4.1.2.Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 april 2019 zijn [minderjarige01] (op dat moment 9 jaar) en [minderjarige02] (op dat moment 5 jaar), de minderjarige kinderen van de verdachte en zijn ex-partner, mevrouw [naam01] , door de kinderrechter onder toezicht gesteld. Dit toezicht is – voor zover relevant – telkens verlengd tot 15 juli 2021.
Op 16 juli 2020 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging afgegeven voor uithuisplaatsing van de kinderen bij de stiefmoeder, mevrouw [naam02] . Mevrouw [naam02] is de ex-partner van de verdachte.
Ter terechtzitting van de kinderrechter op 29 juli 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij naar Spanje op vakantie wilde en dat hij wist dat hij zichzelf in een lastig parket zou brengen als hij niet op 22 augustus 2020 met de kinderen zou terugkeren. Daarbij heeft kinderrechter in de beschikking van 29 juli 2020 onder meer overwogen dat de verdachte in contact diende te treden met de gezaghebbende moeder en de GI om afspraken te maken over vakanties, eventuele omgang van de moeder met de kinderen en zijn plannen voor emigratie.
Voordat de verdachte eind juli of begin augustus 2020 met zijn gezin naar Spanje is vertrokken, heeft hij daar een huis gekocht. In april 2020 heeft de verdachte zijn huis in Nederland verkocht. In juli 2020 heeft hij dit huis geleverd.
Op 3 augustus 2020 heeft de moeder – via haar advocaat – laten weten toestemming te verlenen voor een vakantie, mits de verdachte het nodige papierwerk zou invullen met betrekking tot het verblijf. Op 5 augustus 2020 heeft de verdachte per mail aan de moeder laten weten dat hij reeds in Spanje verbleef met de kinderen en stiefmoeder. Een dag later heeft hij zichzelf en de kinderen uitgeschreven uit de basisregistratie personen in Nederland. De verdachte is op 22 augustus 2020 niet teruggekeerd naar Nederland met de kinderen. Nadien heeft het Expertiseteam Jeugdbescherming (verder: LET-jb), dat sinds augustus 2019 betrokken was bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling, tevergeefs herhaalde pogingen gedaan om met alle betrokkenen in gesprek te gaan over een gedegen plan tot emigratie.
De Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering is per 1 september 2020 belast met de uitoefening van de ondertoezichtstelling.
Uit de beschikking van de kinderrechter van 12 januari 2021 volgt dat het contact tussen [minderjarige01] en de schoolmaatschappelijk werker (in Nederland) kort na het vertrek naar Spanje is gestopt, doordat de schoolmaatschappelijk werker geen contact meer kon krijgen met [minderjarige01] . De kinderrechter heeft toen overwogen dat het LET-jb op korte termijn een knoop moest doorhakken: ofwel de ondertoezichtstelling overdragen aan de Spaanse autoriteiten, ofwel aangifte doen tegen de verdachte en de teruggeleiding van de kinderen in gang zetten.
Op 15 februari 2021 heeft de verdachte mailcontact gehad met de Spaanse autoriteiten, waarin hij schrijft ‘tot elke prijs’ te voorkomen dat ze terug zullen gaan naar Nederland. Op 17 februari 2021 is door de GI aangifte gedaan tegen de verdachte van onttrekking van minderjarigen aan het gezag.
De Spaanse autoriteiten hebben te kennen gegeven zich zorgen te maken over het gezin. Zij hebben aangegeven vaak langs te zijn geweest, maar dat de minderjarigen daarbij slechts drie keer aanwezig waren. Verder is op 9 en 11 maart 2021 geprobeerd om een afspraak te maken met mevrouw [naam02] , zodat zij zich ongedwongen zou kunnen uitspreken, nu op 11 en 21 februari daaraan voorafgaand melding was gedaan dat de verdachte in aanwezigheid van de kinderen thuis erg agressief was, mevrouw [naam02] voornemens was geweest aangifte te doen van psychologische mishandeling, zij had aangegeven dat haar echtgenoot psychiatrisch gestoord was en zij door hem bedreigd werd en de kinderen dit allemaal mee maakten. Op 11 maart 2021 heeft de verdachte evenwel wederom mailcontact gehad met de Spaanse autoriteiten. Hij schrijft daarbij onder meer: ‘
Je mag met ons komen praten maar niet onder vier ogen met mijn vrouw!!’.
Uit de rapportage volgt verder dat de Spaanse autoriteiten contact hebben gehad met de school van de kinderen en dat van de kant van de school is aangegeven dat de verdachte hen gewaarschuwd heeft dat hij, indien er informatie aan de Nederlandse autoriteiten werd “overgebriefd” de kinderen van deze school zou halen en op een andere onderwijsinstelling zou zetten. In de evaluatie geven de Spaanse autoriteiten aan dat de kinderen zich in een kwetsbare positie bevonden en dat er moeilijk betrouwbare informatie te verkrijgen was over de gezinssituatie.
Op 28 april 2021 is de verdachte in Nederland aangehouden.
In mei 2021 is mevrouw [naam02] met de kinderen naar Nederland gekomen en zij verblijven op een veilig adres. Het ouderlijk gezag van de verdachte en mevrouw [naam01] is beëindigd op 28 december 2021.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de moeder van de beide minderjarige kinderen, mevrouw [naam01] , mede het gezag had over deze kinderen en dat de GI was belast met het opzicht. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte de kinderen aan dit gezag respectievelijk dit opzicht heeft onttrokken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte had in april 2020 zijn huis in Nederland al verkocht. Ook had hij reeds een huis in Spanje aangekocht. Daags nadat de verdachte in Spanje was aangekomen met de kinderen, heeft hij zichzelf en de kinderen uitgeschreven uit de basisregistratie personen in Nederland. Dit duidt er reeds op dat de verdachte geen intentie had om terug te keren naar Nederland
Onttrekking aan het gezag van moeder
Voorop staat dat voor het met de kinderen emigreren naar Spanje toestemming nodig was van de moeder, mevrouw [naam01] .
De verdachte heeft verklaard dat er sprake is geweest van overleg met de moeder. De rechtbank ziet daarvoor echter geen onderbouwing in het dossier in die zin, dat kan worden vastgesteld dat sprake was van de vereiste toestemming op het moment dat de verdachte met de kinderen emigreerde naar Spanje. Eind juli/begin augustus 2020 is de verdachte met de kinderen, onder het mom van een vakantie, naar Spanje vertrokken. Op het moment van vertrek was er geen toestemming van de moeder.
Hoewel de moeder uiteindelijk toestemming heeft gegeven, heeft zij dit pas gedaan op het moment dat de kinderen al in Spanje verbleven. Op het moment dat de kinderen werden meegenomen was zij hiervan niet op de hoogte. Hetgeen de raadsman heeft bepleit, namelijk dat er op dat moment geen contact was tussen de moeder en de kinderen en dat zij geen enkele rol speelde in hun leven, doet niets aan af aan de rechten van een ouder die gezag draagt.
Uit voorgaande volgt dat – in ieder geval gedurende een deel van de ten laste gelegde periode – sprake was van onttrekking aan het gezag van de moeder.
Onttrekking aan het opzicht van de GI
De rechtbank stelt vast dat het enkele feit dat de GI was belast met het opzicht betreffende de beide kinderen, niet volgt dat de verdachte niet mocht emigreren. Ouders die het wettelijke gezag hebben blijven immers bevoegd de woonplaats van hun kinderen te bepalen, ook als dat inhoudt dat zij verhuizen naar het buitenland. Daarbij dient echter direct de kanttekening te worden gemaakt dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden niet zonder meer naar het buitenland mocht emigreren. De GI kon aan het opzicht immers enkel dan uitvoering geven als de verdachte de GI ook daadwerkelijk in staat zou stellen toezicht uit te oefenen en hulp en steun te (blijven) verlenen.
In het verlengde daarvan had te gelden dat voorafgaand aan de emigratie een beoordeling van de GI inzake de realiseerbaarheid van het toezicht bij een emigratie naar Spanje vereist was. Volgens de verdachte was de GI op de hoogte van de voorgenomen emigratie en had zij daarvoor op zijn minst begrip getoond. De rechtbank ziet daarvoor evenwel geen enkele steun in het dossier. Integendeel. In de eerste plaats is door de verdediging naar voren gebracht dat het niet gelukt is om overleg te voeren met het LET-jb en de GI over een gedegen plan tot emigratie en dat dit overleg stuk liep op de eis van de GI dat de verdachte eerst met zijn gezin zou terugkeren naar Nederland. De verdachte was echter van mening dat dit een onzinnige voorwaarde was, nu hij geen huis meer in Nederland had, derhalve kosten zou moeten maken om alhier een huis te huren en de continuïteit van de schoolgang van de kinderen zou worden verstoord en heeft daaraan dus niet voldaan. Ervan uitgaande dat dit standpunt door de GI was ingenomen heeft de verdachte hieraan niet willen voldoen door omstandigheden die hij zelf in het leven had geroepen, door zonder overleg en zonder dat er een gedegen plan lag, te emigreren naar Spanje.
Overigens is niet gebleken dat de verdachte de GI op de hoogte had gesteld van die voorgenomen emigratie en evenmin dat hij contact heeft opgenomen met de GI om laten weten hoe het met de kinderen ging. Verder komt uit het dossier naar voren dat het contact tussen één van de kinderen ( [minderjarige01] ) en de schoolmaatschappelijk werker (in Nederland) kort na het vertrek naar Spanje is gestopt, doordat de schoolmaatschappelijk werker geen contact meer kon krijgen met [minderjarige01] . Bovendien blijkt uit de rapportage van de Spaanse autoriteiten dat de verdachte pogingen van die zijde om betrouwbare informatie te kunnen vergaren, teneinde deze door te kunnen geven aan de GI, expliciet, meerdere malen en op verschillende manieren heeft gedwarsboomd.
Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door te handelen zoals hij heeft gedaan, de toegang van de GI tot de kinderen in de weg heeft gestaan, door niet aan de op hem rustende contact- en informatieplicht te voldoen. Het gedrag van de verdachte heeft aldus een beslissende mate van invloed gehad op het frustreren van het opzicht, zodanig dat de GI geen effectief toezicht kon uitoefenen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van het onttrekken aan het opzicht van de GI.
Het verweer dat de verdachte de kinderen niet aan het opzicht van de Stichting heeft onttrokken nu het gezag niet bij de GI of de stichting lag, wordt verworpen. Uit de wet volgt dat indien kinderen onder toezicht zijn gesteld, het gezag inderdaad niet wordt overgenomen, maar dat er dan wel sprake is van bevoegd opzicht, zoals is opgenomen in de tenlastelegging.