ECLI:NL:RBROT:2023:5746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658469
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 juni 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen, die in een pleeggezin verblijven, nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 5 juli 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd bij beschikking van 20 december 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 23 mei 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2023 was de moeder niet aanwezig, terwijl de vader wel aanwezig was. De kinderrechter heeft de zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder, die recentelijk uit detentie is gekomen, meegewogen in zijn beslissing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft en dat de huidige plaatsing van de kinderen in het pleeggezin moet worden voortgezet. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 5 juli 2024 en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/658469 / JE RK 23-1228
Datum uitspraak: 13 juni 2023
Beschikking over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,

[minderjarige02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2019 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2023.
Op 13 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam01] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders. Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige02] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 5 juli 2022 zijn [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht gesteld tot 5 juli 2023.
Bij beschikking van 20 december 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 5 juli 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder is sinds 29 mei 2023 uit detentie, maar het is onbekend waar zij op dit moment verblijft. De GI heeft meermaals tevergeefs contact proberen te zoeken met de moeder. Ook heeft de GI contact met de moeder proberen te zoeken via de vader en de PI, maar het verblijf van de moeder blijft onduidelijk. De GI heeft wel contact met de vader. Er is om het weekend een onbegeleid omgangsmoment tussen de vader en de kinderen. De vader ontvangt de kinderen in de woning van zijn moeder (oma mz) en wordt soms ook door haar ondersteund in de verzorging van de kinderen gedurende het weekend. De kinderen laten wisselende signalen zien van de weekenden met de vader. Enerzijds geven ze aan dat bepaalde zaken niet goed gaan bij de vader, maar anderzijds geven ze ook aan dat ze graag naar de vader toe willen. Deze zorgen zijn besproken met de vader, maar de vader lijkt daar geen inzicht in te hebben. Er zijn inmiddels wel voorwaarden aan de vader gesteld voor het contact tussen hem en de kinderen. Als er opnieuw zorgelijke signalen komen over de omgang komen er andere voorwaarden. De GI had de hoop dat in de afgelopen periode de gezinsopname gestart zou zijn, maar de gezinsopname kon niet doorgaan vanwege de detentie van de moeder. Op dit moment staat de gezinsopname on hold, nu het nog onduidelijk is waar de moeder verblijft. De GI wil eerst in contact met de moeder komen voordat gestart kan worden met de gezinsopname. Het doel van de gezinsopname is te onderzoeken wat de moeder de kinderen te bieden heeft en te bezien waar het perspectief van de kinderen ligt. Verder is de relatie tussen de ouders nog wisselend. Hoewel de vader aan heeft gegeven dat hij en de moeder weer samen gaan wonen na de detentie van de moeder, heeft de moeder aangegeven dat daar geen sprake van is.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de eisen van de wet voor een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek voor een ondertoezichtstelling). Ook is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een pleeggezin noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] worden op dit moment nog onverminderd in hun ontwikkeling bedreigd. De zorgen ten aanzien van de persoonlijke problematiek van de moeder, zoals omschreven in de beschikking van 20 december 2022, zijn nog onverminderd aanwezig. De moeder verbleef vanaf november 2022 tot eind mei 2023 in detentie. Zodoende is er een tijd geen contact geweest tussen de moeder en de kinderen. Inmiddels lijkt er wel weer contact te zijn tussen de moeder en de kinderen, maar de GI heeft daar maar beperkt zicht op. De GI heeft na de detentie van de moeder geen contact meer met haar kunnen krijgen en het is onduidelijk waar zij nu verblijft. Hierdoor is de gezinsopname in de afgelopen periode niet van start gegaan. Ook heeft de moeder tot op heden geen individuele hulpverlening ontvangen voor haar persoonlijke problematiek. In de afgelopen periode hebben er onbegeleide omgangsmomenten plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen. De kinderen hebben wisselende signalen afgegeven over deze omgangsmomenten. [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] verblijven sinds april 2022 in het huidige pleeggezin. [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] ontwikkelen zich positief bij de pleegouders. Zij krijgen hier de rust en de stabiliteit die zij nodig hebben.
Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk. Daarbij dient de huidige plaatsing van [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] in het pleeggezin te worden gecontinueerd. In de komende periode is het van belang dat middels de gezinsopname het perspectief van de kinderen duidelijk wordt en dat onderzocht wordt of de ouders voldoende in staat zijn om aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. Verder is het van belang dat de moeder op korte termijn behandeling krijgt voor haar persoonlijke problematiek. In het belang van de kinderen is het noodzakelijk dat de ouders openheid geven en meewerken aan de hulpverlening. De kinderrechter zal gelet op het voorgaande de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] tot 5 juli 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een pleeggezin tot 5 juli 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Hengst als griffier, en op schrift gesteld op 20 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.