ECLI:NL:RBROT:2023:5748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/10/657285
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2023 geoordeeld over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 8 mei 2023 een verzoek ingediend voor een ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot aan haar meerderjarigheid, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de betrokken partijen, waaronder de ouders en vertegenwoordigers van de Raad, aanwezig waren. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01], die bij de moeder woont. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [naam kind01], die in het verleden te maken heeft gehad met ernstig middelengebruik en een verstoorde relatie met haar ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om [naam kind01] te ondersteunen in haar ontwikkeling.

De kinderrechter heeft de standpunten van de betrokkenen gehoord, waaronder die van [naam kind01] zelf, die haar frustraties over de hulpverlening heeft geuit. Ondanks haar bezwaren tegen de hulpverlening, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat het van groot belang is dat [naam kind01] de nodige ondersteuning krijgt om haar ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten om [naam kind01] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 6 juni 2023 tot 3 mei 2024. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/657285 / JE RK 23-1043
Datum uitspraak: 6 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 mei 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 6 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter is gehoord en
voorafgaand aan de mondelinge uitspraak tijdens de zitting haar standpunt (nogmaals) kenbaar heeft gemaakt;
- de vader;
- de moeder;
- [naam03] en [naam04] namens de Raad;
- [naam05] en [naam06] namens de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
[naam kind01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 8 maart 2023 is [naam kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 8 juni 2023 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend. Bij beschikking van 14 maart 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 8 juni 2023.

Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot 3 mei 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Er is veel gebeurd in het leven van [naam kind01] . Er is sprake geweest van ernstig middelengebruik en er is een zeer verstoorde ouder-kind relatie. In het verleden is [naam kind01] ambivalent gebleken in het accepteren van de hulpverlening. Het is van belang dat [naam kind01] een hulpverleningstraject afmaakt, zodat onderliggende oorzaken duidelijk worden en onderzocht kan worden welke behandeling [naam kind01] nodig heeft. Ter ondersteuning van [naam kind01] en de ouders is een ondertoezichtstelling noodzakelijk.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI ziet een lief, sociaal en intelligent meisje. Er is sprake van familiaire belasting, waardoor [naam kind01] zich onvoldoende gehoord en gezien voelt. Ondanks dat de ouders er graag voor [naam kind01] willen zijn, is dit onvoldoende gelukt. [naam kind01] woont bij de moeder en dat is op dit moment de beste plek voor haar. [naam kind01] wil vanuit deze plek werken aan haar doelen. In de afgelopen maanden heeft [naam kind01] , afgezien van een kleine terugval met drugs, geen crisisgedrag laten zien. [naam kind01] staat op de wachtlijst voor MDFT-therapie. Ook de moeder is gebaat bij hulpverlening, die gericht is op het omgaan met de wisselende emoties van [naam kind01] . De GI ziet dat de vader het beste voor heeft met [naam kind01] , maar vanwege de verstoorde relatie heeft hij aangegeven dat hij [naam kind01] eerst de ruimte wil geven. Inmiddels is dialectische gedragstherapie (hierna: DGT) gestart, maar volgens [naam kind01] is deze therapie hetzelfde als de therapie die ze voorheen al heeft ontvangen. Verder is paarden-coaching aangevraagd voor [naam kind01] en [naam kind01] lijkt hier gemotiveerd voor te zijn. Ook gaat de GI kijken naar de mogelijkheden van een kamertrainingscentrum (hierna: KTC), nu dit de wens van [naam kind01] is. Binnen de ondertoezichtstelling is het van belang om te kijken naar het toekomstperspectief van [naam kind01] . Daarnaast is het goed dat er een persoonlijkheidsonderzoek (hierna: PO) afgenomen gaat worden, omdat de laatste PO gedateerd is. Een ondertoezichtstelling kan een meerwaarde voor [naam kind01] zijn om dingen in gang te zetten en zodat ze niet alles alleen hoeft te doen. [naam kind01] heeft echter weinig vertrouwen in de hulpverlening, omdat zij slechte ervaringen heeft met de hulpverlening uit het verleden. Ook heeft [naam kind01] de angst dat ze zomaar gesloten wordt geplaatst.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De moeder hoopt dat een ondertoezichtstelling daadwerkelijk helpend zal zijn voor [naam kind01] en dat [naam kind01] niet dingen zal doen, uitsluitend om te voldoen aan wat er vanuit de hulpverlening van haar wordt gevraagd. De moeder is blij dat [naam kind01] bij de moeder kan blijven wonen. De moeder vindt het wel vervelend dat er tot op heden geen opvoedondersteuning is ingezet. De moeder loopt er namelijk soms tegen aan dat ze niet goed weet op welke manier ze moet reageren op het gedrag van [naam kind01] . De moeder is bang dat [naam kind01] toch opnieuw verkeerde keuzes maakt als zij volledig vrij wordt gelaten. Verder merkt de moeder op dat [naam kind01] de angst blijft houden dat ze zomaar gesloten wordt geplaatst.

Het standpunt van de vader

De vader heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Ondanks dat de vader begrijpt dat [naam kind01] geen vertrouwen heeft in de hulpverlening, acht hij een ondertoezichtstelling van toegevoegde waarde. Het is goed als iemand de situatie kent en de regie heeft.

Het standpunt van [naam kind01]

heeft ter zitting het volgende voorgelezen:
‘In heel het rapport wordt er over mij gesproken en vallen er tig diagnoses. Ik ben veel meer dan dat. Ik ben een persoon en geen labelverzamelaar. Ik ben het zat dat er conclusies over mij worden getrokken op basis van beperkte informatie. Tot nu toe heeft niemand iets goeds voor mij gedaan. Ik heb het zelf gedaan: ik ben een half jaar poging vrij, vijf maanden clean, ik kan prima alleen thuis zijn, ik ben in eigen beheer van medicatie, ik heb alle slechte invloeden uit mijn leven gedaan, ik heb een dag structuur. Ik had jullie nodig toen ik een klein meisje was, maar toen waren jullie er niet. Jullie zijn te laat gekomen. De DGT die ik nu volg, is niet passend. Ik heb al lang ziekte-inzicht en ik ga er alleen naar toe, omdat dit van mij geëist wordt. Er wordt altijd gezegd: ‘we zijn er voor jou’, maar ondertussen ben ik zelf bezig met het geruststellen van de hulpverlening. Ik weet nog niet hoe ik mijn geluk ga vinden en ik moet nog betekenis in het leven vinden, maar ik weet wel dat ik dit wil doen op mijn tijd en op mijn manier.’

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] nog ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind01] heeft in haar leven veel meegemaakt. In de afgelopen jaren heeft ze al op verschillende plekken binnen de GGZ en haar netwerk verbleven. [naam kind01] heeft in het verleden zelfbepalend en destructief gedrag laten zien, waarbij zij zichzelf al meerdere keren in onveilige situaties heeft gebracht door weglopen en het innemen van een groot aantal verschillende verdovende middelen (drank en/of drugs). Ook is [naam kind01] meerdere keren opgenomen geweest vanwege suïcidepogingen. Verder gaat [naam kind01] al een geruime tijd niet naar school. Daarnaast is er in de afgelopen jaren een scheefgroei ontstaan in de relatie tussen de moeder en [naam kind01] . [naam kind01] accepteert het gezag van de moeder wisselend en bij de moeder is sprake van handelingsverlegenheid, waardoor zij onvoldoende in staat is om op een adequate wijze te reageren op het gedrag van [naam kind01] . In de afgelopen periode is er wel een positieve ontwikkeling zichtbaar bij [naam kind01] . Zo is er sinds maart 2023 geen incident meer geweest en stelt [naam kind01] zich meewerkend op. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat een ondertoezichtstelling niettemin noodzakelijk is. Alleen [naam kind01] wil dit niet.
De kinderrechter heeft [naam kind01] gehoord en begrijpt de wens van [naam kind01] om op haar tijd en manier een weg en betekenis in het leven te vinden. Voor de kinderrechter betekent dit niet dat er geen hulpverlening noodzakelijk is. De hiervoor genoemde zorgen zijn daarvoor te ernstig en langdurig. [naam kind01] zal gedurende haar zoektocht steeds opnieuw hulp aangeboden moeten krijgen om haar eigen pad te vinden. Daarnaast is het van belang dat [naam kind01] de voor haar noodzakelijke trajecten ook afrondt. Ondanks dat [naam kind01] dit ervaart als dwang en niet helpend, hoopt de kinderrechter dat zij in de aangeboden hulpverlening ook kansen zal gaan zien; kansen om de hulpverlening te benutten om haar eigen pad naar volwassenheid te vinden en om te leren omgaan met haar verlieservaring dat het te laat is. [naam kind01] heeft de afgelopen periode laten zien dat zij in staat is om stappen te zetten in de richting van volwassenheid. De kinderrechter is van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om haar daarbij te begeleiden, om passende hulpverlening gericht op de persoonlijke problematiek van [naam kind01] te realiseren en om de moeder te ondersteunen in de opvoeding.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [naam kind01] onder toezicht stellen tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot [datum01] .

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 6 juni 2023 tot 3 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Hengst als griffier, en op schrift gesteld op 20 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.