ECLI:NL:RBROT:2023:5473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/650881 / JE RK 23-73
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van de ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de minderjarige [voornaam minderjarige01] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden. De Raad heeft zorgen geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige01], die getuige is geweest van huiselijk geweld en een achterstand heeft in zijn taalontwikkeling. De moeder van [voornaam minderjarige01] ontkent echter dat er sprake is van een taalachterstand en heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de moeder als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01], maar dat het vrijwillig kader op dit moment toereikend lijkt. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulpverlening en dat [voornaam minderjarige01] goede stappen maakt bij het medisch kinderdagverblijf CityKids. De kinderrechter concludeert dat, hoewel er zorgen zijn, er onvoldoende bewijs is dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] ernstig bedreigd is. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter benadrukt het belang van de betrokkenheid van de moeder bij de hulpverlening en het contact met de vader, maar ziet op dit moment geen aanleiding voor een ondertoezichtstelling.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 23 februari 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/650881 / JE RK 23-73
datum uitspraak: 14 februari 2023

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R. Feiner, te Rotterdam.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 11 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 11 januari 2023,
- de e-mail van mr. Feiner namens de moeder van 7 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 7 februari 2023,
- de e-mail van de moeder van 13 februari 2023, inhoudende een rapportage van CityKids, ingekomen bij de griffie op 13 februari 2023.
Op 14 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat voornoemd,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam02] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.

Het verzoek en het standpunt van de RaadDe Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verzocht voor de duur van negen maanden.

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] is op jonge leeftijd getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. De vader woont inmiddels niet meer bij het gezin. [voornaam minderjarige01] heeft al meerdere maanden geen contact met zijn vader. Er is sprake van spanning in de relatie en de communicatie tussen de ouders, hetgeen ook van invloed is op de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige01] . Daarnaast wordt gezien dat [voornaam minderjarige01] een achterstand heeft in zijn taalontwikkeling, waardoor hij nauwelijks praat en minder woorden kent dan passend is voor zijn leeftijd. [voornaam minderjarige01] heeft hierom extra zorg en individuele begeleiding nodig om tot ontwikkeling te komen. De Raad heeft zorgen over het probleembesef en de beschikbaarheid voor [voornaam minderjarige01] van de moeder. De moeder ontkent dat [voornaam minderjarige01] een taalachterstand heeft. Ondanks dat KNO-arts terugverwijst naar logopedie, blijkt moeder erbij dat de spraakproblemen van [voornaam minderjarige01] te wijten zouden zijn aan een te korte tongriem. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG) is al langere tijd betrokken. Zij hebben geprobeerd de moeder te motiveren voor een kennismakingsgesprek met Mereo voor een gezinsopname van vijf dagen, maar de moeder staat hier niet voor open of zegt de afspraken af. Een gezinsopname is belangrijk om zicht te krijgen op de interactie tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] is begin januari 2023 gestart bij CityKids. Ondanks dat zij een aantal zorgen over [voornaam minderjarige01] hebben geuit, zien zij ook dat [voornaam minderjarige01] goede stappen zet. Gelet op de ambivalente houding van de moeder in het verleden richting de hulpverlening is het echter nog de vraag of de hulpverlening vanuit CityKids beklijft. De Raad acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk, omdat het de moeder in het vrijwillig kader niet lukt de hulpverlening te accepteren. De Raad is bezorgd dat het de moeder onvoldoende lukt om aan te sluiten bij de emotionele behoeften en de cognitieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] , met als gevolg dat [voornaam minderjarige01] in zijn ontwikkeling stagneert. Daarnaast is het zorgelijk dat [voornaam minderjarige01] geen contact heeft met de vader en het de ouders onderling niet lukt om te werken aan contactherstel.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is nodig om de situatie rond CityKids te monitoren en om erop toe te zien dat de moeder van de opvoedondersteuning profiteert. De zorgen rondom [voornaam minderjarige01] spelen al lang. Het is belangrijk dat onderzocht wordt waar de ontwikkelingsachterstand van [voornaam minderjarige01] vandaan komt.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er is geen sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] , zodat het verzoek dient te worden afgewezen. De moeder staat bovendien open voor hulpverlening. Tot volle tevredenheid van de moeder gaat [voornaam minderjarige01] nu al een aantal weken naar CityKids. De moeder staat nog op de wachtlijst voor begeleiding in de thuissituatie vanuit CityKids, maar dat kan haar niet verweten worden. Waar de moeder niet mee instemt, is dat haar vanuit het CJG werd opgedrongen om in te zetten op contactherstel met de vader van [voornaam minderjarige01] . Het is aan de vader om hier stappen in te zetten en om mee te werken aan de afspraken die er zijn. De Raad stelt dat [voornaam minderjarige01] een taalachterstand heeft als gevolg van de ontwikkelingsbedreiging, maar dat wordt niet feitelijk onderbouwd. Het CJG heeft aangegeven dat [voornaam minderjarige01] uit huis geplaatst zou worden als de moeder niet aan een gezinsopname zou meewerken. Dat heeft de moeder ervaren als een ontoelaatbare druk die op haar werd uitgeoefend, waardoor zij een wantrouwen jegens de instanties heeft ontwikkeld. Ter zitting is gebleken dat er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is voor [voornaam minderjarige01] , waardoor het gezin onder cluster 7 zou vallen. Blijkens het Besluit Jeugdwet dient binnen vijf dagen na het uitspreken van een ondertoezichtstelling, een vaste jeugdbeschermer te zijn aangewezen. Nu die garantie niet gegeven kan worden, zou een ondertoezichtstelling ook om die reden leiden tot een ongerechtvaardigde inbreuk op het gezinsleven. De moeder heeft een groot familiair netwerk, waarmee zij goed in staat is de benodigde hulpverlening te accepteren. Vanuit CityKids wordt gemeld dat [voornaam minderjarige01] kleine stappen in de goede richting zet. De moeder vindt het daarom voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] van belang dat [voornaam minderjarige01] bij CityKids blijft en zal daar dan ook voor open blijven staan. Een ondertoezichtstelling heeft daarom geen meerwaarde.

De beoordeling

De kinderrechter is gelet op de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Vast staat dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] , met name over de taalachterstand. Waar dit door wordt veroorzaakt is op dit moment niet duidelijk. Anders dan de moeder meent, lijkt er geen aanleiding te zijn de taalachterstand te verbinden aan een te korte tongriem. Vast staat verder dat [voornaam minderjarige01] sinds januari 2023 vijf dagen in de week naar het medisch kinderdagverblijf CityKids gaat. CityKids is positief over de stappen die [voornaam minderjarige01] maakt. De moeder heeft aangegeven dat het haar goed doet te zien hoe [voornaam minderjarige01] het doet bij CityKids en dat zij bereid is mee te werken aan de nog in te zetten hulpverlening vanuit CityKids. De moeder lijkt in de afgelopen maand dan ook een stap in de goede richting te hebben gezet. Dit betekent niet dat er geen zorgen meer zijn over [voornaam minderjarige01] , maar wel dat het vrijwillig kader op dit moment toereikend lijkt. Het is belangrijk dat de moeder blijft meewerken aan de hulpverlening vanuit CityKids en dat er duidelijkheid komt over de (oorzaak van de) ontwikkelingsachterstand van [voornaam minderjarige01] . CityKids heeft in dit kader een signaalfunctie en kan monitoren of de hulpverlening blijvend wordt geaccepteerd. Nu de GI heeft aangegeven dat er niet direct een vaste jeugdbeschermer aan het gezin zou worden gekoppeld, maar dat de GI in eerste instantie met name een monitorende functie zou bekleden, zou een ondertoezichtstelling geen of weinig waarde toevoegen. Een gezinsopname lijkt op dit moment – met de huidig ingezette hulpverlening vanuit CityKids – niet noodzakelijk. Dit neemt niet weg dat het wel aanbeveling verdient dat de moeder daar op vrijwillige basis aan deelneemt, omdat het op veel kortere termijn en op bredere basis inzicht geeft in het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] en haar mogelijkheden om hem te stimuleren en te begeleiden. Ook kan daaruit volgen of en zo ja op welke wijze de moeder zich op individueel niveau, ook in het belang van [voornaam minderjarige01] , kan laten begeleiden. Met de Raad is de kinderrechter verder van oordeel dat het van belang is dat [voornaam minderjarige01] omgang heeft met de vader. Onvoldoende is echter gebleken dat de moeder omgang in de weg staat. Uit het raadsrapport blijkt dat het ook het Centrum Jeugd en Gezin niet is gelukt om vader te betrekken. Gelet op al het voorgaande, ziet de kinderrechter op dit moment geen aanleiding de ondertoezichtstelling toe te wijzen en zal de kinderrechter het verzoek van de Raad dan ook afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot ondertoezichtstelling af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.