ECLI:NL:RBROT:2023:5744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
1037887 HA ZA 23-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verstoorde arbeidsverhouding met toewijzing van transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen B.V. Twentsche Kabelfabriek (TKF) en [verweerder01]. TKF verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, ondanks een opzegverbod vanwege de arbeidsongeschiktheid van [verweerder01]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding die niet hersteld kon worden, en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet in verband stond met de ziekte van [verweerder01]. De rechter heeft geoordeeld dat TKF niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juli 2023. Tevens is TKF veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 22.149,86 aan [verweerder01]. Daarnaast heeft de rechter TKF veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.136,44 voor niet-betaalde toeslagen voor storingsdiensten en € 227,28 per maand voor de periode van februari tot juli 2023. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10378887 HA VERZ 23-20
uitspraak: 9 mei 2023
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de besloten vennootschap
B.V. TWENTSCHE KABELFABRIEK,
vestigingsplaats: Haaksbergen,
verzoekster,
gemachtigde: mr. F.H.A. ter Huurne,
tegen
[verweerder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.J. Aantjes.
Partijen zullen hierna TKF en [verweerder01] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van TKF;
- het verweerschrift en zelfstandig tegenverzoek van [verweerder01] ;
- de pleitnotitie van mr. Ter Huurne;
- de pleitnotitie van mr. Aantjes;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling;
- de overgelegde producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2023. Daarbij waren aanwezig [naam01] en [naam02] namens TKF, bijgestaan door mr. Ter Huurne, en [verweerder01] bijgestaan door mr. Aantjes. Partijen hebben ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht.

2.De feiten

2.1.
[verweerder01] , geboren op [geboortedatum01] 1979, verricht sinds 23 januari 2006 werkzaamheden voor (een rechtsvoorganger van) TKF. Op 9 oktober 2006 is [verweerder01] voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) TKF. Zijn huidige functie is [naam functie01] op de locatie van TKF in Oosterhout. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metalektro van toepassing.
2.2.
Het huidige salaris bedraagt € 3.288,26 bruto per maand, exclusief 8 % vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
Ten gevolge van een auto-ongeluk is [verweerder01] van 31 mei 2018 tot 18 juni 2018 arbeidsongeschikt geweest. In de daaropvolgende jaren was sprake van kortdurend verzuim.
2.4.
Na een incident met collega’s op de werkvloer heeft [verweerder01] zich op 16 december 2021 ziekgemeld. De bedrijfsarts concludeerde dat sprake was van aan stress gerelateerde klachten die samenhingen met
“reeds langere bestaande onvrede richting het werk ten aanzien van ervaren waardering, gelijke behandeling en werkinhoud”.
2.5.
[verweerder01] heeft op 24 december 2021 zijn werkzaamheden hervat. Op 31 januari 2022 heeft hij zich weer ziekgemeld. TKF heeft daarop een re-integratietraject gestart en op advies van de bedrijfsarts is een mediator ingeschakeld. Mediation heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.6.
Bij brief van 1 september 2022 heeft TKF, wegens het schenden van de re-integratieverplichtingen door [verweerder01] , het loon stopgezet. In reactie op een verzoek van [verweerder01] tot intrekking van de loonstop heeft TKF op 8 september 2022 bericht dat zij ter bevordering van de verhouding tussen partijen (onder protest) bereid was de stopzetting van het loon ongedaan te maken.
2.7.
Vanaf februari 2023 ontvangt [verweerder01] een bedrag van € 2.740,05 aan ziekengeld.

3.Het geschil

Het verzoek van TKF en het verweer van [verweerder01]

3.1.
TKF verzoekt – verkort weergegeven – de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] binnen de kortst mogelijke termijn te ontbinden, primair op grond van verwijtbaar handelen door [verweerder01] , subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair op grond van een combinatie van die omstandigheden, en daarbij te bepalen dat TKF geen transitievergoeding aan [verweerder01] is verschuldigd. Daarnaast verzoekt TKF [verweerder01] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
TKF legt aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding en dat herplaatsing in de gegeven omstandigheden niet in de rede ligt. TKF stelt dat [verweerder01] herhaaldelijk zijn re-integratieverplichtingen heeft geschonden door onder meer (i) zonder gegronde redenen afspraken bij de bedrijfsarts te missen en/of zich niet tijdig af te melden, (ii) niet mee te werken aan het opstellen van een plan van aanpak en de eerstejaarsevaluatie, (iii) adviezen van de bedrijfsarts niet correct en/of op constructieve wijze op te volgen en (iv) diverse mediationtrajecten te frustreren. Daarbij komt dat [verweerder01] dreigend en dwingend zijn zin wil doordrukken, diverse (ongefundeerde) verwijten tegenover TKF heeft geuit en diverse collega’s heeft geïntimideerd.
Door zijn wantrouwende en conflictueuze houding ten opzichte van zijn leidinggevende en collega’s is een verstoorde arbeidsverhouding ontstaan die onherstelbaar is gebleken.
Omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder01] , verzoekt TKF de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn te ontbinden.
3.3.
[verweerder01] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert in de eerste plaats aan dat sprake is van een opzegverbod, omdat het ontbindingsverzoek verband houdt met zijn arbeidsongeschiktheid.
Subsidiair betwist [verweerder01] dat hij verwijtbaar heeft gehandeld. Wanneer aangenomen wordt dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding dan is deze volgens [verweerder01] juist ontstaan ná zijn ziekmelding en is de verstoorde arbeidsverhouding opzettelijk door TKF gecreëerd.
Het zelfstandig tegenverzoek/de nevenverzoeken van [verweerder01] en het verweer van TKF
3.4.
[verweerder01] heeft in zijn tegenverzoek primair verzocht het ontbindingsverzoek af te wijzen en subsidiair om TKF te veroordelen aan hem een transitievergoeding en een billijke vergoeding te betalen. Meer subsidiair heeft hij verzocht om TKF te veroordelen om aan hem een schadevergoeding van € 29.673,60 te betalen. Verder heeft [verweerder01] diverse nevenverzoeken gedaan. Tot slot heeft [verweerder01] verzocht om TKF te veroordelen in de proceskosten en buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met wettelijke verhoging en rente.
3.5.
[verweerder01] stelt dat TKF ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen van een goed werkgever. Zo liet TKF hem zonder beschermingsmiddelen werken in een verzorgingstehuis waar corona heerste en heeft TKF niet voldaan aan haar scholingsplicht. Ook heeft TKF geen vakantietoeslag over toeslagen betaald, heeft zij zonder aankondiging in februari 2023 de toegang van [verweerder01] tot zijn e-mail en de simkaart van zijn mobiele telefoon geblokkeerd, en heeft zij gedurende zijn arbeidsongeschiktheid aangestuurd op een beëindiging van het dienstverband.
3.6.
TKF voert verweer. Zij betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan handelen in strijd met de normen van goed werkgeverschap. Ook heeft TKF [verweerder01] meer dan voldoende scholing en bijscholing aangeboden.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, hierna verder ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek van TKF

4.1.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is, herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt en er geen opzegverboden gelden. Aan deze voorwaarden wordt voldaan. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden, met toekenning aan [verweerder01] van een transitievergoeding.
Opzegverbod wegens ziekte
4.2.
Allereerst wordt vastgesteld dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerder01] op het moment van indienen van het ontbindingsverzoek arbeidsongeschikt was. Ondanks het bestaan van dit opzegverbod kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch ontbinden als het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft (artikel 7:671b lid 6 aanhef en onder a BW). Beoordeeld moet worden of de feiten en omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag liggen (ook) een redelijke grond voor ontbinding vormen wanneer de arbeidsongeschiktheid wordt ‘weggedacht’.
4.3.
TKF baseert haar verzoek primair op (ernstig) verwijtbaar handelen door [verweerder01] en subsidiair op een verstoorde arbeidsverhouding, die zodanig is dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren
.TKF voert hiervoor feiten en omstandigheden aan die zich hebben voorgedaan vóór de periode dat [verweerder01] arbeidsongeschikt is geraakt en in de periode na ziekmelding. Uit de stellingen van partijen, maar ook uit dat wat tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, volgt dat de arbeidsverhouding tussen partijen al voor de arbeidsongeschiktheid verstoord is te noemen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat het ontbindingsverzoek voor wat betreft de aangevoerde g-grond verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Dat zich ook tijdens de ziekte van [verweerder01] problemen hebben voorgedaan tussen partijen, is onvoldoende voor het in artikel 7:671b lid 6 onder a BW bedoelde verband tussen het verzoek tot ontbinding en de ziekte van de werknemer. Het opzegverbod staat daarom niet aan toewijzing van het verzoek van TKF in de weg.
Verwijtbaar handelen (artikel 7:669 lid 3 onder e BW)
4.4.
TKF stelt primair dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [verweerder01] . Voor ontbinding op de e-grond geldt dat sprake moet zijn van zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De in de parlementaire geschiedenis gegeven voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer (diefstal, verduistering, bedrog, herhaaldelijk niet naleven van controlevoorschriften bij ziekte, veelvuldig en zonder gegronde redenen te laat op het werk komen e.d.) hebben als gemene deler dat de werknemer zich bewust is dan wel behoort te zijn van het onoorbare karakter van zijn handelen. [1]
Naar het oordeel van de kantonrechter is [verweerder01] zijn re-integratieverplichtingen onvoldoende nagekomen en heeft hij onvoldoende meegewerkt aan mediation, maar [verweerder01] heeft in de gegeven omstandigheden niet zodanig verwijtbaar gehandeld dat van TKF niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het primaire verzoek wordt daarom afgewezen.
Verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 onder g BW)
4.5.
Subsidiair stelt TKF dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Als gevolg van de opstelling van [verweerder01] is in de loop der jaren geleidelijk de arbeidsverhouding tussen partijen meer en meer verstoord geraakt. De opstelling van [verweerder01] kenmerkt zich door wantrouwen en regelrechte beschuldigingen aan het adres van collega’s en leidinggevende. TKF heeft [verweerder01] hier tevergeefs op aangesproken. Door zijn gedragingen is er een onwerkbare situatie ontstaan. Mediation is door [verweerder01] gefrustreerd. Er is sprake van een ernstige en duurzame verstoring.
[verweerder01] voert onder meer het verweer dat de verstoorde arbeidsverhouding door TKF is gecreëerd met het doel om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te forceren.
4.6.
Om een arbeidsovereenkomst op deze grond te kunnen ontbinden, moet sprake zijn van een dusdanige verstoring van de arbeidsverhouding dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Uit de stellingen van partijen, maar ook uit dat wat tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de tussen partijen bestaande arbeidsverhouding (ernstig) is verstoord. De verhoudingen zijn te zeer verstoord om met (hernieuwde) mediation te kunnen worden opgelost. De kantonrechter acht in beginsel niet van belang aan wie de verstoring van de arbeidsverhouding is te wijten. Dat kan anders zijn wanneer de verstoring van de verhoudingen is gecreëerd met het uitsluitende doel om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond te forceren. Daarvan is niet gebleken. De feiten en omstandigheden die TKF aan haar verzoek ten grondslag legt, hebben geen betrekking op het inhoudelijk functioneren van [verweerder01] . TKF heeft juist erkend dat [verweerder01] al die jaren werkinhoudelijk goed heeft gefunctioneerd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft TKF er alles aan gedaan om de verhouding met [verweerder01] weer te verbeteren c.q. te normaliseren. Anders dan [verweerder01] aanvoert is niet gebleken dat TKF de mediation frustreerde. Uit het e-mailbericht van de tweede mediator mevrouw [naam03] van 26 augustus 2022 en het e-mailbericht van de derde mediator de heer [naam04] van 10 februari 2023, valt eerder het tegenovergestelde op te maken.
Van TKF hoeft niet meer te worden gevergd dat zij deze situatie laat voortduren. Daarmee is sprake van een redelijke grond, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW.
Herplaatsing
4.7.
Wanneer sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding kan de arbeidsovereenkomst alleen worden ontbonden als herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Gelet op de onherstelbaar beschadigde arbeidsverhouding, ziet TKF geen oplossing tot herplaatsing van [verweerder01] binnen de organisatie. Zij merkt daarbij op dat in Oosterhout, de locatie waar [verweerder01] werkt, slechts elf werknemers werkzaam zijn. Herplaatsing bij een andere vestiging van TKF (in Lochem of Haaksbergen) is volgens TKF gelet op de capaciteiten, opleiding en ervaring van [verweerder01] en de reistijd, evenmin een oplossing.
Onder deze omstandigheden ligt het daarom niet in de rede dat TKF tracht [verweerder01] elders in de organisatie een passende functie aan te bieden. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, ondanks de persoonlijke omstandigheden van [verweerder01] die maken dat het voor hem van belang is zijn baan te behouden. De meer subsidiaire grondslag hoeft niet meer te worden besproken en beoordeeld.
Einddatum
4.8.
Bij de vaststelling van de ontbindingsdatum moet worden uitgegaan van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij reguliere opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de periode gelegen tussen de datum van ontvangst van het ontbindingsverzoek (7 maart 2023) en de datum van deze beschikking (9 mei 2023) in mindering mag worden gebracht, waarbij tenminste een termijn van een maand resteert. Rekening houdend met de geldende opzegtermijn van drie maanden zal de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2023 worden ontbonden. Er is onvoldoende aanleiding om de opzegtermijn niet in acht te nemen of om geen rekening te houden met de duur van procedure.
Transitievergoeding
4.9.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [verweerder01] recht heeft op de transitievergoeding. Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op deze vergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. De werkgever hoeft de transitievergoeding niet te betalen wanneer het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
TKF heeft verzocht om voor recht te verklaren dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is. Ook in dit kader heeft TKF gesteld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder01] .
4.10.
De kantonrechter wijst erop dat het een keuze van de wetgever is geweest om het recht op een transitievergoeding alleen aan een werknemer te ontzeggen als de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstige verwijtbaarheid. Zoals hiervoor al is geoordeeld, is niet gebleken dat [verweerder01] (in overwegende mate) een verwijt kan worden gemaakt van de ontstane verstoring van de arbeidsverhouding, laat staan dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan zijn zijde. De gevraagde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen. Overigens geldt het voorgaande ook voor het handelen van TKF. De verstoring lijkt te zijn ontstaan door een samenloop van omstandigheden en niet door (ernstige) verwijtbaarheid aan de zijde van één van partijen.
4.11.
Door TKF zal een transitievergoeding moeten worden betaald. Aan de hand van het geldende salaris en de van belang zijnde bijkomende emolumenten waarop [verweerder01] recht heeft (zie r.o. 4.13), wordt de transitievergoeding per 1 juli 2023 vastgesteld op € 22.149,86 bruto. TKF wordt veroordeeld om dit bedrag aan [verweerder01] te betalen.
Billijke vergoeding, schadevergoeding
4.12.
Naast de transitievergoeding kan een werknemer in een aantal gevallen aanspraak maken op een billijke vergoeding. De belangrijkste grondslag voor het toekennen van een billijke vergoeding is het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt
.Hiervoor is al overwogen dat dit in deze zaak niet het geval is. Voor toekenning van een billijke vergoeding ten laste van TKF wordt daarom geen aanleiding gezien.
Hetzelfde geldt voor de gevraagde schadevergoeding wegens slecht werkgeverschap. Zoals hiervoor is overwogen heeft TKF zich niet schuldig gemaakt aan handelen in strijd met de normen van goed werkgeverschap.
Het zelfstandig tegenverzoek/de nevenverzoeken van [verweerder01]
Vergoeding consignatiediensten (storingsdienst)
4.13.
[verweerder01] stelt dat TKF sinds oktober 2022 geen toeslag voor storingsdiensten heeft betaald, terwijl deze toeslag wel tot het loon behoort. TKF meent dat de cao Metalektro met geen woord rept over de uitbetaling van storingsdiensten gedurende ziekte. Verder is volgens TKF niet met zekerheid vast te stellen dat [verweerder01] indien hij niet ziek zou zijn geweest, ook overwerk zou hebben verricht en/of consignatiediensten zou hebben gedraaid.
TKF wordt in haar verweer niet gevolgd. Uit de cao Metalektro volgt dat de toeslag voor consignatiediensten een vast salarisonderdeel is dat meetelt voor de berekening van het Ziektewet dagloon. Het verzoek tot veroordeling van TKF tot betaling van een bedrag van € 1.136,44 bruto voor de maanden oktober 2022 tot en met januari 2023 en tot betaling van een bedrag van € 227,28 bruto per maand vanaf februari 2023 zal worden toegewezen. Op grond van de wet moet TKF wettelijke verhoging betalen (artikel 7:625BW). De kantonrechter kan deze verhoging matigen. In dat kader vindt de kantonrechter van belang dat TKF niet willens en wetens de toeslag voor storingsdiensten niet heeft betaald. Dit was namelijk het gevolg van een onjuiste lezing van de cao Metalektro. In die omstandigheden matigt de kantonrechter de wettelijke verhoging tot 15%. De wettelijke rente over de toeslag vermeerderd met de wettelijke verhoging wordt afgewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat [verweerder01] een gebrekestelling aan TKF heeft gestuurd, waarin hij aanspraak heeft gemaakt op de wettelijke verhoging.
Vakantietoeslag over de persoonlijke toeslag en overuren
4.14.
[verweerder01] verzoekt nabetaling van vakantietoeslag over de persoonlijke toeslag die hij vanaf 15 juni 2016 ontvangt. Met TKF is de kantonrechter van oordeel dat op grond van de arbeidsovereenkomst [verweerder01] over deze persoonlijke toeslag geen vakantiegeld opbouwt:
(…) Naast het salaris ontvangt u een maandelijkse toeslag ter hoogte van € 75,00 euro netto per maand, welke maandelijks gebruteerd gaat worden. Ook over deze maandelijkse toeslag bouwt u geen vakantiegeld en pensioen op.(…)
Het verzoek hiertoe zal daarom worden afgewezen. Dit geldt ook voor het verzoek tot nabetaling van vakantietoeslag over overuren. In de cao Metalektro is overwerktoeslag uitgesloten van het loonbegrip waarover vakantietoeslag moet worden berekend.
Buitengerechtelijk kosten en proceskosten
4.15.
[verweerder01] verzoekt om TKF te veroordelen tot betaling van zijn juridische kosten van
€ 6.000,-. Nog afgezien dat onduidelijk is waarop [verweerder01] dit verzoek baseert, van onrechtmatig handelen of misbruik van procesrecht door TKF is niet gebleken. Het verzoek van [verweerder01] wordt daarom afgewezen.
4.16.
Gelet op de aard van deze procedure is er aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2023;
5.2.
kent aan [verweerder01] ten laste van TKF een transitievergoeding toe van € 22.149,86 bruto en veroordeelt TKF om die transitievergoeding aan [verweerder01] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele voldoening;
5.3.
veroordeelt TKF om aan [verweerder01] te betalen € 1.136,44 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 15% zoals bedoeld in artikel 7:625 BW vanaf de data van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt TKF om aan [verweerder01] te betalen € 227,28 bruto per maand vanaf 1 februari 2023 tot 1 juli 2023;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart deze beschikking, voor zover het de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
452

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag, 14 augustus 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1908