgt toegelicht. Na de beschikking van de rechtbank van 15 september 2022 heeft de Raad intern overleg gevoerd over de vraag of een overdacht van de begeleiding van de kinderen en de (pleeg)ouders naar het vrijwillig kader mogelijk zou zijn. De Raad is na afweging van alle belangen tot de conclusie gekomen dat een gezagsbeëindiging van de ouders, waarbij de voogdij bij een neutrale derde, te weten bij de GI JBwest, komt te liggen, het meeste rust voor de kinderen zal opleveren. Op dit moment verloopt de samenwerking tussen de ouders en de pleegouders goed. De ouders stellen zich meewerkend op en de pleegouders hebben een werkwijze gevonden die voor iedereen prettig is. Een overdacht naar het vrijwillig kader legt veel verantwoordelijkheid bij de pleegouders en vraagt veel van hen. Het is de vraag of een dergelijke situatie stabiel zal blijven op de lange termijn.
De GI JBRR:
De GI JBRR heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing gehandhaafd en als volgt toegelicht. Een gezagsbeëindiging is een forse maatregel voor de ouders die goed samenwerken met de pleegouders. Daarnaast loopt de hulpverlening voor [naam kind01] in verband met zijn traumaverwerking bij Kiek Zeeland nog. Kiek gaat het levensverhaal van [naam kind01] vormgeven en dit zal aan hem verteld worden. Het valt niet te voorspellen hoe [naam kind01] hierop zal reageren. Hij heeft zijn pleegouders en ouders hierbij waarschijnlijk hard nodig. Als het gezag niet wordt beëindigd, is een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. Een overdracht naar het vrijwillige kader is op dit moment niet aan de orde, met name omdat onduidelijk is wat er volgt uit de traumabehandeling van [naam kind01] . Het is van belang om in de komende periode het traject van [naam kind01] bij Kiek te volgen en om de ouders en de pleegouders hierbij te begeleiden. Daarbij komt dat de vader graag een uitbreiding van de omgang wil, maar dat dit op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Er moeten eerst nog stappen gezet worden voordat de omgang onbegeleid kan plaatsvinden.
De vader:
De vader heeft naar voren gebracht een gezagsbeëindiging niet nodig te vinden. De kinderen hebben zelf aangegeven dat zij de ouders vaker en langer willen zien. De vader wil graag een uitbreiding van de omgang naar een heel weekend per maand. Hij begrijpt dat dit rustig moet worden opgebouwd. De vader is bij uitzonderingsdagen, bijvoorbeeld Sinterklaas, altijd aanwezig. Doordeweeks zijn de omgangsmomenten voor hem vaak niet haalbaar. Hij moet dan werken. De vader heeft, naast vertrouwen in de pleegouders, veel vertrouwen in de pleegzorgwerker van Timon.
De moeder:
De moeder heeft naar voren gebracht dat er altijd goede afspraken zijn gemaakt sinds de kinderen bij de pleegouders wonen. Er is goed onderling contact over de kinderen. De moeder wil dit graag zo houden. Zij heeft geen vertrouwen in de GI, als de voogdij bij hen komt te liggen. Sinds de laatste zitting heeft zij de GI JBRR niet meer gezien. Ook hebben zij niet met de kinderen gesproken. De moeder is bang dat, als de voogdij bij de GI komt te liggen, afspraken via een omweg van de grond komen en dat dit tot onnodige vertraging zal leiden. De moeder wil graag betrokken blijven bij haar kinderen.
Op 1 maart 2023 wordt het levensverhaal van [naam kind01] afgerond. Het zal een moeilijke periode voor [naam kind01] worden. De ouders zijn bereid om [naam kind01] de tijd en ruimte te geven en zullen zichzelf niet opdringen in het contact. Daarbij komt dat de ouders zullen overleggen met de pleegouders wat het beste is voor de kinderen. Daarnaast ervaart de moeder veel steun van de pleegzorgwerker van Timon.
De pleegouders:
De pleegouders hebben het volgende naar voren gebracht. [naam kind01] is een kwetsbare jongen met traumaproblematiek. Het is onzeker hoe hij zal reageren op zijn levensverhaal. Op dit moment heeft hij niet altijd zin in de bezoeken met zijn ouders. Het is spannend hoe dit zal zijn nadat aan [naam kind01] zijn levensverhaal is verteld. [naam kind02] laat geen problemen zien in haar gedrag. Zij was nog jong toen zij uit huis is geplaatst. [naam kind02] vindt de bezoeken leuk en wil graag bellen met haar ouders. De pleegouders staan neutraal tegenover het verzoek van de Raad. Zij willen het beste voor de kinderen.
Timon Pleegzorg:
De pleegzorgwerker heeft aangegeven niet achter een gezagsbeëindiging van de ouders te staan. De ouders werken mee aan alle hulpverlening en doen hun best. Daarnaast is er sprake van een goede samenwerking tussen de ouders en de pleegouders. Dit moet behouden blijven. De pleegzorgwerker deelt de zorgen dat een overdracht naar het vrijwillig kader op dit moment risicovol is. De pleegzorgwerker hoopt dat de ouders haar adviezen blijven opvolgen, maar in het vrijwillig kader mogen de ouders zelf beslissingen nemen. Gelet op het traject van [naam kind01] bij Kiek, acht de pleegzorgmedewerker het het beste om de situatie zo te laten zoals die nu is. Een verandering in de gezagssituatie zal voor extra spanningen zorgen.
De GI JBwest:
De GI JBwest heeft aangegeven nog niet betrokken te zijn bij het gezin. Indien het gezag van de ouders beëindigd wordt, is er per direct iemand beschikbaar om de voogdij vorm te geven.

De (verdere) beoordeling

Ten aanzien van het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag:
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Bij het nemen van de beslissing dienen, gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, de belangen van het kind voorop te staan.
Voorts volgt uit artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) het vereiste dat, indien het doel met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel (het subsidiariteitsbeginsel). Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van de maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (het proportionaliteitsbeginsel).
De rechtbank overweegt het volgende.
Bij beschikking van 15 september 2022 heeft de rechtbank overwogen dat is voldaan artikel 1:266, eerste lid, onder a BW. De ouders zijn niet in staat gebleken om – binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn – de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding weer zelfstandig op zich te nemen. Het perspectief van [naam kind01] en [naam kind02] ligt bij de
pleegouders en hun plaatsing in het pleeggezin moet worden voortgezet en bestendigd. Naar het oordeel van de rechtbank stond echter onvoldoende vast dat een gezagsbeëindigende maatregel op dat moment noodzakelijk (in de zin van artikel 8 EVRM) was om de gewenste duidelijkheid over het toekomstperspectief van [naam kind01] en [naam kind02] te bewerkstelligen. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad aangehouden om te bezien of een overdracht naar het vrijwillig kader mogelijk zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat nog altijd onvoldoende onderbouwd en ook niet gebleken is dat een gezagsbeëindiging van de ouders de kinderen meer duidelijkheid zal geven over hun verblijf in het pleeggezin. De ouders staan achter de plaatsing van de kinderen in het pleeggezin en zij zijn in staat om de kinderen hun emotionele toestemming hiervoor te geven. Daarnaast zijn de ouders zeer betrokken, werken zij mee aan de hulpverlening en verlenen zij hun toestemming voor gezagsbeslissingen. Timon pleegzorg begeleidt het pleeggezin en dit verloopt naar wens. Daarbij komt dat de samenwerking tussen de ouders en de pleegouders goed verloopt. De pleegouders betrekken de ouders bij belangrijke momenten in het leven van de kinderen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8 EVRM. Een gezagsbeëindiging wordt niet noodzakelijk geacht. Dit betekent dat het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag zal worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek van de GI JBRR tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing:
Omdat de ouders het ouderlijk gezag over de kinderen zullen behouden, zal de vraag moeten worden beantwoord of de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders kan worden overgedragen naar het vrijwillig kader of dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Voor een overdracht naar het vrijwillig kader is het van belang dat een zodanige situatie wordt bereikt dat de ouders en de pleegouders, zonder de regie van de GI, in staat zijn om gezamenlijke beslissingen in het belang van de kinderen te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit (nog) niet het geval. Gebleken is dat er op dit moment nog veel staat te gebeuren. De kinderen hebben een belaste voorgeschiedenis waarin zij veel onrust en onveiligheid hebben gekend. Zij zijn gebaat bij veel structuur en duidelijkheid. Voor [naam kind01] is er vanuit Kiek Zeeland -als onderdeel van zijn traumabehandeling- een levensverhaal gemaakt dat binnenkort aan hem verteld zal worden. Het is onzeker hoe [naam kind01] hierop zal reageren en wat dit voor effect zal hebben op het contact met zijn ouders.
Daarnaast wil de vader uitbreiding van de omgang met de kinderen van begeleid naar een weekend per maand onbegeleid. De GI JBRR heeft geprobeerd om hierover in gesprek te gaan met de vader en om voldoende zicht te krijgen op het alcoholgebruik van de vader. Dit is nog niet gelukt.
Gezien vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van de GI JBRR als regievoerder en als neutrale derde nog noodzakelijk is. De GI JBBR moet de ontwikkeling van de kinderen, met name van [naam kind01] , de komende tijd nauwgezet volgen, moet bezien welke omgangsregeling tussen de kinderen en de ouders het meest in het belang van de kinderen kan worden geacht en moet de ouders, waar nodig, begeleiden in hun rol van ouder op afstand. Dit betekent dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in het belang van [naam kind01] en [naam kind02] nog noodzakelijk is.
De beslissing
De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] tot 18 maart 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor
pleegzorg tot 18 maart 2024;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter, tevens kinderrechter, en
mrs. A.J. van Dijk en J.S. van den Berge, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. W.A. Graven, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen
op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.