ECLI:NL:RBROT:2023:5664

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10.039930.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 16 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in Portugal en gedetineerd, heeft op 6 februari 2023 in Rotterdam het slachtoffer, [slachtoffer01], mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer letsel heeft toegebracht, wat hij heeft bekend. De rechtbank heeft het handelen van de verdachte gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750,- toegewezen aan de benadeelde partij, [benadeelde partij01], en de wettelijke rente vanaf de datum van het feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bewijsstukken ontbraken. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het geweld op de samenleving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team 1
Parketnummer 10.039930.23
Datum uitspraak 16 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte01], geboren op [geboortedatum01] in Portugal, niet ingeschreven in de basisregistratie personen, gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieadres01] .
Advocaat van de verdachte mr. R. Aolad-Si Mhammad, advocaat in Amsterdam
Officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk
Benadeelde partij [benadeelde partij01]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 16 mei 2023.
Kern van het vonnis
De verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer01] mishandeld op de openbare weg in Rotterdam. Op de zitting stond niet ter discussie dat de verdachte het slachtoffer letsel heeft toegebracht, omdat hij dat heeft bekend. Centraal stond de vraag hoe dit juridisch geduid moet worden: als poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling of mishandeling? De rechtbank duidt het handelen van de verdachte als een poging tot zware mishandeling.
Inhoudsopgave van dit vonnis
Hoofdstuk 1: beschuldiging in de tenlastelegging
Hoofdstuk 2: beslissingen over het bewijs
Hoofdstuk 3: strafbaarheid van het feit en de verdachte
Hoofdstuk 4: onderbouwing van de straf
Hoofdstuk 5: de vordering van de benadeelde partij
Hoofdstuk 6: beslissingen in het kort en ondertekening

1..Beschuldiging in de tenlastelegging

hij op of omstreeks 6 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • op/tegen de kaak, in ieder geval in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer01] heeft geslagen en/of
  • (vervolgens), terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, meermalen in het gezicht van die [slachtoffer01] heeft gestompt en/of
  • (vervolgens), toen die [slachtoffer01] weer overeind stond, een trappende/schoppende beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer01] heeft gemaakt en/of
  • (vervolgens) in het gezicht van die [slachtoffer01] heeft geslagen, als gevolg waarvan die [slachtoffer01] ten val kwam,
  • (vervolgens), terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft getrapt en/of geschopt en/of
  • (vervolgens), terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, in/op/tegen het gezicht en/of op tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(meer) subsidiair:
hij op of omstreeks 6 februari 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door
  • op/tegen de kaak, in ieder geval in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en/of
  • (vervolgens), terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, meermalen in het gezicht van die [slachtoffer01] te stompen en/of
  • (vervolgens), toen die [slachtoffer01] weer overeind stond, een trappende/schoppende beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer01] te maken en/of
  • (vervolgens) in het gezicht van die [slachtoffer01] te slaan, als gevolg waarvan die [slachtoffer01] ten val kwam,
  • (vervolgens), terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [slachtoffer01] te slaan en/of te schoppen en/of
  • (vervolgens), terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, in/op/tegen het gezicht en/of op tegen het hoofd heeft te slaan en/of stompen.

2..Beslissingen over het bewijs

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primaire feit bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiaire feit heeft begaan op de volgende manier:
hij op 6 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • op de kaak van die [slachtoffer01] heeft geslagen en
  • terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, meermalen in het gezicht van die [slachtoffer01] heeft gestompt en
  • een trappende/schoppende beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer01] heeft gemaakt en
  • in het gezicht van die [slachtoffer01] heeft geslagen en
  • terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag, tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft getrapt en
  • terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag tegen het gezicht en op tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt voor het subsidiaire feit op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Bewijsmiddelen
1.
Eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden op de zitting van 16 mei 2023; [1]
2.
Verklaring van de verdachte op de zitting van 16 mei 2023;
3.
Het verslag van de FARR-arts. [2]

3..Verboden gedraging en de strafbaarheid

Kwalificatie
Het impliciet subsidiaire bewezen feit is een in de wet verboden gedraging en levert het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

4..Onderbouwing van de straf

Inleiding
De rechtbank zal in dit hoofdstuk beslissen dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd en zal uitleggen waarom.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hij gaat daarbij uit van een ander feit dan is bewezenverklaard, namelijk van poging tot doodslag.
De beoordeling
Eerst zullen de feiten en omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen. Dan volgen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte die van belang zijn. Tot slot volgen de concrete afwegingen van de rechtbank die hebben geleid tot de genoemde straf die aan de verdachte wordt opgelegd.
Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft het slachtoffer diverse malen op zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. De aanleiding lijkt een langer lopend conflict te zijn tussen het slachtoffer en de verdachte. Het slachtoffer heeft door dit geweld letsel opgelopen aan zijn hoofd en is buiten bewustzijn geweest. Dat het letsel uiteindelijk is meegevallen, is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Deze vechtpartij gebeurde op de openbare weg, waardoor er veel mensen getuige van waren. Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Een dergelijk geweldsincident zorgt ook bij omstanders en in de samenleving voor gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank weegt mee dat het slachtoffer zich in deze situatie ook niet onbetuigd heeft gelaten.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 april 2023 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee in de straftoemeting.
Concrete afwegingen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
In de LOVS oriëntatiepunten geldt als uitgangspunt voor de zwaarste categorie bij zware mishandeling, een gevangenisstraf van 12 maanden. Gelet op de intensiteit van het geweld ziet de rechtbank aanleiding bij deze straf aan te sluiten. Omdat het hier om een poging zware mishandeling gaat, zal de rechtbank deze straf met drie maanden matigen. Daartegenover staat dat voornoemde recidive aanleiding geeft de op te leggen straf met een derde te verhogen. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat als uitgangspunt een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden is.
Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte ter terechtzitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel heeft als doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De op te leggen straf is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Dat komt doordat de rechtbank vrijspreekt van de poging doodslag en dus uiteindelijk straf oplegt voor een hele heftige maar uiteindelijk qua letsel
relatiefmeevallende poging tot zware mishandeling.
Conclusie
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

5..Vordering van de benadeelde partij

Vordering
[benadeelde partij01] heeft als benadeelde partij in verband met het feit € 3.500,- aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en subsidiair dient te worden afgewezen dan wel gematigd, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 6 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
Ook wordt de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opgelegd. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de Staat moet betalen, die dit bedrag vervolgens uitkeert aan de benadeelde partij.

6..Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 750,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 16 mei 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De camerabeelden genaamd B4043 MAURITSWEG-WESTKRUISKADE.
2.De FARR-verklaring betreffende [slachtoffer01] van 15 mei 2023.