Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 januari 2023 in de zaak tussen
[naam verzoekster], uit [vestigingsplaats], verzoekster
de burgemeester van de gemeente Rotterdam
Inleiding
[naam 2] ende gemachtigde van verzoekster. Namens verzoekster was tevens aanwezig [naam 3] (boekhouder). Namens de burgemeester hebben de gemachtigden deelgenomen.
Totstandkoming van het besluit
[naam 4] is op 14 april 2022 als bestuurder teruggetreden omdat hij niet over de vereiste kwalificaties beschikte. [naam 2] is sindsdien de enige bestuurder.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Ten aanzien van het onjuist invullen van het bibob-vragenformulier overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester dit als een ernstig feit bestempelt en niet aannemelijk heeft geacht dat [naam 2] niet van de belastingschuld op de hoogte was. Daar staat tegenover dat [naam 2] stellig heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat hij alle belastingzaken voor zijn verhuizing naar België had afgewikkeld. Ter zitting heeft [naam 2] recent verkregen ongeadresseerde op zijn naam gestelde ambtshalve aanslagen van de Belastingdienst getoond. Daartegenover heeft de burgemeester geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aannemelijk maken dat [naam 2] van de belastingschulden op de hoogte was. In aanmerking genomen dat hij door een bibob-deskundig adviseur is geholpen met de aanvraag, en algemeen bekend is dat bij een bibob-onderzoek belastinggegevens worden opgevraagd, lijkt het bewust verzwijgen van deze gegevens ook onlogisch. In dit licht bezien acht de voorzieningenrechter bij een weigering van de vergunningen op grond van artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob, gelet op de verstrekkende consequenties voor verzoekster en het eventuele verwijt dat [naam 2] kan worden gemaakt, de evenredigheid daarvan onvoldoende gemotiveerd. De burgemeester heeft ter zitting ook erkend de vergunningen waarschijnlijk niet zouden zijn geweigerd enkel op de grond van artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob. Zowel gezamenlijk als afzonderlijk bezien heeft het bezwaar ten aanzien van de evenredigheid naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij de huidige stand van zaken een redelijke kans van slagen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Bijlage 1
a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
b. strafbare feiten te plegen.
3. Voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van: