In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 juni 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 17 mei 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor negen maanden. De moeder van de kinderen, die momenteel in een instabiele thuissituatie verkeert, heeft tijdens de zitting haar bereidheid tot hulpverlening uitgesproken, maar er zijn grote zorgen over de hechting en ontwikkeling van de kinderen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling is voldaan, gezien de langdurige instabiliteit in de thuissituatie van de moeder en de kinderen. De moeder heeft een relatie met onveilige elementen en er zijn zorgen over de hechting van de kinderen. De Raad heeft aangegeven dat zij de machtiging tot uithuisplaatsing niet direct willen inzetten, wat de kinderrechter heeft meegenomen in zijn beoordeling. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlenen, maar het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat dit op dat moment niet noodzakelijk werd geacht voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de moeder haar medewerking aan de hulpverlening blijft verlenen en dat zij de plek bij de Short Stay Facility weet te behouden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.