5.1.De rechtbank overweegt als volgt. In de bij het taxatierapport gevoegde waardematrix (de matrix) is te zien op welke manier de verkoopcijfers door verweerder zijn geïndexeerd. Daarnaast is bovenaan de matrix het indexatiepercentage opgenomen. Door eiseres is niet onderbouwd wat er aan de onderbouwing van verweerder ontbreekt. De beroepsgrond slaagt niet.
De WOZ-waarde van de onroerende zaak
6. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding.
7. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatieverslag over, opgemaakt door [naam], en een daarbij gevoegde matrix. In de matrix is de WOZ-waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2021 getaxeerd op € 344.000,-. Deze waarde is tot stand gekomen door een vergelijking met de verkooptransacties van de volgende drie vergelijkingsobjecten: [adres 2], [adres 3] en [adres 4] te [plaats].
8. De in het taxatierapport vermelde vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar, gebruiksoppervlakte en voorzieningenniveau voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. De objecten liggen dicht bij elkaar in dezelfde wijk en zijn allemaal in het jaar 1920 gebouwd.
9. Eiseres stelt dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak. Eiseres betoogt dat de ligging van de onroerende zaak in de nabijheid van een hoogspanningsmast ongunstiger is dan de ligging van de vergelijkingsobjecten. De hoogspanningsmast zorgt namelijk voor hinder en zal potentiële kopers afschrikken. De factor ligging had voor de onroerende zaak daarom lager moeten worden vastgesteld. Verder stelt eiseres dat de onroerende zaak over eensteensmuren beschikt, waardoor geen extra isolatie kan worden aangebracht. Ten slotte betoogt eiseres dat verweerder geen rekening heeft gehouden met enkele gebreken van de onroerende zaak, te weten scheuren in de voorgevel en een dak dat aan vervanging toe is. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat daarom niet slechts een correctie naar beneden had moeten worden toegepast op de factor kwaliteit, maar ook op de factor onderhoud.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten. De ligging van de onroerende zaak en van de vergelijkingsobjecten is vergelijkbaar, nu zij alle in de nabijheid van hoogspanningsmasten liggen. De rechtbank volgt eiseres dus niet in de stelling dat de ligging van de onroerende zaak ongunstiger is dan die van de vergelijkingsobjecten. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat de factor onderhoud van de onroerende zaak op een 2 had moeten worden gesteld. Verweerder heeft de staat van onderhoud van de onroerende zaak onderzocht en als gemiddeld (een 3) gewaardeerd. Daarbij is rekening gehouden met de door eiseres benoemde gebreken. Daarbij komt dat de vergelijkingsobjecten uit dezelfde bouwperiode komen en dus vergelijkbaar geïsoleerd zullen zijn en vergelijkbare gebreken zullen hebben. Ten slotte geldt dat uit de matrix volgt dat de (gecorrigeerde) m²-prijs van de onroerende zaak € 2.481,- bedraagt tegen een gemiddelde m²-prijs van € 2.712,- voor de vergelijkingsobjecten. Omdat de m²-prijs van de onroerende zaak lager ligt dan de m²-prijs van de vergelijkingsobjecten, acht de rechtbank mogelijke andere verschillen voldoende verdisconteerd in de WOZ-waarde. Eiseres heeft in haar beroepsgronden verder geen specifieke onderbouwing gegeven voor de stelling dat verweerder onvoldoende rekening met verschillen heeft gehouden.
Het verbod van willekeur en het vertrouwensbeginsel
11. Eiseres stelt dat verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak ten onrechte niet heeft berekend op grond van de modelmatige waardebepaling (de vergelijkingsmethode). Om die reden is volgens eiseres sprake van strijd met het verbod van willekeur en het vertrouwensbeginsel. Eiseres verwijst in dit kader naar CBB 10 juli 1973, AB 1973, 231.