ECLI:NL:RBROT:2023:5672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10-070337-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tijdens jaarwisseling in 's-Gravendeel

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij ernstige ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling van 2022/2023 in 's-Gravendeel. De verdachte werd beschuldigd van het gooien van zwaar illegaal vuurwerk naar politieagenten, wat leidde tot een poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte een leidende rol had gespeeld in de ongeregeldheden en dat zijn acties een levensbedreigende situatie voor de politie hadden gecreëerd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan meerdere benadeelde politieagenten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-070337-23
Datum uitspraak: 28 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01],
raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar advies van 27 maart 2023.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Op grond van hetgeen is besproken ter zitting en op grond van het strafdossier is het volgende komen vast te staan:
Tijdens de jaarwisseling van 2022/2023 hebben zich in het centrum van ’s-Gravendeel ernstige ongeregeldheden voorgedaan. Politiemensen die ter plekke dienst deden werden beschoten met vuurpijlen en zwaar vuurwerk dat werd gegooid vanuit een groep in het zwart geklede en van gezichtsbedekking voorziene jongeren. Deze jongeren trokken door het dorp terwijl zij vernielingen pleegden en ook naar nietsvermoedende burgers vuurwerk gooiden.
Omstreeks 1:30 uur reden politiemedewerkers in een herkenbare politieauto over de [straatnaam01] in het centrum van 's-Gravendeel. Ter hoogte van [huisnummer01] zagen zij glimmende voorwerpen op de weg liggen. Toen de politiemedewerkers uitstapten om dat te onderzoeken bleken het zelf geproduceerde kraaienpoten te zijn, kennelijk opzettelijk neergelegd om de banden van (politie)voertuigen lek te laten rijden.
Terwijl politiemedewerkers buiten de auto stonden, werden er vanuit de groep vuurpijlen en zwaar vuurwerk op hen afgeschoten. De politiemedewerkers moesten dekking zoeken om niet geraakt te worden. De politiemedewerkers trokken zich daarna met de politieauto terug. Ze hielden de groep op afstand in de gaten en vroegen de meldkamer om versterking. De groep kon dichterbij komen en er werd opnieuw zwaar vuurwerk gegooid. Er kwam onder meer zwaar vuurwerk onder de politieauto terecht waardoor de auto voelbaar trilde.
Vanwege deze omstandigheden werd de Mobiele Eenheid (verder ME) opgeroepen die ruim tien minuten daarna ter plaatse kwam. Toen de ME bij de wegversmalling aan kwam bleek deze versperd te zijn door een boom met kluit. Leden van de ME stapten uit hun voertuig om de boom te verwijderen. Terwijl ze daar mee bezig waren, kwam er een groep in het zwart geklede personen hun kant op rennen. Er werd opnieuw met zwaar vuurwerk gegooid waardoor deze ME’ers dekking moesten zoeken.
Na verloop van tijd kon een grote groep mensen door de ME ingesloten (‘ingeboxt’) worden, met het doel de orde en rust weer te laten keren. Terwijl deze groep mensen, waaronder de verdachte, ingesloten was, bleef het gooien van vuurwerk, het gooien van voorwerpen, het beledigen en schreeuwen, het opdringen en ander geweld in de richting van de ME voortduren. Enkelen probeerden te ontsnappen, waaronder de verdachte. Naar de ME werd opnieuw vuurwerk en andere projectielen gegooid om dit ontsnappen te ondersteunen. Tijdens dit insluiten is zeer zwaar illegaal vuurwerk gebruikt tegen de ME. Bij de ME-ers was er reële angst voor blijvend letsel. Door twintig politieambtenaren werd aangifte gedaan.
De officier van justitiestelt zich op het standpunt dat de verdachte actief heeft bijgedragen aan deze openlijke geweldpleging en door het gooien van vuurwerk naar de politie zich heeft schuldig gemaakt aan poging doodslag cq. zware mishandeling en openlijke geweldpleging.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De
verdachteheeft ter zitting bekend bij deze rellen aanwezig te zijn geweest en ook iets naar de politie gegooid te hebben. Hiermee heeft hij feit 2 (de aan de verdachte verweten openlijke geweldpleging) bekend. Diens raadsman heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal in bijlage III dan ook volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verdachte ontkent vuurwerk te hebben gegooid naar de politie. Hij en zijn raadsman hebben aangevoerd dat daarom niet van een poging doodslag dan wel zware mishandeling gesproken kan worden. Niet kan worden vastgesteld waarmee is gegooid door de verdachte. Als de verdachte al met vuurwerk zou hebben gegooid, dan bieden ook de in het strafdossier gevoegde rapporten van deskundigen geen steun voor het standpunt dat dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg had kunnen hebben. In die rapporten is alleen met betrekking tot Cobra 8 vuurwerk vermeld dat het ernstig fysiek letsel kan veroorzaken. Dit Cobra 8 vuurwerk is niet aangetroffen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte zich daar tijdens de ongeregeldheden tussen de relschoppers heeft opgehouden. Hij heeft bekend voorwerpen gegooid te hebben naar de politie, terwijl die in hun functie werkzaam waren. Hij heeft niet aangegeven waarméé hij zou hebben gegooid. In zijn aangifte heeft verbalisant [verbalisant01] het volgende verklaard:
In mijn proces-verbaal van bevindingen omschrijf ik een man die ik rondom het vuur op
de kruising zag staan.
Deze man kan ik als volgt omschrijven:
  • man;
  • baard;
  • blank of licht getint. Ik durf dat nu niet meer met zekerheid te zeggen omdat ik me
inmiddels realiseer dat er in de omgeving ook ambergele straatlantaarns brandden en
de huidskleur dan vaak licht getint overkomt;
  • mollig postuur;
  • donkerkleurige schoenen;
  • wit trainingspak met zwarte vlakken.
Ik weet inmiddels dat deze man [verdachte01] heet omdat hij is herkend door een
wijkagent en brigadier [verbalisant02] mij vroeg of ik de persoon herkende als de persoon die
ons belaagde. Dit is gedaan en heb ik vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Het gedrag van de man ten opzichte van mij en mijn collega [verbalisant03] omschrijf ik in dat proces-verbaal als volgt:
"Op 1 januari 2023 omstreeks 01.30 uur, zag ik dat [verdachte01] op ons afkwam in een
groep van ongeveer twintig tot dertig personen. Ik zag dat [verdachte01] zich vooraan in
de groep bevond. Ik zag dat [verdachte01] willens en wetens vuurwerk naar mij en mijn
collega hoofdagent [verbalisant03] gooide of afschoot. Ik zag dat er een grote flits van dit
vuurwerk kwam en het een extreem harde dreun gaf. De groep stond toen ongeveer op
veertig meter afstand. Dit vuurwerk ontplofte ongeveer op vijf meter afstand, maar
werd duidelijk gegooid om ons te raken. Ik zag [verdachte01] met beide armen van onder
naar boven bewoog. Ik zag dat hij aan het praten was tegen de groep waarin hij liep.
Ik zag dat hij op die manier de groep aanspoorde om onze kant op te gaan. Ik zag dat
de groep waar [verdachte01] zich in bevond ploertendoders beethadden. Ik hoorde dat er
vaak vanuit deze groep: "Kankerjoden" werd geschreeuwd. Ik heb niet gezien of gehoord
dat [verdachte01] deze beledigende teksten uitsprak."
Dit wordt bevestigd door verbalisant [verbalisant03] in zijn proces-verbaal van bevindingen en aangifte. Verbalisant [verbalisant03] geeft hierbij het signalement van de verdachte dat, met name gelet op de door de verdachte die nacht gedragen kleding, alleen op hem van toepassing kan zijn.
Op grond van deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte vuurwerk in de richting van de verbalisanten [verbalisant03] en [verbalisant01] heeft gegooid. De door verbalisant [verbalisant01] beschreven effecten van het naar hem en zijn collega [verbalisant03] gegooide object duiden er naar het oordeel van de rechtbank op dat het moet zijn gegaan om zwaar vuurwerk, dat – wanneer het naar iemand wordt gegooid – tot ernstig lichamelijk letsel kan leiden. Het is een feit van algemene bekendheid dat met name zwaar vuurwerk – na het ontsteken ervan – bij velen fysiek letsel veroorzaakt. De ziekenhuizen worden ieder jaar tijdens en na de jaarwisseling bezocht door velen die vanwege het gebruik van zowel legaal als illegaal vuurwerk ernstig fysiek letsel aan ogen, handen of andere lichaamsdelen hebben opgelopen, daarvoor behandeld moeten worden en in sommige gevallen blijvend ernstig letsel houden. Daarbij gaat het niet alleen om degenen die het vuurwerk zelf hebben afgestoken, maar ook om anderen die worden geraakt door het vuurwerk. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte, door zwaar vuurwerk naar de politiemensen [verbalisant03] en [verbalisant01] te gooien, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij hen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van mededaderschap. Niet is vastgesteld of de verdachte tezamen en in vereniging met anderen dit zware vuurwerk heeft gegooid. Dit kan op basis van de bestaande bewijsmiddelen niet worden bewezen. De rechtbank vindt – met de verdediging – ook niet bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om deze politieambtenaren van het leven te beroven.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 01 januari 2023 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om verbalisanten van de politie Eenheid Rotterdam, te weten [verbalisant03] (hoofdagent) en/of [verbalisant01] (aspirant) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- één stuks zwaar (illegaal) vuurwerk in de richting van/naar voornoemde verbalisanten heeft gegooid, waarbij voornoemd vuurwerk vlakbij de lichamen van voornoemde verbalisanten tot ontploffing is gekomen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 januari 2023 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, openlijk, te weten, op of aan de Smidsweg en/of de Langestraat, in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen verbalisanten, zijnde groepsleden van de Mobiele Eenheid van politie Eenheid Rotterdam, te weten [verbalisant04] en/of [verbalisant05] en/of [verbalisant06] en/of [verbalisant07] en/of [verbalisant08] en/of [verbalisant09] en/of [verbalisant10] en/of [verbalisant11] en/of [verbalisant12] en/of [verbalisant13] en/of [verbalisant14] en/of [verbalisant15] en/of [verbalisant16] en/of [verbalisant17] en/of [verbalisant18] en/of [verbalisant19] en/of [verbalisant20] en/of [verbalisant21] en/of [verbalisant02] en/of [verbalisant22] , door
- één of meer stuks zwaar (illegaal) vuurwerk in de richting van voornoemde verbalisanten af te schieten en/of te gooien en/of
- ( met kracht) één of meer stenen en/of glaswerk in de richting van voornoemde verbalisanten te gooien en/of
- ( dreigend) zich op te dringen aan voornoemde ambtenaren en/of
- ( daarbij) (dreigend) een of meerdere ploertendoders, althans slagvoorwerpen, aan voornoemde ambtenaren te tonen/voor te houden en/of
- ( daarbij) aan die [verbalisant01] en/of [verbalisant03] en/of een of meer (andere) verbalisanten de weg te versperren, althans de doorgang te beletten en/of (daarbij) te verhinderen dat die [verbalisant01] en/of [verbalisant03] en/of anderen met/in een (politie)voertuig weg konden rijden en/of
- naar/in de richting van voornoemde ambtenaren te schelden, met de woorden: "Kankerlijers", "Kanker op joh" en/of
- ( met kracht) op/tegen het (politie)schild van die [verbalisant05] te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot zware mishandeling;
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Zoals hierboven onder 4 vermeld, hebben zich rond de jaarwisseling 2022 / 2023 zeer ernstige ongeregeldheden voorgedaan. Het heeft er alle schijn van dat er sprake was van een vooropgezet plan om politieambtenaren en ME’ers in de val te lokken en fysieke schade toe te brengen, onder meer door het bekogelen van die politiemensen met zwaar, illegaal vuurwerk. Uit de aangiften blijkt dat de politieambtenaren, die toch gewend zijn aan het optreden in stressvolle situaties, oprecht bang waren dat zij er niet zonder ernstig letsel van af zouden komen. Meerdere politiemensen spraken van een oorlogssituatie, enkelen van hen overwogen zelfs om – uit lijfsbehoud – gericht op relschoppers te schieten.
De verdachte heeft zich die nacht aangesloten bij de ongeregeldheden die zich voordeden en daarin – naar het zich laat aanzien – een leidende rol genomen. Hij heeft zwaar vuurwerk gegooid naar onbeschermde politiemensen, hij heeft voorwerpen gegooid naar de ME, hij is door een ME-linie gebroken. Dit alles gebeurde te midden van het ‘strijdtoneel’ waarin politieambtenaren ook door anderen met zwaar vuurwerk werden bekogeld. De verdachte heeft die nacht niet alleen een levensbedreigende situatie voor politiemensen doen ontstaan, hij heeft ook in hoge mate het openbare leven in ’s-Gravendeel ontregeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 maart 2023. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Hoewel zijn laatste veroordeling langer dan twee jaar geleden is, is het opvallend dat de verdachte opnieuw verdacht wordt van een delict dat onder invloed van alcohol zou zijn gepleegd. Bij afsluiting van het jeugdreclasseringstraject werd dit ook als risicofactor beschreven. Vanwege het beperkte zicht op de risicofactoren is er ook wat onduidelijkheid over de beschermende factoren. Wel is duidelijk dat betrokkene de afgelopen jaren op
het vlak van werk, huisvesting en relaties een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De rechtbank gaat hier niet in mee. De bewezenverklaarde feiten zijn te ernstig om af te doen met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Dat geldt ook als die gevangenisstraf zou worden aangevuld met een taakstraf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden ten tijde van het uitbrengen van hun advies noodzakelijk achtte, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Ondanks dat een voortgangsverslag of rapportage ten behoeve van de inhoudelijke zitting niet door de reclassering is uitgebracht, zal de rechtbank toch de voorwaarden die hierna worden genoemd opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd door de reclassering ten tijde van de raadkamerzitting, ziet de rechtbank geen aanleiding (meer) om de verdachte een contactverbod met medeverdachten op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Tweeëntwintig politieagenten hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen [benadeelde partij01] ,
[benadeelde partij02] , [benadeelde partij03] , [benadeelde partij04] , [benadeelde partij05] , [benadeelde partij06] , [benadeelde partij07] , [benadeelde partij08] , [benadeelde partij09] , [benadeelde partij10] ,
[benadeelde partij11] , [benadeelde partij12] , [benadeelde partij13] , [benadeelde partij14] , [benadeelde partij15] , [benadeelde partij16] , [benadeelde partij17] , [benadeelde partij18] en [benadeelde partij19] vorderen per persoon een vergoeding van € 350,- aan immateriële schade, de benadeelde partijen [benadeelde partij20] en [benadeelde partij21] vorderen per persoon een vergoeding van € 400,- aan immateriële schade en de benadeelde partij [benadeelde partij22] vordert een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen dienen te worden toegewezen tot een bedrag van € 75,- per persoon, voor het overige dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat er geen verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de gestelde schade.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen hebben vergoedingen voor immateriële schade gevorderd. De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het artikel wordt onder b. genoemd aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel;
2) door schade in zijn eer of goede naam;
3) op andere wijze.
Van de onder b.3) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de bewezen verklaarde feiten een situatie op waarin de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank houdt bij dat oordeel rekening met de ernst van het geweld dat is gepleegd. Uit de aangiften blijkt dat zelfs ME-leden met jarenlange ervaringen die nog niet eerder aangifte hebben gedaan, dat nu wel hebben gedaan. De situatie ter plaatse is omschreven als uitzonderlijk gewelddadige situatie die soms leek op een oorlog. Verschillende politieagenten hebben zich afgevraagd of zij het er – ondanks hun beschermende uitrusting, training en ervaring – wel levend vanaf zouden brengen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat er relschoppers zijn geweest die het geweld tegen de politie hebben gepland. Alhoewel uit het dossier niet blijkt dat de verdachte betrokken is geweest bij die voorbereidingen heeft de verdachte zich niet onbetuigd gelaten en bijgedragen aan het geweld. Hij heeft gelet op de bewezenverklaring geweld gebruikt tegen de politieagenten [verbalisant03] en [verbalisant01] voordat de ME was opgeroepen, en later toen de ME ter plaatse was, heeft hij weer geweld gebruikt. Daarmee staat, anders dan de verdediging heeft bepleit, het verband tussen de schade van de verbalisanten en het handelen van de verdachte vast.
Anders dan namens de benadeelde partijen is verzocht, zal de rechtbank niet bepalen dat de verdachte en eventueel later te veroordelen daders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade. In plaats daarvan zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag beperken tot € 50,- per benadeelde partij.
De delen van de vorderingen van de benadeelde partijen die betrekking hebben op het meerdere, leveren een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze delen van de vordering kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2023.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen deels zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op € 39,- per benadeelde partij aan salaris van de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij het liquidatietarief kanton en is daarbij uitgegaan van het toegewezen bedrag.
De vordering van [benadeelde partij22] zal worden afgewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij22] zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen [benadeelde partij01] , [benadeelde partij02] , [benadeelde partij20] , [benadeelde partij03] , [benadeelde partij04] , [benadeelde partij05] , [benadeelde partij06] , [benadeelde partij21] , [benadeelde partij07] , [benadeelde partij08] , [benadeelde partij09] , [benadeelde partij10] , [benadeelde partij11] , [benadeelde partij12] , [benadeelde partij13] , [benadeelde partij14] , [benadeelde partij15] , [benadeelde partij16] , [benadeelde partij17] , [benadeelde partij18] en [benadeelde partij19] een schadevergoeding betalen van € 50,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [benadeelde partij22] .

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke nader door de reclassering te bepalen zorgverlener, voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij20] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij20] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij20] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij20] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij03] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij03] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij03] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij03] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij04] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij04] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij04] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij04] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij05] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij05] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij05] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij05] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij06] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij06] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij06] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij06] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij21] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij21] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij21] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij21] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij07] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij07] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij07] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij07] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij08] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij08] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij08] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij08] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij09] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij09] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij09] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij09] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij10] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij10] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij10] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij10] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij11] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij11] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij11] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij11] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij12] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij12] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij12] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij12] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij13] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij13] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij13] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij13] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij22] ;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij22] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij23] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij23] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij23] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij23] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij15] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij15] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij15] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij15] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij16] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij16] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij16] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij16] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij17] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij17] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij17] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij17] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij18] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij18] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij18] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij18] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij19] , te betalen een bedrag van
€ 50,- (zegge: vijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij19] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij19] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 39,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij19] te betalen
€ 50,-(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2023 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om
één of meer verbalisanten van de politie Eenheid Rotterdam, te weten [verbalisant03] (hoofdagent) en/of [verbalisant01] (aspirant)
en/of
één of meer verbalisanten, zijnde groepsleden van de Mobiele Eenheid van politie Eenheid Rotterdam, te weten [verbalisant04] en/of [verbalisant05] en/of [verbalisant06] en/of [verbalisant07] en/of [verbalisant08] en/of [verbalisant09] en/of [verbalisant10] en/of [verbalisant11] en/of [verbalisant12] en/of [verbalisant13] en/of [verbalisant14] en/of [verbalisant15] en/of [verbalisant16] en/of [verbalisant17] en/of [verbalisant18] en/of [verbalisant19] en/of [verbalisant20] en/of [verbalisant21] en/of [verbalisant02] en/of [verbalisant22] , althans een of meer (andere) verbalisanten
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- één of meer stuks zwaar (illegaal) vuurwerk (betreffende onder meer: cobra's / nitraten / shells) en/of vuurwerkbommen op/tegen, althans in de richting van/naar voornoemde verbalisanten heeft/hebben afgeschoten en/of gegooid, waarbij voornoemd(e) vuurwerk/vuurwerkbommen vlakbij/naast het/de lichamen en/of het/de hoofden/gezichten van voornoemde verbalisanten tot ontploffing is/zijn gekomen en/of
- ( met kracht) één of meer stenen en/of glaswerk op/tegen, althans in de richting van voornoemde verbalisanten heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2023 te 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard, openlijk, te weten, op of aan de Smidsweg en/of de Langestraat, in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meer verbalisanten van de politie Eenheid Rotterdam, te weten [verbalisant03] (hoofdagent) en/of [verbalisant01] (aspirant)
en/of
één of meer verbalisanten, zijnde groepsleden van de Mobiele Eenheid van politie Eenheid Rotterdam, te weten [verbalisant04] en/of [verbalisant05] en/of [verbalisant06] en/of [verbalisant07] en/of [verbalisant08] en/of [verbalisant09] en/of [verbalisant10] en/of [verbalisant11] en/of [verbalisant12] en/of [verbalisant13] en/of [verbalisant14] en/of [verbalisant15] en/of [verbalisant16] en/of [verbalisant17] en/of [verbalisant18] en/of [verbalisant19] en/of [verbalisant20] en/of [verbalisant21] en/of [verbalisant02] en/of [verbalisant22] , althans een of meer (andere) verbalisanten door
- één of meer stuks zwaar (illegaal) vuurwerk (betreffende onder meer: cobra's / nitraten / shells) en/of vuurwerkbommen op/tegen, althans in de richting van/naar voornoemde verbalisanten af te schieten en/of te gooien, waarbij voornoemd(e) vuurwerk/vuurwerkbommen vlakbij/naast het/de lichamen en/of het/de hoofden/gezichten van voornoemde verbalisanten tot ontploffing is/zijn gekomen en/of
- ( met kracht) één of meer stenen en/of glaswerk op/tegen, althans in de richting van voornoemde verbalisanten te gooien en/of
- ( dreigend) zich op te dringen aan voornoemde ambtenaren en/of
- ( daarbij) (dreigend) een of meerdere ploertendoders, althans slagvoorwerpen, aan voornoemde ambtenaren te tonen/voor te houden en/of
- ( daarbij) aan die [verbalisant01] en/of [verbalisant03] en/of een of meer (andere) verbalisanten de weg te versperren, althans de doorgang te beletten en/of (daarbij) te verhinderen dat die [verbalisant01] en/of [verbalisant03] en/of anderen met/in een (politie)voertuig weg konden rijden en/of
- naar/in de richting van voornoemde ambtenaren te schelden, met de woorden: "Kankerlijers", "Kanker op joh" en/of "Kankerpolitie" en/of
- ( met kracht) op/tegen het (politie)schild van die [verbalisant05] te trappen/schoppen.