ECLI:NL:RBROT:2023:5479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/652544 / JE RK 23-311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na spoedmachtiging

Op 20 februari 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige01], [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die zich zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen in hun thuissituatie. De ouders beschuldigen elkaar van huiselijk geweld en mishandeling, wat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigt. De kinderen verblijven momenteel bij hun oma aan vaderszijde, en de kinderrechter heeft besloten dat dit verblijf moet worden voortgezet tot 8 mei 2023.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en heeft een tolk ingeschakeld voor het verhoor. Tijdens de zitting is gebleken dat de kinderen niet bij de oom verblijven, zoals aanvankelijk verzocht, maar bij de oma. De Raad heeft het verzoek aangepast en handhaafde de zorgen over de veiligheid van de kinderen. De ouders hebben beiden ingestemd met het verzoek tot uithuisplaatsing bij de oma, waarbij de moeder benadrukt dat ze bereid is om naar haar eigen aandeel in de situatie te kijken.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging verleend. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/652544 / JE RK 23-311
datum uitspraak: 20 februari 2023

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01]
,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] ,
[minderjarige03],
geboren op [geboortedatum03] 2016 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R. Aboukir, te Eindhoven,

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 februari 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.

Op 20 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat voornoemd,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] .
Opgeroepen en niet verschenen is een vertegenwoordig(st)er van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI).
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Arabisch-Marokkaans, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. [naam02] , tolk in de taal Arabisch-Marokkaans. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] wordt uitgeoefend door de ouders.

[voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] verblijven bij de oma vaderszijde (vz).
Bij beschikking van 8 februari 2023 zijn [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] voorlopig onder toezicht gesteld tot 8 mei 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] in het netwerk, te weten bij de oom vz verleend voor de duur van vier weken. De beslissing op het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft verzocht [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] met spoed uit huis te plaatsen in het netwerk, te weten bij de oom vaderszijde (vz) voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Ter zitting is gebleken dat de kinderen niet bij de oom vz verblijven, maar bij de oma vz. Het verzoek dient dan ook te worden gewijzigd in een machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma vz voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. De Raad deelt de zorgen die zijn gemeld door Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond en het Crisis Interventie Team (CIT) dat de ouders elkaar beschuldigen van huiselijk geweld en mishandeling van de kinderen. De ouders beschuldigen elkaar over en weer en trekken de kinderen daarin mee. De moeder beschuldigt de vader daarnaast van seksueel misbruik van het jongste kind. In het verleden is de moeder met de kinderen naar een vrouwenopvang gevlucht. Het is zorgelijk dat onduidelijk is of en door wie de kinderen mishandeld worden en dat de vader wordt beschuldigd van seksueel misbruik. De kinderen zijn op dit moment niet veilig thuis. In de komende periode dient meer duidelijkheid te komen over de beschuldigingen en de mate waarin de kinderen getuige dan wel slachtoffer zijn van huiselijk geweld. In de tussentijd is het van belang dat het verblijf van de kinderen bij de oma vz wordt voortgezet.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de moeder wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder vindt het belangrijk om te benadrukken dat zij de vader in een opwelling van seksueel misbruik heeft beschuldigd, en dat dit niet terecht is geweest. Het is belangrijk dat in de komende periode wordt onderzocht hoe en op welke manier de kinderen terug naar de ouders kunnen. De moeder is bereid om daarbij ook naar haar eigen aandeel in de situatie te kijken. In de tussentijd is het in het belang van de kinderen dat zij bij de oma vz verblijven. Bij de oma vz is er rust en veiligheid.
De vader stemt in met het verzoek. De vader ontkent dat sprake is geweest van mishandeling. Wel heeft er een woordenwisseling tussen de ouders plaatsgevonden, maar dit is niet in het bijzijn van de kinderen geweest. De moeder is op initiatief van de maatschappelijk werkster met de kinderen naar de vrouwenopvang gegaan, zodat de kinderen niet belast zouden worden met het conflict tussen de ouders. Desgevraagd geeft de vader aan achter het verblijf van de kinderen bij de oma vz te staan. Op die manier kan in alle rust worden uitgezocht hoe dergelijke situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ouders beschuldigen elkaar over en weer van huiselijk geweld en mishandeling van de kinderen. Voor de ontwikkeling van kinderen kan de confrontatie met agressie, het getuige of slachtoffer zijn van agressie, schadelijk zijn. Het tast bovendien het gevoel van veiligheid van een kind aan. De veiligheid van de kinderen in de thuissituatie kan op dit moment niet worden gewaarborgd. Het is daarom in het belang van de kinderen dat zij voorlopig bij de oma vaderszijde (vz) blijven. Beide ouders kunnen hiermee instemmen. In de komende periode dient meer duidelijkheid te komen over de mogelijkheden van de ouders en de mate waarin de kinderen getuige dan wel slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] in het netwerk, te weten bij de oma vz tot 8 mei 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.