ECLI:NL:RBROT:2023:5673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10/101052-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in cel van TBS-kliniek met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 12 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die op 15 april 2023 brand heeft gesticht in zijn cel in de TBS-kliniek FPC de Kijvelanden. De verdachte was ten tijde van het feit verminderd toerekeningsvatbaar. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte 9 maanden gevangenisstraf moest krijgen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. De verdachte had erkend de brand te hebben gesticht, maar de verdediging stelde dat er geen gevaar voor anderen was. De rechtbank oordeelde echter dat er wel degelijk gevaar was voor medepatiënten en personeel, aangezien er op het moment van de brand 12 medepatiënten in hun kamers aanwezig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op levensgevaar voor anderen, maar achtte de brandstichting wel bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen, en oordeelde dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, maar nam in aanmerking dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/101052-23
Datum uitspraak: 12 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te Curaçao op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
waar hij ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief was gedetineerd;
raadsvrouw mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsmotivering
De verdachte bekent dat hij op de datum en plaats zoals genoemd in de tenlastelegging brand heeft gesticht in zijn cel/kamer op de afdeling Onix 2 van FPC de Kijvelanden, waar hij verbleef in het kader van zijn Tbs-behandeling.
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen.
De verdediging stelt dat die brandstichting niet heeft geleid tot gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor een ander of anderen.
De verdachte moet in zoverre worden vrijgesproken. De verdachte is bekend met de veiligheidssituatie binnen FPC de Kijvelanden en wist dat er geen gevaar voor anderen zou ontstaan als hij brand zou stichten in zijn eigen cel/kamer. Behandeling van andere bewoners in het ziekenhuis naar aanleiding van de brand was ook niet nodig.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte door deze brand te stichten gevaar voor goederen heeft doen ontstaan. De schade aan zijn cel/kamer en de objecten die zich in de brandhaard bevonden blijkt duidelijk uit de inhoud van het dossier/de bewijsstukken. Dit deel van de tenlastelegging kan daarom worden bewezen.
Ook acht de rechtbank bewezen dat gevaar is ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, met name voor de medepatiënten van de verdachte op de afdeling en het personeel. Ook dit deel van de tenlastelegging kan daarom worden bewezen. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat ten tijde van de brand 12 medepatiënten in hun kamer aanwezig waren. Zij zaten ingesloten in hun kamers toen de brand werd gesticht en konden niet direct weg. Bij de brand kwam veel rook vrij en bij een dergelijke brand is nooit met zekerheid te voorspellen hoe deze zich zal ontwikkelen. De stelling van de verdachte dat hij bekend is met de veiligheidssituatie binnen FPC de Kijvelanden doet daar niet aan af. De aanslag van rook/roet was in de gehele gang op de afdeling aanwezig. Ook bestond het gevaar dat de linoleum vloer, die door de brand deels is gesmolten, zou gaan branden of dat roetdeeltjes de ventilatie zouden verstoppen, zodat de rook niet meer weg kon. Slechts door het ingrijpen van personeel van de Kijvelanden en de brandweer is de brand beperkt gebleven.
Omdat de brand uiteindelijk beperkt is gebleven, acht de rechtbank niet bewezen dat sprake was van levensgevaar voor de medepatiënten. De verdachte moet van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 15 april 2023
te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk brand heeft gesticht, door open vuur in aanraking te brengen met meerdere stukken textiel en papier en hardboardplaat en hout, ten gevolge waarvan die geheel zijn verbranden daarvan gemeen gevaar voor goederen, namelijk de afdeling ‘Onix 2’ binnen FPC Kijvelanden, en de cel/kamer van verdachte op die afdeling, en de voorwerpen op die kamer, te duchten was engevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft brand gesticht in zijn cel/kamer op de afdeling van FPC de Kijvelanden, waar hij verbleef in het kader van zijn TBS-behandeling. Door de brand is schade ontstaan aan de goederen die hij in brand heeft gestoken en aan de kamer zelf. Ook in de gehele gang van de afdeling was roetaanslag aanwezig. Hiermee heeft de verdachte niet alleen zichzelf, maar ook zijn medepatiënten en het personeel in gevaar gebracht. Hij heeft deze brand gesticht in de nacht, terwijl hijzelf en de medepatiënten in hun cel/kamer waren ingesloten. Er was sprake van rookontwikkeling. Dit is een zeer ernstig en strafbaar feit, dat ook beangstigend moet zijn geweest voor de medepatiënten en het personeel. De verdachte is door het plegen van dit feit respectloos en achteloos omgegaan met de belangen, veiligheid en eigendomsrechten van anderen, enkel en alleen om zijn eigen belang te dienen en overplaatsing naar een andere TBS-kliniek te bewerkstelligen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Door GZ-psycholoog R.J.A. van Helvoirt, psychiater i.o. [naam01] en psychiater [naam02], van het NIFP (locatie Pieter Baan Centrum) is een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2021. Dit houdt onder meer in dat bij de verdachte in ieder geval sprake is van een psychotische stoornis en hechtingsproblematiek. Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis als ADHD, of een autismespectrumstoornis, kon niet worden vastgesteld of uitgesloten.
Uit het verslag van het voorgeleidingsconsult van GZ-psycholoog [naam03] van het NIFP op 16 mei 2023 blijkt dat bij de verdachte op dat moment geen sprake was van psychotisch of duidelijk suïcidaal handelen dat op de voorgrond stond. Hij vertoonde wel onvoorspelbaar gedrag, waarbij hij anderen en zichzelf in gevaar bracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Hoewel het NIFP-rapport ruim 2 jaar oud is, gaat de rechtbank er – mede gezien het verslag van het voorgeleidingsconsult - van uit dat de verdachte, toen hij het onderhavige feit pleegde, nog steeds leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank acht hem dan ook verminderd toerekeningsvatbaar. In verband met zijn problematiek werd hij ten tijde van het begaan van het onderhavige feit reeds onder dwang verpleegd binnen het kader van de terbeschikkingstelling. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de straf.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf te verminderen, omdat het feit mede een gevolg was van opgebouwde frustratie van de verdachte over het niet nakomen van door hem zo begrepen toezeggingen die door zijn hoofdbehandelaar zouden zijn gedaan over overplaatsing naar een andere TBS-kliniek. Hoewel begrijpelijk is dat de communicatie over de mogelijke overplaatsing bij de verdachte frustratie oproept, benadrukt de rechtbank dat brandstichting absoluut niet de manier is om met die frustratie om te gaan. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om de hoogte van de op te leggen straf te matigen.
Wel neemt de rechtbank als strafverlagend element mee dat de verdachte zal worden vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, namelijk van het veroorzaken van levensgevaar bij een ander of anderen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 15 april 2023
te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk brand heeft gesticht, door open vuur in aanraking te brengen met een of meerdere stukken textiel en/of papier en/of hardboardplaat en/of hout, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, namelijk de afdeling ‘Onix 2’ binnen FPC Kijvelanden, en/of de cel/kamer van verdachte op die afdeling, en/of de voorwerpen op die kamer, te duchten
was en/of levensgevaar voor een ander en/of anderen, namelijk de medebewoners en/of
medewerkers van die afdeling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(Artikel art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 15 april 2023,
te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk en wederrechtelijk de afdeling Onix 2 binnen FPC Kijvelanden en/of de cel/kamer van verdachte op die afdeling en/of de voorwerpen op die kamer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan FPC Kijvelanden toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)