ECLI:NL:RBROT:2023:5703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
658561
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop woning in het kader van nalatenschap; machtiging tot verkoop en ontruiming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door twee erfgenamen, [eiser01] en [eiser02], tegen hun broer [gedaagde01]. De aanleiding voor het geschil is de verkoop van de woning die toebehoort aan de nalatenschap van hun overleden moeder, [overledene01]. De woning, gelegen aan de [adres01] in Papendrecht, staat formeel nog op naam van de vader van de partijen. De eisers willen de woning verkopen, maar [gedaagde01] werkt hier niet aan mee. Hij verblijft momenteel in de woning en verzet zich tegen de verkoop, met als argument dat eerst de as van hun moeder verdeeld moet worden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat alle partijen het erover eens zijn dat zij gezamenlijk eigenaar zijn van de woning. Echter, [gedaagde01] heeft zijn kans om mee te beslissen over de verkoop gemist. De verzekering op de woning is inmiddels opgezegd, en de eisers kunnen zonder medewerking van [gedaagde01] geen nieuwe verzekering afsluiten. Dit maakt de verkoop van de woning spoedeisend. De voorzieningenrechter heeft daarom de vorderingen van [eiser01] en [eiser02] toegewezen, met de bepaling dat de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis ontruimd moet worden.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de woning voor een minimale vraagprijs van € 215.000,00 en een minimale bodemprijs van € 200.000,00 verkocht mag worden. De proceskosten worden door iedere partij zelf gedragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/658561 / KG ZA 23-446
Vonnis in kort geding van 30 juni 2023
in de zaak van

1.[eiser01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
2.
[eiser02],
wonende te [woonplaats01] ,
eisers,
advocaat mr. J.B. de Bruin te Amsterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna, omdat zij dezelfde achternaam hebben, bij hun voornaam aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juni 2023, met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Op 31 juli 2022 overleed [overledene01] , weduwe van [naam01] . [eiser01] , [eiser02] en [gedaagde01] zijn hun kinderen en erfgenamen. Tot de nalatenschap behoort de woning aan de [adres01] in Papendrecht (hierna: de woning), die formeel nog op naam van vader staat. [gedaagde01] verblijft op dit moment in de woning. [eiser01] en [eiser02] willen in dit kort geding kort gezegd vervangende toestemming om het huis te kunnen verkopen, met als spoedeisend belang dat er geen opstalverzekering meer op het huis zit. [gedaagde01] verzet zich tegen verkoop.

3.De beoordeling

3.1.
[eiser01] , [eiser02] en [gedaagde01] zijn het er over eens dat zij als erfgenamen samen eigenaar van de woning zijn. Op zitting is gebleken dat [eiser01] en [eiser02] de woning willen verkopen en dat [gedaagde01] niet meewerkt. Hij zegt dat eerst de as van hun moeder moet worden verdeeld, tot die tijd wil hij nergens over praten. Ook vindt hij dat hij oneerlijk wordt behandeld, met name door [eiser01] , omdat zij geld van hun moeder naar zichzelf heeft overgemaakt. [gedaagde01] verklaarde op zitting wisselend over de vraag wat er uiteindelijk met de woning moet gebeuren. Hij zei eerst dat hij de woning zelf wilde kopen, maar later zei hij dat de woning aan een derde verkocht moest worden, maar pas als hij een woning elders had gevonden.
3.2.
[gedaagde01] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn kans om mee te beslissen over de verkoop van de woning gehad en gemist. De verzekering die moeder destijds voor de woning had, is inmiddels opgezegd door de verzekeraar (dat blijkt uit een brief van de verzekeraar). [eiser01] en [eiser02] zeggen zonder de hulp van [gedaagde01] , die op dit moment in de woning verblijft, geen nieuwe verzekering te kunnen afsluiten. [gedaagde01] betwist niet dat de oude verzekering niet meer loopt, maar zegt dat hij inmiddels zelf een verzekering heeft afgesloten. Hij wilde op zitting echter geen verzekeringspolis laten zien of zelfs maar zeggen bij welke verzekeringsmaatschappij de verzekering afgesloten is. Daarmee is voor [eiser01] en [eiser02] niet te controleren of er een verzekering voor de woning loopt. Dit maakt dat verkoop van de woning spoedeisend is en dat de woning zal worden verkocht conform de wens van [eiser01] en [eiser02] . [gedaagde01] kan niet van [eiser01] en [eiser02] verwachten dat zij toestaan dat hij in het huis, dat ook van hen is, verblijft, zonder een vergoeding te betalen en zonder te laten zien dat het huis is verzekerd. Dit geldt te meer omdat overleg tussen partijen onmogelijk is, zoals op zitting bleek.
3.3.
Vordering I, II en IV uit de dagvaarding zijn daarom toewijsbaar op de wijze zoals hierna vermeld. De voorzieningenrechter zal omdat de woning mogelijk niet verzekerd is, geen langere termijn gunnen voor de ontruiming dan de gevorderde twee weken. Vordering III (machtiging om de politie in te schakelen bij ontruiming) hoeft niet te worden toegewezen, want dat regelt de wet al. Daar waar [eiser01] en [eiser02] zowel vervangende toestemming vragen om namens [gedaagde01] te kunnen handelen als een beslissing dat dit vonnis in de plaats komt van zijn handtekening onder overeenkomsten, wordt alleen de vervangende toestemming toegewezen. Het zou dubbelop zijn om daarnaast ook een indeplaatsstelling op te nemen.
3.4.
De vorderingen V, VI, VII en VIII zien erop hoe de nalatenschap van moeder verdeeld moet worden. Welk spoedeisend belang [eiser01] en [eiser02] hebben bij een oordeel daarover ziet de voorzieningenrechter niet. Daar komt bij dat van sommige posten de omvang nog onbekend is, terwijl verder op zitting is gebleken dat [eiser01] circa 9.000 euro onder zich heeft, geld dat van moeder was. Dat zal ook nog verdeeld moeten worden. De voorzieningenrechter gaat geen voorlopige verdeling bevelen als niet duidelijk is dat alle posten meegenomen worden. In het algemeen is het uiteraard zo dat van de opbrengst van de verkoop van het huis eerst de hypotheekschuld betaald moet worden en de kosten voor het verkopen van het huis, dat daarna eventuele verrekenposten aan de orde zijn (zoals de vaste lasten van het huis waarvan [eiser01] en [eiser02] zeggen dat deze nu nog van de rekening van moeder worden betaald en een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [gedaagde01] in de woning heeft verbleven) en daarna blijkt wie nog wat krijgt.
3.5.
Partijen leken het op zitting erover eens te zijn hoe de as van moeder verdeeld moet worden. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [eiser01] en de kinderen van [gedaagde01] (om wie het gaat, want [gedaagde01] wil zelf geen as) dit onderling kunnen oplossen. De verkoop van de woning kan hier echter niet van afhankelijk gemaakt worden.
3.6.
Het feit dat partijen (hoe dan ook) broers en zus zijn, is aanleiding te bepalen dat ieder van de partijen de eigen proceskosten betaalt.
3.7.
Dit vonnis wordt zoals [eiser01] en [eiser02] vorderen ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat als deze zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter afgedwongen kan worden wat in dit vonnis is bepaald.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
a. machtigt [eiser01] en [eiser02] om, mede namens [gedaagde01] , de woning aan de [adres01] in Papendrecht te verkopen voor een minimale vraagprijs van € 215.000,00 en een minimale bodemprijs bij een koopovereenkomst van € 200.000,00, kosten koper, door het geven van een verkoopopdracht aan een NVM-makelaar en het sluiten van een verkoopovereenkomst;
veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Papendrecht te ontruimen (en daarna ontruimd te houden) met al diegenen en al datgene wat zich vanwege hem daar bevindt, onder achterlating van wat van de gezamenlijke erven is, onder afgifte van de sleutels aan [eiser01] en [eiser02] of de door hen ingeschakelde deurwaarder;
machtigt [eiser01] en [eiser02] om de woning aan de [adres01] in Papendrecht, mede namens [gedaagde01] , aan een derde te leveren, tegen de minimale bodemprijs als genoemd onder A (€ 200.000,00);
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten betalen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.
414/1876