In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind01], geboren in 2008. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 30 april 2023, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI) verzocht om een verlenging van zes maanden. De ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben instemming getoond, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling niet langer bijdraagt aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01]. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2023 zijn de ouders, de GI en [naam kind01] gehoord. De kinderrechter constateerde dat er in de afgelopen twee jaar geen inhoudelijke vooruitgang is geboekt in het contactherstel tussen [naam kind01] en zijn vader. Ondanks de wens van de ouders om het traject bij het Centrum voor Gezinsbehandeling voort te zetten, heeft de kinderrechter geen vertrouwen in een positieve ontwikkeling. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het vervolg van het traject zonder de noodzaak van de GI. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden binnen drie maanden worden aangevochten bij het gerechtshof te Den Haag.