ECLI:NL:RBROT:2023:5483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/653829 / JE RK 23-514
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling ondanks instemming ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind01], geboren in 2008. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 30 april 2023, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI) verzocht om een verlenging van zes maanden. De ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben instemming getoond, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling niet langer bijdraagt aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01]. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2023 zijn de ouders, de GI en [naam kind01] gehoord. De kinderrechter constateerde dat er in de afgelopen twee jaar geen inhoudelijke vooruitgang is geboekt in het contactherstel tussen [naam kind01] en zijn vader. Ondanks de wens van de ouders om het traject bij het Centrum voor Gezinsbehandeling voort te zetten, heeft de kinderrechter geen vertrouwen in een positieve ontwikkeling. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het vervolg van het traject zonder de noodzaak van de GI. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden binnen drie maanden worden aangevochten bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/653829 / JE RK 23-514
Datum uitspraak: 18 april 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Hordijk, te Rotterdam,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,

[naam03] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 3 maart 2023, ingekomen bij de griffie op
diezelfde datum;
- het e-mailbericht van de vader van 2 april 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 3 april 2023.
Op 4 april 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam04] en [naam05] ;
- de stiefvader.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
[naam kind01] woont bij zijn moeder en stiefvader.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 oktober 2022 de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 30 april 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Het is van belang dat het traject bij het Centrum voor Gezinsbehandeling (hierna: CGB), waar de ouders mee zijn begonnen, wordt voortgezet.
Het is belangrijk dat [naam kind01] wordt gestimuleerd om het contact met zijn vader aan te gaan. Zijn vader is een groot deel van zijn identiteit. [naam kind01] geeft aan daar geen behoefte aan te hebben en dat het goed gaat met hem. Hij wil graag met rust worden gelaten. De GI acht het van belang dat zij nog zes maanden betrokken blijft om te kijken of er verandering mogelijk is binnen het huidige kader.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens en door de moeder is ter zitting het volgende standpunt naar voren gebracht. De moeder staat achter de ondertoezichtstelling maar zij wil graag dat er iets verandert in de huidige situatie. De ouders voeren gesprekken bij [naam06] van het CGB (hierna: [naam06] ). De ondertoezichtstelling kan ervoor zorgen dat er druk op de ouders en [naam06] ligt om aan de slag te gaan met de gesprekken. De moeder is bang dat zodra de ondertoezichtstelling stopt, de gesprekken bij het CGB ook stoppen. De moeder zou graag naar een oplossing werken en in het belang van [naam kind01] denken.
De vader heeft ter zitting het volgende standpunt kenbaar gemaakt. Er is het afgelopen half jaar niets gebeurd. De ondertoezichtstelling zou in het belang van het kind moeten zijn maar dit is niet te zien. De vader stelt dat [naam kind01] het belangrijkste in zijn leven is. Hij ziet [naam kind01] al drieënhalf jaar niet meer. [naam kind01] is afwijzend naar de vader toe. Er is sprake van ouderverstoting en [naam kind01] zit in een loyaliteitsconflict. De GI treedt hier niet tegen op. Er is tijdens een eerdere zitting gesproken over het schrijven van een excuusbrief van de vader aan [naam kind01] . Dit is niet gebeurd, ook omdat [naam06] heeft aangegeven dat het vanwege het traject waarin de ouders zitten niet het juiste moment is. De vader heeft vertrouwen in [naam06] en werkt mee aan de gesprekken.
De stiefvader heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De gesprekken met [naam06] zijn prettig, open en transparant. Er dient een veilige en constructieve setting te zijn met de blik naar voren. Dit zijn voorwaarden voor het voortzetten van de gesprekken. De stiefvader twijfelt of er aan deze randvoorwaarden kan worden voldaan in de toekomst, nu er in de door vader voor deze zitting ingediende stukken opnieuw veel verwijten te lezen zijn.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt. De ondertoezichtstelling van [naam kind01] duurt inmiddels al twee jaar, maar van enige inhoudelijke vooruitgang is tot op heden niet gebleken. Het contactherstel tussen [naam kind01] en de vader, hetgeen vanaf het begin de inzet is geweest, is niet gerealiseerd. Dat dit contactherstel in de nabije toekomst wel gerealiseerd gaat worden lijkt bovendien op dit moment nog minder kansrijk dan dit bij aanvang van de ondertoezichtstelling was. Daarbij speelt een rol dat [naam kind01] , ondanks dat hij zijn vader sterk afwijst, in zijn gesprekken met de kinderrechter toch bereid is geweest een kleine opening te bieden. Zijn opstelling is dan ook nimmer absoluut geweest. Deze geboden opening heeft de kinderrechter, als een van de weinige buitenstaanders waarmee [naam kind01] in gesprek ging, ook steeds aan de betrokkenen overgebracht. Het is te betreuren dat deze (bescheiden) handreiking van [naam kind01] niet is opgepakt. Het gevolg hiervan is dat [naam kind01] daardoor opnieuw is teleurgesteld. Daarmee is de ruimte die [naam kind01] zag verdwenen en heeft hij juist nog verder afstand genomen.
Tekenend voor het gebrek aan vooruitgang in de afgelopen twee jaar is de omstandigheid dat de onderhavige mondelinge behandeling inhoudelijk sterk overeenkwam met de zitting in 2021, waarbij de eerste ondertoezichtstelling werd uitgesproken. De kinderrechter heeft er gezien het verloop tot op heden dan ook geen vertrouwen in dat er in de komende periode wel stappen vooruit gezet kunnen worden. De kinderrechter heeft de belanghebbenden in april 2022 opgeroepen om vooral de aandacht te richten op wat [naam kind01] nodig heeft van zijn vader en niet op alles wat daarom heen gebeurt. Daarin zijn belanghebbenden niet geslaagd, waarbij vooral de vader ook de afgelopen periode weer veel tijd en energie heeft gestoken in het corrigeren van verslaglegging en de bewaking van het proces. Excuses aan [naam kind01] zijn er echter niet gekomen.
Het bovenstaande brengt met zich dat alhoewel de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01] nog voortduurt, de ondertoezichtstelling op dit moment niet langer bijdraagt aan het wegnemen daarvan. De GI en de ouders hebben naar voren gebracht dat deze nog noodzakelijk is voor het vervolg van het traject bij CGB. De kinderrechter stelt allereerst vast dat [naam06] eerder heeft gezegd dat dwingende kader juist wringt. Daarbij komt dat beide ouders hebben verklaard zelf wel gemotiveerd te zijn voor het traject, maar vooral bang te zijn dat de ander het traject afbreekt. Nu beide ouders over en weer hebben verklaard dat die vrees ongegrond is, geeft de kinderrechter ouders de verantwoordelijkheid en de ruimte om zelf het traject bij het CGB voort te zetten. De inzet van de GI zou daarvoor dan niet noodzakelijk moeten zijn.
De kinderrechter zal het verzoek om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] nogmaals te verlengen dan ook afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.