ECLI:NL:RBROT:2023:5752

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658116
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van complexe echtscheidingsproblematiek

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02], in het kader van een complexe echtscheidingssituatie tussen hun ouders. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de kinderen voor zes maanden bij de vader te plaatsen, omdat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder. De ouders zijn verwikkeld in een langdurige echtscheiding met onderling wantrouwen en beschuldigingen van onveiligheid in de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief te communiceren in het belang van de kinderen. Er zijn zorgen over het gedrag van de kinderen, die steeds zorgelijker gedrag vertonen op school en in de thuissituatie. De moeder heeft altijd meegewerkt aan hulpverlening, maar er zijn signalen dat de kinderen afstand van haar nemen. De vader heeft ingestemd met het verzoek van de GI en stelt dat de kinderen beter functioneren bij hem.

De kinderrechter heeft echter besloten om de beslissing over de uithuisplaatsing aan te houden, omdat er meer duidelijkheid nodig is over de uitspraken van de kinderen en de opvoedsituatie bij de moeder. De kinderrechter heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling en verwacht een briefrapportage van de GI over de actuele stand van zaken. De ouders zijn aangespoord om mee te blijven werken met de hulpverlening en de onderlinge strijd te staken, in het belang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/658116 / JE RK 23-1167
Datum uitspraak: 20 juni 2023

Beschikking over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam
betreffende

[naam kind01],

geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01], hierna te noemen: [naam kind01],

[naam kind02],

geboren op [geboortedatum02] 2017 te [geboorteplaats02], hierna te noemen: [naam kind02].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam01],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01],
advocaat: mr. A.C. van Seventer, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam02],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02],
advocaat: mr. M. de Boorder, kantoorhoudende te Den Haag.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 22 mei 2023;
- het verweerschrift met bijlagen namens de vader van 1 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verweerschrift met bijlagen namens de moeder van 5 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de van de GI ontvangen verslagen van de verkenningsweek bij Horizon, ingekomen bij de griffie op 5 juni 2023.
Op 6 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat voornoemd;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat voornoemd;
- twee vertegenwoordigster van de GI, [naam03] en [naam04].

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02].
[naam kind01] en [naam kind02] wonen bij de moeder.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 oktober 2020 [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 6 april 2023 en wel tot 21 april 2024.

Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] bij de vader voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn al langere tijd zorgen over [naam kind01] en [naam kind02]. De ouders zijn verwikkeld in een complexe echtscheiding. Er is sprake van onderling wantrouwen. De ouders beschuldigen elkaar over en weer van onveiligheid in de opvoedsituatie. Het traject solo parallel ouderschap is ingezet, maar het lukt de ouders – ook niet door het traject solo parallel ouderschap – om het patroon van terugkomende zorgen en beschuldigingen te doorbreken. Na veelvuldig overleg tussen de GI, ‘STERK! In Regie’ (hierna: SiR) en Veilig Thuis (hierna: VT) is besloten tot een gezinsopname bij Horizon. Dit heeft onlangs in mei plaatsgevonden. De kinderen zijn eerst met de moeder een week naar de gezinsopname geweest. Horizon zag genegenheid, betrokkenheid en een goede interactie tussen de moeder en de kinderen. Horizon had daarom geen grote zorgen en zag geen signalen van kindermishandeling. Wel is hen opgevallen dat de moeder moeite heeft haar regierol te pakken en te behouden en een gezaghebbende positie richting de kinderen te hebben. De beide kinderen kunnen negatieve aandacht opzoeken richting de moeder. Vanuit het medisch kinderdagverblijf (hierna MKD) is er in het verleden opvoedondersteuning aan de moeder gegeven. De moeder heeft hieraan altijd meegewerkt. Het MKD heeft dit vervolgens overgedragen aan SiR. Op dit moment heeft SiR enkel telefonisch contact met de moeder, omdat de moeder de hulpverlening van SiR niet meer wil binnen laten. Na de gezinsopname met de moeder is de vader met de kinderen een week naar de gezinsopname geweest. De kinderen hebben daarin uitspraken gedaan dat ze worden mishandeld door de moeder en de halfzus. Ook hebben ze aangewezen op welke plekken ze worden geslagen en geduwd. Het is opvallend dat de informatie die de kinderen vertellen eerder in kindgesprekken vanuit Veilig Thuis naar voren zijn gekomen. Deze uitspraken zijn destijds met de moeder besproken en zij gaf aan dat het niet klopte. SiR heeft zelf geen signalen gezien van kindermishandeling. De kinderen hebben bij de speltherapeut, waar vier spelobservaties naar het gedrag van de kinderen zijn geweest, niet veel losgelaten. Omdat er geen bijzonderheden uitkwamen, is er niet verder mee gegaan. Uit observaties en vragenlijsten van school kwamen geen bijzonderheden. Er is één incident geweest waarbij de moeder [naam kind01] fysiek heeft vastgepakt, maar dit heeft de moeder openlijk met de hulpverlening besproken, omdat zij zich op dat moment onmachtig voelde. De school uit op dit moment wel meer zorgen over de kinderen. Cognitief gaan de kinderen niet voldoende mee en het zorgelijke gedrag neemt per week toe. Het is onduidelijk of het gedrag van de kinderen voortkomt uit het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevinden, hun kindeigen-problematiek, dat zij een dermate emotionele druk voelen vanuit de vader om deze uitspraken te doen over de moeder of anderszins. Niettemin is het opmerkelijk dat de kinderen meermaals op meerdere momenten deze zorgelijke verhalen vertellen. De GI voelt zich genoodzaakt om te gaan handelen. Het niet handelen op de signalen van de kinderen geeft het signaal aan de kinderen af dat de GI niks met hun uitspraken doet. In de komende tijd moet door middel van het KSCD-onderzoek meer duidelijkheid worden verkregen. Voor dit moment is een uithuisplaatsing bij de vader passend, omdat er vanuit de gezinsopname geen zorgelijke signalen naar voren komen dat het onveilig is bij de vader. Een neutrale plaatsing is overwogen, maar vanuit het oogpunt dat de kinderen zo veel mogelijk bij een ouder moeten opgroeien is dit voor nu niet passend. Als de kinderen bij de vader gaan verblijven zal de hulpverlening van Horizon bij de vader starten. Daarnaast is het van belang dat de omgang tussen de moeder en de kinderen behouden blijft in de thuissituatie van de moeder.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI en verzocht wordt het verzoek af te wijzen en in overleg te kijken naar de mogelijkheid van een neutrale plaatsing van de kinderen. De moeder is geshockeerd door het verzoek van de GI. De moeder erkent dat er grote zorgen zijn over de kinderen, maar zij is daar altijd open over geweest tegen de hulpverlening. Daarnaast heeft de moeder altijd meegewerkt aan de hulpverlening van onder meer het MKD, SiR, de speltherapeut en de school. De moeder benadrukt dat zij geen geweld heeft gebruikt tegen de kinderen. De moeder heeft keer op keer bevestigd gekregen, waaronder van Veilig Thuis, dat het veilig is bij de moeder en dat er geen sprake is van geweld door de moeder. De moeder heeft [naam kind01] slechts één keer tijdens een woede-uitbarsting moeten fixeren, hier was een hulpverlener bij en dit was een gecontroleerde ingreep. Ook nog tijdens de gezinsopname bij Horizon werd bevestigd dat ze het goed doet en dat het goed ging. De moeder weet niet wat zij nog meer moet doen om de thuissituatie goed te laten zijn. Ondanks het afsluiten van het onderzoek van VT blijven aangiftes bij de politie en meldingen bij VT binnen komen tegen de moeder en nu ook tegen haar dochter. Dit terwijl er geen overtuiging is dat de moeder de kinderen pijn doet. De moeder vindt nog van belang dat de GI de genetische bevindingen over de kinderen niet heeft meegenomen in het verzoek. Het klopt dat de kinderen zeer problematisch laten gedrag zien en de moeder vindt het moeilijk om thuis te coachen en op te voeden. Wat niet klopt is dat de vader alle zorgen ontkent en aangeeft dat het gedrag van de kinderen door de moeder komt. Dit problematische gedrag wordt mogelijk juist veroorzaakt doordat de kinderen geen emotionele toestemming krijgen van de vader dat zij bij de moeder mogen zijn. De vader laat in zijn juridisch gedrag zien dat hij het niet eens is met de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder. De moeder vreest dat de kinderen meer last krijgen van hun loyaliteitsconflict als ze bij de vader gaan wonen. Op dit moment wordt de moeder overbelast door de hulpverlening, omdat het haar niks brengt. De moeder ervaart dat ze steeds verder wordt afgestoten door de kinderen. De moeder is op dit moment uitgeput en zij heeft op dit moment niet meer de regie over de kinderen. Gelet daarop acht zij een tijdelijke neutrale uithuisplaatsing in belang van de kinderen. Het is van belang dat de kinderen rust krijgen zonder de invloed van de ouders.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader is ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. Het gaat niet goed met de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. Er was sprake van letsel bij de kinderen, waarop de vader op advies van Veilig Thuis aangifte heeft gedaan tegen de moeder bij de politie. De moeder kan op dit moment de kinderen niet meer opvoeden. De vader kan het wel en de kinderen lijken goed te functioneren bij de vader. De vader herkent de zorgen van de moeder over de kinderen niet. Ook heeft hij twijfels aan de genetische bevindingen over de kinderen. De verplaatsing van de kinderen van de moeder naar de vader is in het belang van de kinderen, nu de vader in staat de is zorg van de kinderen op zich te nemen. In de thuissituatie bij de vader kunnen de kinderen geobserveerd worden om te bezien of de kinderen daadwerkelijk verkeerd worden belast door de vader. De vader wil absoluut niet dat er een knip komt tussen de moeder en de kinderen. Het is daarom van belang dat ingezet wordt op het contact tussen de moeder en de kinderen. Beide ouders moeten gedwongen worden zich te richten op de kinderen in plaats van het over een weer ruzie maken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat er nog ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie en de persoonlijke problematiek van [naam kind02] en [naam kind01]. Bij de ouders is sprake van complexe en langdurige echtscheidingsproblematiek, met onderlinge strijd en wederzijds wantrouwen. Ondanks de inzet van verschillende vormen van hulpverlening, blijken zij nog altijd onvoldoende in staat om op constructieve wijze te communiceren in het belang van [naam kind02] en [naam kind01]. Bij beschikking van 12 mei 2022 is het hoofdverblijf van de kinderen bij moeder bepaald en is stilgestaan bij de negatieve gevolgen van de strijd tussen de ouders voor de kinderen. Helaas is gebleken dat het de ouders niet lukt hun onderlinge strijd in het belang van de kinderen te staken en hebben zij onlangs over en weer aangifte gedaan. Waar enerzijds vast staat dat de ouders nog altijd de strijd opzoeken, is anderzijds - anders dan de vader ter zitting heeft gesteld - niet komen vast te staan dat er sprake is (geweest) van door derden toegebracht letsel. In de afsluitrapportage van Veilig Thuis van mei 2022 is fysieke kindermishandeling door de moeder niet bevestigd. Veilig Thuis benoemt in dat rapport dat letsel moet worden geduid door de vertrouwensarts van VTRR en/of de huisarts, dat betrokken professionals geen expertise hebben op dit gebied en dat het van belang is dat zij hier neutraal in blijven. Daarnaast volgen uit het verslag van de betrokken hulpverlening SiR van 29 december 2022 geen signalen van kindermishandeling door de moeder. Er is één incident bekend waarbij de moeder [naam kind01] tijdens een woede-uitbarsting moest fixeren, daarbij was een hulpverlener van SiR aanwezig. Ook bij de recente gezinsopname bij Horizon is er geen letsel bij de kinderen gezien.
Tegelijkertijd zijn de zorgen over de kinderen wel toegenomen. De kinderen laten steeds zorgelijker gedrag zien op school en in de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder ervaart dat de kinderen afstand van haar nemen. Bovendien hebben de kinderen tijdens de gezinsopname met de vader tegen de hulpverleners van Horizon uitlatingen gedaan over fysieke kindermishandeling bij de moeder thuis. Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat het niet duidelijk is of voornoemde uitspraken van de kinderen voortkomen uit het door de ouders veroorzaakte loyaliteitsconflict, dat er toch (al dan niet inmiddels) sprake is van fysieke kindermishandeling door de moeder of dat er iets anders of meer speelt. Horizon zag een betrokken moeder en een positieve interactie tussen de moeder en de kinderen, maar ook dat beide kinderen negatieve aandacht vragen van de moeder, die moeite heeft haar regierol te pakken en te behouden. Onduidelijk is voor de kinderrechter verder of en zo ja op welke wijze de uitspraken van de kinderen, zoals de GI onder verwijzing naar kindgesprekken vanuit VT (januari 2023) stelt, consistent zijn en blijven terugkomen.
Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat er naar de kinderen geluisterd moet worden. Tegelijkertijd kan de verantwoordelijkheid voor de door de ouders veroorzaakte loyaliteitsproblematiek niet bij de kinderen worden neergelegd. De uitlatingen die de kinderen hebben gedaan kunnen daarom in dit geval niet zonder verder gedegen onderzoek en onderbouwing tot de conclusie leiden dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is. Een uithuisplaatsing bij de vader, zoals door de GI verzocht, acht de kinderrechter daarom op dit moment niet aan de orde. Er zal eerst meer duidelijkheid moeten komen over de achtergrond van de uitspraken van de kinderen, juist nu niet is komen vast te staan dat er sprake is (geweest) van door derden toegebracht letsel. Uit de gezinsopnames van de kinderen met beide ouders blijken, naast de uitspraken, immers geen grote zorgen over de opvoedvaardigheden van beide ouders en ook niet over de interactie tussen enerzijds de vader en de kinderen en anderzijds de moeder en de kinderen. Een uithuisplaatsing voor de kinderen zou bovendien ingrijpend zijn, omdat de vader 50 kilometer van de moeder vandaan woont en dit problemen zou kunnen opleveren voor de schoolgang van de kinderen. De kinderrechter ziet nog ruimte om in de thuissituatie bij de moeder in te zetten op verbetering van de verhouding tussen de moeder en de kinderen door intensievere hulpverlening, zoals MST-CAN. Daarnaast geeft de kinderrechter de GI in overweging de speltherapie door te zetten, dan wel uit te breiden, om zicht te krijgen op wat er nu precies bij de kinderen speelt, voor zover dit nodig en/of mogelijk is naast het KSCD-onderzoek dat op korte termijn zal starten. De kinderrechter heeft overwogen ambtshalve een bijzonder curator te benoemen om naar de kinderen te luisteren, maar zal daar op dit moment (nog) niet toe overgaan. Weliswaar is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 van het BW, omdat door de strijd tussen de met het gezag belaste ouders hun belangen over de verzorging en opvoeding van de kinderen in strijd is met die van de kinderen, maar de kinderrechter wil voorkomen dat de kinderen te veel worden belast door naast elkaar lopende trajecten. Bovendien acht de kinderrechter de periode tot hierna te noemen zittingsdatum te kort voor een eventueel te benoemen bijzondere curator om op een deugdelijke wijze uitvoering te geven aan een benoeming.
Op dit moment ziet de kinderrechter onvoldoende aanleiding voor een uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02], maar omdat de zorgen groot zijn en de kinderrechter zich niet op alle punten voldoende voorgelicht acht, zal de kinderrechter de behandeling van het verzoek van de GI aanhouden. Gezien de aard en de complexiteit van de zaak zal de kinderrechter de zaak voor verdere behandeling en beslissing verwijzen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
Uiterlijk één week voor de hierna te noemen zittingsdatumverwacht de kinderrechter een briefrapportage van de GI met:
  • een update over de dan actuele stand van zaken, zoals over de opvoedsituatie bij de moeder, de inzet van meer intensieve hulpverlening en het gedrag van de kinderen op school;
  • informatie over het traject en de resultaten van [naam kind01] en [naam kind02] bij de speltherapie en eventueel de actuele stand van zaken als daar vervolg op plaatsvindt;
  • een nadere toelichting op de stelling dat de uitspraken van de kinderen consistent zijn en blijven terugkomen (eventueel onderbouwd door recente informatie vanuit VT);
  • indien mogelijk meer zicht op de wisselingen van de omgangsmomenten, zowel van de vader naar de moeder toe, als ook andersom;
  • informatie over de voortgang van het KSCD-onderzoek;
  • overige door de GI relevant geachte informatie.
Het staat de moeder en de vader, bij monde van hun advocaten, vrij om voorafgaand aan de volgende zitting, schriftelijk te reageren op de dan ingediende stukken van de GI.
Intussen verwacht de kinderrechter van de ouders dat zij mee blijven werken met de hulpverlening en benadrukt de kinderrechter nogmaals het belang voor [naam kind01] en [naam kind02] dat de ouders de onderlinge strijd te staken.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de beslissing op het verzoek van de GI aan verwijst het verzoek voor verdere behandeling en beslissing naar de
meervoudige kamer;
bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. M. de Boorder en mr. A.C. van Seventer in deze zaak zal plaatsvinden ter zitting van de
meervoudige kamerop
21 juli 2023 te 13.30 in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. G.M. Paling, mr. R. van den Wildenberg, mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, mr. M. de Boorder en mr. A.C. van Seventer;
verzoekt de GI uiterlijk één week voor de genoemde datum de rechtbank (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden, mr. M. de Boorder en mr. A.C. van Seventer) de voornoemde briefrapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Hengst als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.