Op 1 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01], die onder toezicht is gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin heeft gekregen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 mei 2023 een verzoek ingediend voor ondertoezichtstelling en op 31 mei 2023 een wijzigingsverzoek voor uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2023 was de moeder van [voornaam minderjarige01] niet aanwezig, ondanks een behoorlijke oproep. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] door de moeder wordt uitgeoefend en dat de minderjarige sinds 1 juni 2023 bij een pleeggezin verblijft.
De Raad heeft aangegeven dat [voornaam minderjarige01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de problematiek van de moeder, die een belast verleden heeft en momenteel worstelt met verslavingsproblemen. De moeder heeft een terugval gehad in haar cocaïnegebruik en is niet transparant geweest tegenover haar behandelaren. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van 1 juni 2023, en de ondertoezichtstelling voor een jaar, tot 1 juni 2024.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S. Jordaan, kinderrechter, en is op schrift gesteld op 13 juni 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening.