ECLI:NL:RBROT:2023:5506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
C/10/657921 / JE RK 23-1140
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 juni 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 17 mei 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor negen maanden. De moeder van de kinderen, die momenteel in een instabiele thuissituatie verkeert, heeft tijdens de zitting haar bereidheid tot hulpverlening uitgesproken, maar er zijn grote zorgen over de hechting en ontwikkeling van de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling is voldaan, gezien de langdurige instabiliteit in de thuissituatie van de moeder en de kinderen. De moeder heeft een relatie met onveilige elementen en er zijn zorgen over de hechting van de kinderen. De Raad heeft aangegeven dat zij de machtiging tot uithuisplaatsing niet direct willen inzetten, wat de kinderrechter heeft meegenomen in zijn beoordeling. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlenen, maar het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat dit op dat moment niet noodzakelijk werd geacht voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de moeder haar medewerking aan de hulpverlening blijft verlenen en dat zij de plek bij de Short Stay Facility weet te behouden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/657921 / JE RK 23-1140
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2021 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 mei 2023.
Op 9 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam02] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna: de GI, [naam03] en [naam04] .

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] .
[naam kind01] en [naam kind02] verblijven met hun moeder bij de Short Stay Facility van Enver, hierna: SSF.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] voor de duur van twaalf maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. De moeder heeft vanaf de geboorte van de kinderen al een instabiele thuissituatie, waarbij er sprake is van huisvestingproblemen, financiële problemen en relatieproblemen. Ook bestaan er zorgen over de hechting van de kinderen. De kinderen krijgen onvoldoende structuur. Families First is negatief afgerond. Zij geven aan dat het de moeder niet lukt om de adviezen toe te passen. Er speelt veel en de moeder heeft de tijd en ruimte nodig om aan zichzelf te werken. De moeder heeft aangegeven dat zij naar Duitsland wil, omdat zij daar familie heeft en een woning kan krijgen. De Raad heeft geen zicht op de situatie in Duitsland. De Raad denkt dat het een vlucht is van de moeder en dat daarmee de problemen worden verplaatst naar Duitsland. De moeder verblijft op dit moment in de SSF, maar heeft hier al een eerste waarschuwing gekregen. Het sociaal team zoekt naar opvang voor [naam kind01] en [naam kind02] .De Raad is niet direct van plan om van de machtiging tot uithuisplaatsing gebruik te maken en laat dit onder andere afhangen van de relatiestatus tussen de moeder en haar partner.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek. De GI stelt dat het belangrijk is om de instabiele factoren te onderzoeken en hulpverlening in te zetten. De GI is voornemens om Basic Trust of Nika in te zetten voor het gezin. Daarnaast moet er persoonlijke hulpverlening voor de moeder worden ingezet zodat zij aan haar doelen kan werken. De GI denkt dat het van belang is om snel hulp in te zetten om een veilige basis voor de kinderen tot stand te brengen.

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft ter zitting het volgende kenbaar gemaakt. Families First was vier weken bij de moeder betrokken en heeft toen kunnen zien dat zij een goede moeder is, die geen drugs gebruikt of alcohol drinkt. De moeder heeft deze hulp zelf gezocht, omdat zij stabiliteit wil. Sinds de moeder in de SSF verblijft, slaapt zij niet meer samen met haar partner. Haar partner blowt en drinkt alcohol, maar niet als hij bij de moeder is. Desgevraagd geeft zij aan dat zij familie heeft in Duitsland. De moeder mag naar Berlijn komen en haar familie kan haar helpen met het opbouwen van stabiliteit. De moeder heeft tijdens de zitting aangegeven open te staan voor de hulpverlening.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van [naam kind01] en [naam kind02] aangezien er al jarenlang een instabiele thuissituatie bestaat waarbij zowel de moeder als [naam kind01] en [naam kind02] in de overlevingsstand lijken te staan. De moeder heeft een relatie waarbij er sprake is van onveiligheid en huiselijk geweld. Er bestaan zorgen over de hechting van [naam kind01] en [naam kind02] en het ontbreekt de moeder aan een vaste woonplek. De moeder verblijft momenteel met [naam kind01] en [naam kind02] bij de SSF, waar zij al een eerste waarschuwing heeft gekregen. De moeder laat daarnaast in het traject een wisselende houding zien richting de hulpverlening. Ter zitting heeft de moeder echter kenbaar gemaakt open te staan voor de hulpverlening. Het is belangrijk dat er op korte termijn passende hulp wordt ingezet gericht op de relatie van de moeder en de kinderen en daarnaast de relatie van de moeder met haar partner. Er dient een veilige en stabiele thuissituatie te worden gecreëerd. Daarnaast dient er zicht te komen op de ontwikkeling van [naam kind01] en [naam kind02] en dient er waar nodig hulpverlening te worden ingezet. De kinderrechter acht het van belang dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt om de moeder ondersteuning te bieden en om de belangen van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verlenen voor de duur van twaalf maanden (artikel 1:255 BW).
Ondanks de hierboven genoemde zorgen, is de kinderrechter van oordeel dat de moeder nog een kans verdient om te laten zien dat zij met inzet van de hulpverlening een voldoende stabiele en veilige basis voor de kinderen weet te realiseren. Daarbij acht de kinderrechter ook van belang dat de Raad tijdens de zitting heeft aangegeven de machtiging tot uithuisplaatsing niet direct te zullen inzetten en dat een passende verblijfplek nog niet voorhanden is. Om deze reden is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing op dit moment niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind01] en [naam kind02] (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Het verzoek zal worden afgewezen. De kinderrechter benadrukt desondanks dat het belangrijk is dat de moeder haar medewerking blijft verlenen en de hulpverlening aangrijpt. Daarnaast is het van groot belang dat zij de plek bij de SSF weet te behouden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 9 juni 2023 tot 9 juni 2024;
wijst af het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Versteeg als griffier, en op schrift gesteld op 26 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.