ECLI:NL:RBROT:2023:5486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/642807 / JE RK 22-1875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen bij grootouders

Op 20 februari 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02], bij hun grootouders. De moeder van de kinderen heeft het ouderlijk gezag, maar de kinderen verblijven momenteel bij de grootouders. De kinderrechter heeft eerder, op 29 augustus 2022, de kinderen onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 28 februari 2023. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen, waarbij de Raad aangaf dat er positieve stappen zijn gezet, maar dat er nog hulp nodig is voor de kinderen voordat ze kunnen terugkeren naar de moeder.

Tijdens de zitting zijn verschillende belanghebbenden verschenen, waaronder de moeder, de grootouders, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat ze een woning heeft toegewezen gekregen, maar er zijn zorgen over de communicatie tussen haar en de grootouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er vooruitgang is geboekt, de situatie nog niet rijp is voor een thuisplaatsing. Er is behoefte aan individuele hulp voor de kinderen om hen te ondersteunen bij het verwerken van hun verleden.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van drie maanden, tot 28 mei 2023, in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/642807 / JE RK 22-1875
Datum uitspraak: 20 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2013 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam echtpaar01] , hierna te noemen de grootouders mz,

wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 29 augustus 2022, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende raadsrapportage met bijlage van 16 januari, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 20 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam02] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna: de GI, [naam03] en [naam04] ;
- de grootouders mz.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] .
[naam kind01] en [naam kind02] verblijven bij de grootouders mz.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 augustus 2022 [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht gesteld tot 28 augustus 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 augustus 2022 tevens een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders mz, verleend tot 28 februari 2023. Het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verzocht voor de duur van
twaalf maanden. Tevens wordt de uithuisplaatsing verzocht van [naam kind01] en [naam kind02] voor de
duur van negen maanden in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders mz. Thans resteert het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 28 mei 2023.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Er zijn stappen in de goede richting gezet. De moeder heeft hard gewerkt en dit heeft positief uitgepakt. Het is nog een prille ontwikkeling en er moet eerst hulp worden ingezet voor [naam kind01] en [naam kind02] alvorens er kan worden teruggewerkt naar huis.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het volgende standpunt naar voren gebracht. Er zijn inderdaad stappen gezet de afgelopen periode. Er is een gezinsplan opgesteld waarin doelen zijn opgenomen waar het gezin aan gaat werken. Het is van belang dat [naam kind01] en [naam kind02] opgroeien in een opvoedomgeving die fysiek en emotioneel veilig is. Er wordt echter gezien dat er geen vertrouwen bestaat tussen de moeder en de grootouders mz. Er is sprake van een conflictueuze relatie waarbij de emoties hoog kunnen oplopen. De kinderen krijgen dit ongetwijfeld mee. Er dient te worden gewerkt aan het opbouwen van een duurzame communicatie in de toekomst. Ook is het belangrijk dat [naam kind01] en [naam kind02] individuele hulp ontvangen. [naam kind02] geeft aan graag te willen praten over wat zij heeft meegemaakt. [naam kind01] is in gesprek met een schoolmaatschappelijk werker. De GI is aan het inventariseren wat passend zou zijn. De GI zoekt uit of paardentherapie een mogelijkheid is. Daarnaast vinden eens in de twee weken begeleide bezoeken plaats met de moeder. [naam kind02] is hier positief over. [naam kind01] wil rust en heeft liever geen omgang. Het is van belang om te bezien wat er nodig is voor [naam kind01] om ervoor te zorgen dat zij de omgang als positief gaat ervaren. Het omgangshuis en de GI zullen uitzoeken of het mogelijk is om een gesprek tussen de moeder en [naam kind01] te plannen waarin [naam kind01] haar vragen kan stellen. De moeder is bezig met het regelen van een woning en de therapie is gestart. Daarnaast dient er opvoedondersteuning te worden ingezet bij de moeder.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft ter zitting aangegeven dat het goed gaat met haar. Zij heeft een woning toegewezen gekregen. Zij krijgt binnenkort de sleutel. De bezoeken verlopen goed. De moeder wil met [naam kind01] in gesprek over de vragen die zij heeft, maar daarvoor is tot nu toe geen ruimte geweest. De moeder zou daarnaast vaker omgang willen met haar dochters. Als de kinderen worden thuisgeplaatst zou de moeder een vorm van hulp willen ontvangen. Op dit moment ontvangt de moeder therapie en zet zij kleine stappen vooruit. De moeder is van mening dat de GI duidelijker moet communiceren en dat er snel hulp moet worden ingezet voor [naam kind01] en [naam kind02] .
De grootouders mz hebben ter zitting kenbaar gemaakt dat zij achter het verzoek van de Raad staan. Zowel thuis als op school verloopt het goed met [naam kind01] en [naam kind02] . De grootouders mz vinden het van belang dat er zo snel mogelijk hulp wordt ingezet voor de kinderen.

De beoordeling

Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de afgelopen periode stappen in de goede richting zijn gezet. De moeder is gestart met therapie en heeft binnenkort een eigen woning. De omgang tussen [naam kind02] en [naam kind01] en de moeder is uitgebreid naar eens in de twee weken. Het gaat goed met [naam kind01] en [naam kind02] bij de grootouders mz en op school. Het is echter zorgelijk dat de grootouders mz en de moeder nog steeds niet op positieve wijze met elkaar kunnen communiceren. Ook is er de afgelopen periode geen hulpverlening ingezet voor [naam kind01] en [naam kind02] . Het is van groot belang dat er op korte termijn wordt ingezet op individuele (trauma)hulp voor [naam kind01] en [naam kind02] zodat zij de gebeurtenissen uit het verleden kunnen verwerken. De periode van inventarisatie ten aanzien van welke hulpverlening het meest wenselijk is, dient zo snel mogelijk te worden afgerond. Zodra de individuele hulpverlening voor [naam kind01] en [naam kind02] eindelijk van start gaat, komt er hopelijk ook meer ruimte bij de kinderen om te gaan werken aan het verbeteren van de relatie met hun moeder. Dit geldt met name voor de band tussen de moeder en [naam kind01] . [naam kind01] geeft aan met veel vragen te zitten over het verleden, tot op heden is het niet gelukt om een herstelgesprek te organiseren tussen [naam kind01] en de moeder. Het is dan ook positief dat de GI samen met het omgangshuis nu een gesprek gaat plannen voor [naam kind01] en haar moeder onder begeleiding van een professional. De komende periode dient er daarnaast te worden ingezet op het verbeteren van de relatie tussen de grootouders mz en de moeder. Ondanks dat er de afgelopen periode positieve stappen zijn gezet, is het nog te pril om te werken aan een thuisplaatsing. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] bij de grootouders mz verlengen voor de duur van drie maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder mz, tot 28 mei 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 7 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.