Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 (belaging) en 2 (bedreiging) ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 102 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met als toevoeging dat het locatieverbod geldt voor een straal van één kilometer rondom het woonadres van de aangeefster, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
- oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor een straal van één kilometer rondom het woonadres van de aangeefster voor de duur van twee jaar en, indien niet aan de maatregel wordt voldaan, twee weken vervangende hechtenis per overtreding van de maatregel, met een totale duur van ten hoogste zes maanden, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
4..Waardering van het bewijs
5..Strafbaarheid feiten
2..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straffen en maatregel
8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11.. Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 102 (honderdtwee) dagen;
60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
2 (twee) jaar;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
dadelijk uitvoerbaaris. Dit bevel is in een afzonderlijk document vastgelegd;
50 (vijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
25 (vijfentwintig) dagen;
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;