ECLI:NL:RBROT:2023:5711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
9912546 CV EXPL 22-16994
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en nakoming afspraken tijdens mondelinge behandeling met betrekking tot gebreken en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over de nakoming van een aannemingsovereenkomst. De partijen hebben een overeenkomst gesloten voor het realiseren van een aan- en opbouw bij de woning van [eiser01]. Na oplevering van het werk bleken er gebreken te zijn, waaronder lekkages en een klemmende tuindeur. [gedaagde01] heeft herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar deze bleken niet volledig te zijn. Tijdens een mondelinge behandeling op 14 november 2022 zijn er afspraken gemaakt over het herstel van de gebreken, waarbij [gedaagde01] zich verplichtte om deze voor 14 januari 2023 te verhelpen. Echter, [gedaagde01] heeft deze termijn niet gehaald, wat leidde tot een omzettingsverklaring van [eiser01] waarin hij geen aanspraak meer maakte op nakoming van de herstelwerkzaamheden, maar in plaats daarvan een schadevergoeding eiste.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [gedaagde01] in verzuim is geraakt door het niet tijdig herstellen van de gebreken. De kernvraag was of er sprake was van schuldeisersverzuim aan de kant van [eiser01], wat zou kunnen betekenen dat [gedaagde01] niet in verzuim was. De rechter concludeerde dat [gedaagde01] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij tijdig een concreet voorstel heeft gedaan voor herstel en dat [eiser01] dit heeft geweigerd. De kantonrechter heeft [gedaagde01] opgedragen om zijn stelling dat hij steeds herstel heeft aangeboden nader toe te lichten en heeft verdere beslissingen aangehouden in afwachting van deze toelichting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9912546 CV EXPL 22-16994
datum uitspraak: 30 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser01] ,

2. [eiser02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers,
gemachtigde: mr. J. Groot Koerkamp,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.A.M. Jansen.
De partijen worden hierna (in enkelvoud) ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 mei 2022, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie tot benoeming van een deskundige,
  • het antwoord in het incident, tevens akte overlegging producties, met bijlagen,
  • de brief van de gemachtigde van [eiser01] van 2 november 2022, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 14 november 2022;
  • de akte uitlating, tevens akte overlegging producties, tevens akte wijziging/vermeerdering van eis, met bijlagen;
  • de akte uitlating, tevens akte overleggen producties, met bijlagen.
1.2.
Op 14 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigde besproken. Tijdens deze mondelinge behandeling hebben partijen nadere afspraken gemaakt, waardoor de benoeming van een deskundige (in het incident) niet meer aan de orde is. Partijen hebben over de procedure afgesproken dat zij op 15 maart 2023 een akte zouden nemen, waarin zij zich moesten uitlaten over het vervolg. In geval van voortprocederen zou [gedaagde01] een conclusie van antwoord nemen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan; daarom is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten voor het realiseren van een aan- en opbouw bij de woning van [eiser01] . [gedaagde01] heeft de overeengekomen werkzaamheden uitgevoerd. Na oplevering van het werk bleken er gebreken te zijn, bestaande uit lekkages en een klemmende tuindeur van de master bedroom.
2.2.
[gedaagde01] heeft verschillende herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar de gebreken zijn niet volledig hersteld.
2.3.
[eiser01] heeft onderzoek laten doen naar de gebreken door EMN. EMN heeft op 16 februari 2022 een expertiserapport uitgebracht. Daarin worden de herstelkosten begroot op € 17.998,75. De kosten van de rapportage bedragen € 2.044,90.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling van 14 november 2022 hebben partijen afgesproken dat:
[gedaagde01] uiterlijk op 21 november 2022 een lekdetectie zal laten uitvoeren;
[gedaagde01] de gebreken uiterlijk op 14 januari 2023 zal hebben verholpen;
[eiser01] na herstel van de gebreken een nadere inspectie zal laten uitvoeren door EMN.
2.5.
[gedaagde01] heeft op 17 november 2022 onderzoek laten doen door een dakdekker, die als bronnen voor de lekkages de zogenoemde stadsluitlopen heeft aangewezen.
2.6.
Op 6 januari 2023 heeft [eiser01] [gedaagde01] erop gewezen dat uiterlijk op 14 januari 2023 de herstelwerkzaamheden moesten zijn uitgevoerd. Vervolgens heeft [eiser01] op 23 januari 2023 een omzettingsverklaring uitgebracht, waarin hij [gedaagde01] bericht geen aanspraak meer te maken op nakoming van de herstelwerkzaamheden en in plaats daarvan een schadevergoeding te willen.
2.7.
Op 17 februari 2023 heeft een herinspectie plaatsgevonden door EMN, in het bijzijn van [eiser01] en [gedaagde01] . Op 22 februari 2022 heeft EMN een (nieuw) expertiserapport uitgebracht. Daarin worden de herstelkosten begroot op € 23.292,50. De kosten van de rapportage bedragen € 1.442,57. Bij e-mail van 7 maart 2023 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] laten weten dat in deze procedure aanspraak zal worden gemaakt op een bedrag van € 24.735,35, plus eventuele nadere kosten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist, na vermeerdering van eis, samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 25.890,88, met rente over 24.735,35;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 24.735,35 en buitengerechtelijke kosten van € 1.155,53.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. Vast staat dat het door [gedaagde01] opgeleverde werk gebreken kent. [gedaagde01] moest deze gebreken volgens de afspraken in het proces-verbaal van 14 november 2022 uiterlijk op 14 januari 2023 hebben hersteld. Dat is niet gebeurd. Omdat [gedaagde01] in verzuim is, mocht [eiser01] zijn vordering omzetten in een vordering tot schadevergoeding. De schade bestaat ten minste uit het door EMN begrote bedrag voor herstel van de gebreken.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] is bereid om de gebreken te herstellen, maar niet op de door EMN in haar rapport aangegeven manier. [gedaagde01] heeft herstel aangeboden, maar [eiser01] heeft hem geen gelegenheid daartoe gegeven. Vanwege de weigering van [eiser01] kan hij geen aanspraak maken op schadevergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat het werk dat [gedaagde01] heeft opgeleverd gebreken kent en ook dat die hersteld moeten worden. De kernvraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde01] op enig moment met zijn herstelverplichting in verzuim is gekomen en of [eiser01] daarom nu aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding. Zo ja, dan komt vervolgens de omvang van die schade nog aan de orde.
4.2.
De basis voor de beoordeling vormen de afspraken die partijen op 14 november 2022 hebben gemaakt en die zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. In dit proces-verbaal is vastgelegd dat [gedaagde01] de gebreken uiterlijk op 14 januari 2023 hersteld moest hebben. Dit is een fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 onder a BW. Dit betekent in beginsel dat [gedaagde01] na het verstrijken van deze datum in verzuim is geraakt door het niet herstellen van de gebreken.
4.3.
Van verzuim van [gedaagde01] door het verstrijken van de termijn kan alleen dan geen sprake zijn, als er schuldeisersverzuim is aan de kant van [eiser01] . Van schuldeisersverzuim is sprake als [eiser01] ten onrechte geen medewerking zou hebben verleend aan tijdig herstel van de gebreken door [gedaagde01] . Daarbij geldt dat als [gedaagde01] het herstel wilde uitvoeren op een andere manier dan geadviseerd door EMN, dat enkele feit niet zou betekenen dat [eiser01] zijn medewerking mocht weigeren.
4.4.
Schuldeisersverzuim moet in dit geval echter wel zijn ontstaan vóór 14 januari 2023, de datum waarop [gedaagde01] de werkzaamheden had moeten uitvoeren. Als een aanbod tot enkel herstel na die datum is gedaan, doet dat geen schuldeisersverzuim ontstaan. [gedaagde01] was dan immers zelf al in verzuim. In dat geval had hij, om nog tot herstel te worden toegelaten (en dus zijn verzuim te zuiveren) tijdig een aanbod als bedoeld in artikel 6:86 BW moeten doen, te weten een aanbod dat tevens vergoeding van de schadevergoeding en kosten inhoudt. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van [gedaagde01] ermee staat of valt of (i) hij, na de mondelinge behandeling op 14 november 2022 en vóór 14 januari 2023, een concreet voorstel heeft gedaan om de gebreken aan de aan- en opbouw van de woning van [eiser01] vóór 14 januari 2023 te herstellen en (ii) Adjodhia geweigerd heeft medewerking aan de uitvoering van dat voorstel te verlenen. [gedaagde01] stelt dat hij herstel “steeds” heeft aangeboden, maar het is niet duidelijk of [gedaagde01] daarmee heeft bedoeld te stellen dat hij tijdig een concreet voorstel als bedoeld in de vorige volzin heeft gedaan. [gedaagde01] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om zijn stellingen op dat punt toe te lichten.
4.6.
Als [gedaagde01] inderdaad bedoeld heeft te stellen dat hij een voorstel als bedoeld onder 4.5 heeft gedaan, dan ligt de bewijslast bij hem, omdat hij zich op het rechtsgevolg van dit aanbod en de weigering beroept. Hij zal daarom in dat geval toegelaten worden om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit de inhoud en het moment van zijn voorstel en de weigering van [eiser01] blijken.
4.7.
In afwachting van de bewijslevering houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter, alvorens verder te beslissen:
5.1.
draagt [gedaagde01] op zijn stelling dat hij steeds herstel heeft aangeboden nader toe te lichten;
5.2.
op voorwaarde dat uit de nadere toelichting van [gedaagde01] blijkt dat hij bedoeld heeft te stellen dat hij tijdig een voorstel als bedoeld onder 4.5 heeft gedaan: laat [gedaagde01] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat hij tijdig een dergelijk voorstel heeft gedaan en dat [eiser01] heeft geweigerd medewerking te verlenen aan de uitvoering daarvan;
5.3.
bepaalt dat [gedaagde01] op de rolzitting van
donderdag 27 juli 2023 om 13.30 uurbij akte de onder 5.1 bedoelde toelichting moet geven;
5.4.
bepaalt dat, voor het geval dat is voldaan aan de onder 5.2 genoemde voorwaarde:
 [gedaagde01] zich op de eerder genoemde rolzitting bij akte moet uitlaten of, en zo ja op welke wijze, hij het onder 5.2 genoemde bewijs wil leveren;
 indien hij dit wil door schriftelijke bewijsstukken of het overleggen van (een) gegevensdrager(s), hij die dan meteen bij die akte in het geding moet brengen;
 indien hij getuigen wenst voor te brengen, hij in die akte opgave moet doen van de naam en woonplaats van de door hem voor te brengen getuige(n) alsook van de verhinderdata van de getuige(n) en van
beidepartijen voor de dan komende drie maanden; [gedaagde01] zal te zijner tijd zelf hebben zorg te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.5.
bepaalt voorts dat de door [gedaagde01] te nemen akte (in tweevoud) uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting op 12.00 uur door de griffie ontvangen dient te zijn;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909