ECLI:NL:RBROT:2023:5666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10.046820.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het voorhanden hebben van amfetamine en een hagelgeweer

Op 16 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van 35,5 gram amfetamine en het bezit van een hagelgeweer. De verdachte heeft het bezit van beide zaken bekend, waardoor de feiten niet ter discussie stonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het voorhanden hebben van een vuurwapen en harddrugs ernstige risico's met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving en dat er streng moet worden opgetreden tegen dergelijke misdragingen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter besloten om een zwaardere straf op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat een gevangenisstraf noodzakelijk is om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling.

De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team 1
Parketnummer 10.046820.23
Datum uitspraak 16 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] , gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieadres01] .
Advocaat van de verdachte mr. H. Durdu, waarnemend voor mr. K. Durdu, beiden advocaat in Rotterdam.
Officier van justitie mr. E.M. Loppé.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 16 mei 2023.
Kern van het vonnis
De verdachte heeft een hagelgeweer en 35,5 gram amfetamine voorhanden gehad. Op de zitting stond dit niet ter discussie, omdat de verdachte het bezit daarvan heeft bekend. Centraal stond de vraag welke straf aan hem moet worden opgelegd. De rechtbank beantwoordt die vraag hieronder in hoofdstuk 4 en legt daarin uit hoe zij tot deze straf is gekomen.
Inhoudsopgave van dit vonnis
Hoofdstuk 1: beschuldiging in de tenlastelegging
Hoofdstuk 2: beslissingen over het bewijs
Hoofdstuk 3: strafbaarheid van het feit en de verdachte
Hoofdstuk 4: onderbouwing van de straf
Hoofdstuk 5: beslissingen in het kort en ondertekening

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

Feit 1
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie II, onder 3 van de Wet wapens en minutie, namelijk een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een (ingekort) hagelgeweer, type: enkelloops, voorhanden heeft gehad.
Feit 2
hij op of omstreeks 15 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2..De beslissingen over het bewijs

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1
hij op 15 februari 2023 te Rotterdam een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie II, onder 3 van de Wet wapens en
munitie, namelijk een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een (ingekort) hagelgeweer, type: enkelloops, voorhanden heeft gehad.
Feit 2
hij op 15 februari 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35,5 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt voor de feiten 1 en 2 op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Bewijsmiddelen
Verklaring van de verdachte op de zitting van 16 mei 2023;
Onderzoek van de politie; [1]
3. Onderzoek van de politie naar het wapen; [2]
4. Onderzoek door het NFI naar de harddrugs. [3]

3..De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De onder 1 en 2 bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

4..De onderbouwing van de straf

Inleiding
De rechtbank zal in dit hoofdstuk beslissen dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd en zal uitleggen waarom.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Zij gaat daarbij uit van dezelfde feiten als die zijn bewezenverklaard.
De beoordeling
Eerst zullen de feiten en omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen. Dan volgen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte die van belang zijn. Tot slot volgen de concrete afwegingen van de rechtbank die hebben geleid tot de genoemde straf die aan de verdachte wordt opgelegd.
Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hagelgeweer. Wapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. De vele schietpartijen en beschietingen momenteel in Rotterdam laten duidelijk zien dat het hebben van een wapen makkelijk leidt tot het gebruik ervan. Dit zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens moet daarom streng worden opgetreden.
Daarnaast heeft opzettelijk harddrugs voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat de handel in harddrugs gepaard gaat met vele andere vormen van (zware) criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn drugs slecht voor de volksgezondheid en is de productie ervan slecht voor het milieu. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van die negatieve effecten.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 april 2023 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit op grond van de Wet wapens en munitie. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee in de straftoemeting.
Concrete afwegingen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte open staat voor begeleiding, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Conclusie
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

5..Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten groot 89 (negenentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
De veroordeelde werkt mee aan diagnostiek op het gebied van het cognitieve vermogen (IQ-onderzoek), uitgevoerd door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien hier een behandeling uit voortvloeit werkt hij hieraan mee. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Humanitas Homerun of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, met als doel het ordenen en werken aan stabilisatie op praktisch en financieel vlak en ter ondersteuning in contact met instanties. De begeleiding duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 16 mei 2023.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen van de politie, nummer [proces-verbaalnummer01] , van 15 februari 2023, inhoudende als relaas van de verbalisant, pagina 7-9 van het digitale dossier.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van de politie, nummer [proces-verbaalnummer02] , van 16 februari 2023, inhoudende als relaas van de verbalisant, pagina 41 van het digitale dossier.
3.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, nummer [nummer01] van 24 maart 2023.