ECLI:NL:RBROT:2023:5680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10.150043.22; 10.307329.22; 10.081784.23 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van invoer van verdovende middelen en medeplichtigheid aan wapen- en drugsbezit

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder de invoer van verdovende middelen, medeplichtigheid aan wapenbezit en het voorhanden hebben van drugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de invoer van cocaïne, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij betrokken was bij de voorbereidingshandelingen. De verdachte was werkzaam als reefermonteur in de Rotterdamse haven en werd verdacht van het helpen bij de invoer van cocaïne die in een koelcontainer was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op het moment van de ontdekking van de cocaïne niet op de juiste locatie was en er geen bewijs was dat hij handelingen had verricht die verband hielden met de invoer van de drugs.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, evenals het voorhanden hebben van harddrugs, waaronder mefedron en MDMA. De verdachte heeft deze feiten bekend en er zijn geen verweren gevoerd die tot vrijspraak zouden leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de wens om zijn opleiding af te ronden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10.150043.22; 10.307329.22; 10.081784.23 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
verblijvende op het adres:
[adres02],
raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • in de zaak met parketnummer 10.150043.22 vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit (het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van cocaïne) en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten (voorhanden hebben van een wapen en munitie);
  • in de zaak met parketnummer 10.307329.10 bewezenverklaring van het ten laste gelegde (medeplichtigheid aan het door anderen wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in een haven);
  • in de zaak met parketnummer 10.081784.23 bewezenverklaring van het ten laste gelegde (aanwezig hebben van harddrugs);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en ambulante behandeling.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10.150043.22 en de feiten onder parketnummers 10.307329.10 en 10.081784.23 zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair van parketnummer 10.150043.22
4.2.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.2.
Vrijspraak t.a.v. feit 1 subsidiair V
Standpunt officier van justitie
De verdachte is behulpzaam geweest bij de invoer van in ieder geval 1 kilogram cocaïne. Deze cocaïne is aangetroffen in een koelcompartiment van een reefer-container. Uit het politieonderzoek komt naar voren dat de verdachte ter hoogte van die betreffende container met zijn auto heeft stilgestaan, terwijl hij daar volgens het werkschema niets te zoeken had.
Feitelijke vaststellingen
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 17 mei 2022 heeft de Douane op de ECT Delta Terminal in de Rotterdamse haven een reefercontainer (koelcontainer) aangetroffen. Van deze container was een inspectieluik van het koelmotorcompartiment verwijderd. In het koelmotorcompartiment werd 1 pakket cocaïne aangetroffen.
Deze container is in stack ACS106 geplaatst op 17 mei 2022 om 03.10 uur, waarna om 04.38 uur de melding is gedaan dat het inspectieluik van die container was verwijderd
De verdachte was op dat moment werkzaam als reefermonteur bij Delta Reefer Care op de ECT terminal en verplaatste zich over het terrein met een dienstauto. Zijn werkzaamheden bestonden onder meer uit het aan- en afkoppelen en het controleren van de temperatuur van de reefercontainers.
Aan de hand van de camerabeelden en de track- en tracegegevens van de – aan de bij verdachte in gebruik zijnde – bedrijfsauto staat vast dat de verdachte, in zijn auto, van 03.52 uur tot 04.23 uur, in het naast de containerstack gelegen laantje heeft gestaan, ter hoogte van de desbetreffende container. In dit tijdsbestek is hij drie maal kortstondig naar het einde van het laantje gereden en weer terug ter hoogte van de container.
Beoordeling
De bewegingen van de auto van de verdachte zijn verdacht te noemen. Volgens het werkrooster dat uit de administratie komt, was de verdachte ingedeeld in een andere stacklocatie dan waar de bewuste container was neergezet. Volgens dat werkrooster had de verdachte dus niets te zoeken bij stack ACS 106.
De vraag is onder meer in hoeverre dat werkrooster bepalend is. De verdachte heeft daarover verklaard dat de verschillende teamleiders niet altijd strikt vasthielden aan de werkverdeling. Het kwam regelmatig voor dat er in ploegen stacks afgewerkt werden in plaats van dat de monteurs de aan hun toegewezen stack zelf afwerkten. Getuige [getuige01], een van de ploegleiders bij Delta Reefer Care, heeft daarover verklaard dat afwijking van de indeling wel mogelijk is bij waarneming of incidenten en dat de reefermonteurs in beginsel zelf bepalen welke werkzaamheden zij overnemen en dat het op rustige momenten kan voorkomen dat iemand in zijn auto wacht op een nieuwe opdracht.
Nu er verder geen aanwijzingen zijn dat de verdachte handelingen heeft verricht bij de container of dat hij cocaïne uit (het koelcompartiment van) de container heeft gehaald of anderszins hierbij betrokken is, en dat op de camerabeelden van de stacklocatie niet te zien is dat de verdachte zijn auto verlaat, kan niet worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van handelingen die dienden ter voorbereiding of bevordering van de invoer of het vervoer van cocaïne.
Conclusie
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10.150043.22
2.
hij, op 29 november 2022, te Rotterdam,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een omgebouwd pistool, van het merk Ekol, type P 29, kaliber 7.65 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad
3.
hij, op 29 november 2022, te Rotterdam,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
3 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad
Parketnummer 10.307329.22
[naam01] en [naam02] en [naam03] en [naam04] en [naam05] op 20 mei 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk
hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten de ECT containerterminal,
terwijl deze personen zich op die besloten plaats de toegang
hadden verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de
distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (nummer
[containernummer01])
door middel van
- braak,
en/of
- inklimming en/of
- een valse sleutel
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 mei 2022 te Maasvlakte Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest door aan een of meer van die personen toegang tot de
container te verschaffen door de containerdeur te openen en/of dicht te doen
Parketnummer 10.081784.23
hij, op 29 november 2022, te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 2,5 gram, van een materiaal bevattende
mefedron en
- ongeveer 39,5 gram, van een materiaal bevattende
3,4-MDMA en
- ongeveer 1 gram, van een materiaal bevattende 2C-B,
zijnde mefedron en 3,4-MDMA en 2C-B, telkens een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10.150043.22
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Parketnummer 10.307329.22
opzettelijk behulpzaam zijn bij het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich op de besloten plaats de toegang hebben verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen door middel van braak, inklimming of valse sleutels
Parketnummer 10.081784.23
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten, te weten het voorhanden hebben van verdovende middelen, een wapen en munitie, en het behulpzaam zijn bij het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein door zogenaamde uithalers. Dit zijn ernstige feiten.
Het wapen met munitie is aangetroffen op de slaapkamer van de verdachte. Het ongecontroleerde bezit hiervan vormt een gevaar voor de samenleving. De ervaring leert immers dat het bezit van vuurwapens niet zelden leidt tot het gebruik daarvan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. De harddrugs zijn zowel in de slaapkamer als in de kelder aangetroffen. Het gaat hier om stoffen die verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. De verdachte is daarmee mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte, tijdens zijn werkzaamheden als reefermonteur in de Rotterdamse haven, personen geholpen bij het onbevoegd verblijven in een zogenaamde hotelcontainer op het haventerrein. Het is algemeen bekend, en daarnaast een groeiend probleem, dat dit soort personen in de regel worden ingezet om drugs uit ingevoerde containers te halen. Hierdoor kunnen de in de haven gevestigde containerbedrijven niet ongestoord functioneren. Met zijn handelen heeft de verdachte een klein, maar essentieel aandeel gehad in de keten van de drugshandel en bijgedragen aan het verstoren van het economische verkeer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 7 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Hiermee zal dus geen rekening worden gehouden in strafverzwarende zin.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juni 2023. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte zijn leven momenteel op orde heeft. Hij werkt fulltime en hij wil zijn opleiding afronden. Gezien de verkeerde en impulsieve keuzes die hij heeft gemaakt, adviseert de reclassering dat de verdachte, naast een meldplicht, deelneemt aan een training die gericht is op cognitieve vaardigheden. Ook wordt geadviseerd dat de verdachte meewerkt aan een intake voor eventuele ambulante behandeling, om te bezien of deze keuzes voortvloeien uit psychische problematiek en/of persoonlijkheidsproblematiek.
Ter zitting heeft de verdachte verteld dat hij zijn decaan heeft gesproken en dat het mogelijk is in september te starten aan het laatste studiejaar van zijn studie
social work. De verdachte heeft verder toegelicht dat hij zich realiseert dat hij dingen niet handig heeft aangepakt en dat hij zijn leven wil beteren, onder andere door het afronden van zijn studie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, met name het wapenbezit, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden en jonge leeftijd van de verdachte. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden opleggen, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Nu de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorwaarden opleggen die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Van de gevangenisstraf zal worden afgetrokken de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. De verdachte hoeft niet terug naar de gevangenis omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat de verdachte zijn opleiding kan vervolgen en met behulp van de reclassering kan voorkomen dat hij opnieuw verkeerde keuzes maakt en daardoor in het criminele milieu zou belanden. Om die reden wordt een groot deel van de straf voorwaardelijk opgelegd.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 49, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 26 en 55 Wet Wapens en Munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten van parketnummer 10.150043.22 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van parketnummer 10.150043.22 en de feiten onder parketnummers 10.307329.22 en 10.081784.23, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
vier (4) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Leger des Heils op het adres Triathlonstraat 3 te Rotterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde werkt mee aan een intake/diagnostiek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij een GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10.150043.22
1
hij, op of omstreeks 17 mei 2022, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 mei 2022, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van een onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne, in elk geval een (grote)
hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
in afwijking van zijn functiewerkzaamheden als koelmonteur bij Delta Reefer Care
op het terrein van Europe Containers Terminals (ECT),
- zich met zijn werkvoertuig (Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken01]) te begeven
naar de zogenaamde "DDN laag stacklocaties ASC 106", terwijl hij volgens het
werkrooster was ingedeeld op de "DDN hoog stacklocaties ASC 228-232" en/of
- ( vervolgens) zich gedurende enige tijd op te houden nabij stackpositie "ASC
106075.1", in de directe omgeving van de container [containernummer02] en/of
- handelingen te verrichten bij voornoemde container en/of daarbij voornoemde
onbekend gebleven hoeveelheid verdovende middelen uit de container te halen;
2
hij, op of omstreeks 29 november 2022, te Rotterdam,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (omgebouwd) pistool, van het merk Ekol, type P 29, kaliber 7.65 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad
3
hij, op of omstreeks 29 november 2022, te Rotterdam,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
3 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10.307329.22
[naam01] en/of [naam02] en/of [naam03] en/of [naam04] en/of
[naam05] en/of [naam06] op of omstreeks 20 mei 2022 te Maasvlakte
Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft/hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten de ECT containerterminal,
terwijl een of meer van deze personen zich op die besloten plaats de toegang
had/hadden verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de
distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (nummer
[containernummer01])
door middel van
- braak,
- inklimming en/of
- een valse sleutel
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of
omstreeks 20 mei 2022 te Maasvlakte Rotterdam, in elk geval in
Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door aan een of meer van die personen toegang tot de
container te verschaffen door de containerdeur te openen en/of dicht te doen;
Parketnummer 10.081784.23
hij, op of omstreeks 29 november 2022, te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 2,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
mefedron en/of
- ongeveer 39,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-MDMA en/of
- ongeveer 1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B,
zijnde mefedron en/of 3,4-MDMA en/of 2C-B, (telkens) een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet