ECLI:NL:RBROT:2023:546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
10.115389.21 / TUL 10.099728.19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor onttrekking van minderjarigen aan gezag en opzicht

Op 23 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn twee minderjarige kinderen, van 5 en 9 jaar oud, heeft onttrokken aan het gezag van de moeder en het opzicht van de Jeugdbescherming. De verdachte had de kinderen onder het mom van een vakantie naar Spanje meegenomen, maar is daar met hen gaan wonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kinderen heeft onttrokken aan het wettig gezag van de moeder en het toezicht van de Jeugdbescherming. De verdachte had eerder zijn huis in Nederland verkocht en was zonder toestemming van de moeder met de kinderen naar Spanje vertrokken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en verlengde de proeftijd van een eerdere veroordeling met 1 jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen intentie had om de kinderen terug te brengen naar Nederland en dat hij de communicatie met de Jeugdbescherming had belemmerd. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van de minderjarigen en de naleving van de wettelijke voorschriften.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer 10.115389.21
Parketnummer TUL 10.099728.19
Datum uitspraak 23 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1986,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen in Nederland,
verblijvende te [adres01] , [plaats01] , [land01] ,
raadsman mr. P.C. Verloop, advocaat in Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, te weten het onttrekken van twee minderjarigen aan gezag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
  • oplegging van een contactverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaar;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10.099728.19 voor de duur van één jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de (eveneens gezag dragende) moeder van de minderjarige kinderen toestemming heeft gegeven aan de verdachte om hen mee te nemen naar Spanje. Daardoor is er geen sprake van onttrekking aan het gezag van de moeder. Daarnaast is er ook geen sprake van onttrekking aan het gezag van de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (verder beide afzonderlijk ook: de G(ecertificeerde) I(nstelling)), nu uit geen enkele beschikking van de kinderrechter volgt dat het gezag in de ten laste gelegde periode bij hen lag.
Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte de kinderen ook niet heeft onttrokken aan het opzicht van deze instanties. Het door de verdachte meenemen van de kinderen naar Spanje was niet in strijd met de afspraken met de GI, omdat er geen afspraken waren. Bovendien heeft de verdachte altijd contact gehouden met de GI en hen informatie verschaft die nodig was voor het toezicht, waaronder het bekendmaken van de verblijfplaats van de kinderen. Overigens heeft de GI contact gehouden met de school en de sociale dienst van de gemeente waar het gezin woonachtig was. Hierdoor heeft de GI toezicht kunnen uitoefenen.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 april 2019 zijn [minderjarige01] (op dat moment 9 jaar) en [minderjarige02] (op dat moment 5 jaar), de minderjarige kinderen van de verdachte en zijn ex-partner, mevrouw [naam01] , door de kinderrechter onder toezicht gesteld. Dit toezicht is – voor zover relevant – telkens verlengd tot 15 juli 2021.
Op 16 juli 2020 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging afgegeven voor uithuisplaatsing van de kinderen bij de stiefmoeder, mevrouw [naam02] . Mevrouw [naam02] is de ex-partner van de verdachte.
Ter terechtzitting van de kinderrechter op 29 juli 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij naar Spanje op vakantie wilde en dat hij wist dat hij zichzelf in een lastig parket zou brengen als hij niet op 22 augustus 2020 met de kinderen zou terugkeren. Daarbij heeft kinderrechter in de beschikking van 29 juli 2020 onder meer overwogen dat de verdachte in contact diende te treden met de gezaghebbende moeder en de GI om afspraken te maken over vakanties, eventuele omgang van de moeder met de kinderen en zijn plannen voor emigratie.
Voordat de verdachte eind juli of begin augustus 2020 met zijn gezin naar Spanje is vertrokken, heeft hij daar een huis gekocht. In april 2020 heeft de verdachte zijn huis in Nederland verkocht. In juli 2020 heeft hij dit huis geleverd.
Op 3 augustus 2020 heeft de moeder – via haar advocaat – laten weten toestemming te verlenen voor een vakantie, mits de verdachte het nodige papierwerk zou invullen met betrekking tot het verblijf. Op 5 augustus 2020 heeft de verdachte per mail aan de moeder laten weten dat hij reeds in Spanje verbleef met de kinderen en stiefmoeder. Een dag later heeft hij zichzelf en de kinderen uitgeschreven uit de basisregistratie personen in Nederland. De verdachte is op 22 augustus 2020 niet teruggekeerd naar Nederland met de kinderen. Nadien heeft het Expertiseteam Jeugdbescherming (verder: LET-jb), dat sinds augustus 2019 betrokken was bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling, tevergeefs herhaalde pogingen gedaan om met alle betrokkenen in gesprek te gaan over een gedegen plan tot emigratie.
De Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering is per 1 september 2020 belast met de uitoefening van de ondertoezichtstelling.
Uit de beschikking van de kinderrechter van 12 januari 2021 volgt dat het contact tussen [minderjarige01] en de schoolmaatschappelijk werker (in Nederland) kort na het vertrek naar Spanje is gestopt, doordat de schoolmaatschappelijk werker geen contact meer kon krijgen met [minderjarige01] . De kinderrechter heeft toen overwogen dat het LET-jb op korte termijn een knoop moest doorhakken: ofwel de ondertoezichtstelling overdragen aan de Spaanse autoriteiten, ofwel aangifte doen tegen de verdachte en de teruggeleiding van de kinderen in gang zetten.
Op 15 februari 2021 heeft de verdachte mailcontact gehad met de Spaanse autoriteiten, waarin hij schrijft ‘tot elke prijs’ te voorkomen dat ze terug zullen gaan naar Nederland. Op 17 februari 2021 is door de GI aangifte gedaan tegen de verdachte van onttrekking van minderjarigen aan het gezag.
De Spaanse autoriteiten hebben te kennen gegeven zich zorgen te maken over het gezin. Zij hebben aangegeven vaak langs te zijn geweest, maar dat de minderjarigen daarbij slechts drie keer aanwezig waren. Verder is op 9 en 11 maart 2021 geprobeerd om een afspraak te maken met mevrouw [naam02] , zodat zij zich ongedwongen zou kunnen uitspreken, nu op 11 en 21 februari daaraan voorafgaand melding was gedaan dat de verdachte in aanwezigheid van de kinderen thuis erg agressief was, mevrouw [naam02] voornemens was geweest aangifte te doen van psychologische mishandeling, zij had aangegeven dat haar echtgenoot psychiatrisch gestoord was en zij door hem bedreigd werd en de kinderen dit allemaal mee maakten. Op 11 maart 2021 heeft de verdachte evenwel wederom mailcontact gehad met de Spaanse autoriteiten. Hij schrijft daarbij onder meer: ‘
Je mag met ons komen praten maar niet onder vier ogen met mijn vrouw!!’.
Uit de rapportage volgt verder dat de Spaanse autoriteiten contact hebben gehad met de school van de kinderen en dat van de kant van de school is aangegeven dat de verdachte hen gewaarschuwd heeft dat hij, indien er informatie aan de Nederlandse autoriteiten werd “overgebriefd” de kinderen van deze school zou halen en op een andere onderwijsinstelling zou zetten. In de evaluatie geven de Spaanse autoriteiten aan dat de kinderen zich in een kwetsbare positie bevonden en dat er moeilijk betrouwbare informatie te verkrijgen was over de gezinssituatie.
Op 28 april 2021 is de verdachte in Nederland aangehouden.
In mei 2021 is mevrouw [naam02] met de kinderen naar Nederland gekomen en zij verblijven op een veilig adres. Het ouderlijk gezag van de verdachte en mevrouw [naam01] is beëindigd op 28 december 2021.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de moeder van de beide minderjarige kinderen, mevrouw [naam01] , mede het gezag had over deze kinderen en dat de GI was belast met het opzicht. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte de kinderen aan dit gezag respectievelijk dit opzicht heeft onttrokken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte had in april 2020 zijn huis in Nederland al verkocht. Ook had hij reeds een huis in Spanje aangekocht. Daags nadat de verdachte in Spanje was aangekomen met de kinderen, heeft hij zichzelf en de kinderen uitgeschreven uit de basisregistratie personen in Nederland. Dit duidt er reeds op dat de verdachte geen intentie had om terug te keren naar Nederland
Onttrekking aan het gezag van moeder
Voorop staat dat voor het met de kinderen emigreren naar Spanje toestemming nodig was van de moeder, mevrouw [naam01] .
De verdachte heeft verklaard dat er sprake is geweest van overleg met de moeder. De rechtbank ziet daarvoor echter geen onderbouwing in het dossier in die zin, dat kan worden vastgesteld dat sprake was van de vereiste toestemming op het moment dat de verdachte met de kinderen emigreerde naar Spanje. Eind juli/begin augustus 2020 is de verdachte met de kinderen, onder het mom van een vakantie, naar Spanje vertrokken. Op het moment van vertrek was er geen toestemming van de moeder.
Hoewel de moeder uiteindelijk toestemming heeft gegeven, heeft zij dit pas gedaan op het moment dat de kinderen al in Spanje verbleven. Op het moment dat de kinderen werden meegenomen was zij hiervan niet op de hoogte. Hetgeen de raadsman heeft bepleit, namelijk dat er op dat moment geen contact was tussen de moeder en de kinderen en dat zij geen enkele rol speelde in hun leven, doet niets aan af aan de rechten van een ouder die gezag draagt.
Uit voorgaande volgt dat – in ieder geval gedurende een deel van de ten laste gelegde periode – sprake was van onttrekking aan het gezag van de moeder.
Onttrekking aan het opzicht van de GI
De rechtbank stelt vast dat het enkele feit dat de GI was belast met het opzicht betreffende de beide kinderen, niet volgt dat de verdachte niet mocht emigreren. Ouders die het wettelijke gezag hebben blijven immers bevoegd de woonplaats van hun kinderen te bepalen, ook als dat inhoudt dat zij verhuizen naar het buitenland. Daarbij dient echter direct de kanttekening te worden gemaakt dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden niet zonder meer naar het buitenland mocht emigreren. De GI kon aan het opzicht immers enkel dan uitvoering geven als de verdachte de GI ook daadwerkelijk in staat zou stellen toezicht uit te oefenen en hulp en steun te (blijven) verlenen.
In het verlengde daarvan had te gelden dat voorafgaand aan de emigratie een beoordeling van de GI inzake de realiseerbaarheid van het toezicht bij een emigratie naar Spanje vereist was. Volgens de verdachte was de GI op de hoogte van de voorgenomen emigratie en had zij daarvoor op zijn minst begrip getoond. De rechtbank ziet daarvoor evenwel geen enkele steun in het dossier. Integendeel. In de eerste plaats is door de verdediging naar voren gebracht dat het niet gelukt is om overleg te voeren met het LET-jb en de GI over een gedegen plan tot emigratie en dat dit overleg stuk liep op de eis van de GI dat de verdachte eerst met zijn gezin zou terugkeren naar Nederland. De verdachte was echter van mening dat dit een onzinnige voorwaarde was, nu hij geen huis meer in Nederland had, derhalve kosten zou moeten maken om alhier een huis te huren en de continuïteit van de schoolgang van de kinderen zou worden verstoord en heeft daaraan dus niet voldaan. Ervan uitgaande dat dit standpunt door de GI was ingenomen heeft de verdachte hieraan niet willen voldoen door omstandigheden die hij zelf in het leven had geroepen, door zonder overleg en zonder dat er een gedegen plan lag, te emigreren naar Spanje.
Overigens is niet gebleken dat de verdachte de GI op de hoogte had gesteld van die voorgenomen emigratie en evenmin dat hij contact heeft opgenomen met de GI om laten weten hoe het met de kinderen ging. Verder komt uit het dossier naar voren dat het contact tussen één van de kinderen ( [minderjarige01] ) en de schoolmaatschappelijk werker (in Nederland) kort na het vertrek naar Spanje is gestopt, doordat de schoolmaatschappelijk werker geen contact meer kon krijgen met [minderjarige01] . Bovendien blijkt uit de rapportage van de Spaanse autoriteiten dat de verdachte pogingen van die zijde om betrouwbare informatie te kunnen vergaren, teneinde deze door te kunnen geven aan de GI, expliciet, meerdere malen en op verschillende manieren heeft gedwarsboomd.
Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door te handelen zoals hij heeft gedaan, de toegang van de GI tot de kinderen in de weg heeft gestaan, door niet aan de op hem rustende contact- en informatieplicht te voldoen. Het gedrag van de verdachte heeft aldus een beslissende mate van invloed gehad op het frustreren van het opzicht, zodanig dat de GI geen effectief toezicht kon uitoefenen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van het onttrekken aan het opzicht van de GI.
Het verweer dat de verdachte de kinderen niet aan het opzicht van de Stichting heeft onttrokken nu het gezag niet bij de GI of de stichting lag, wordt verworpen. Uit de wet volgt dat indien kinderen onder toezicht zijn gesteld, het gezag inderdaad niet wordt overgenomen, maar dat er dan wel sprake is van bevoegd opzicht, zoals is opgenomen in de tenlastelegging.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de minderjarige kinderen heeft onttrokken aan het gezag van de moeder en het opzicht van de GI in de ten laste gelegde periode.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 29 juli 2020 tot en met 29 april 2021, te Bergschenhoek en te Xàbia, althans in Spanje, opzettelijk twee minderjarigen, te weten: [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum minderjarige01] 2009, en [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum minderjarige02] 2013, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarigen gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over hen uitoefende, te weten respectievelijk de moeder van die minderjarigen en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, immers heeft verdachte de kinderen meegenomen naar Spanje en de kinderen in Spanje gehouden en niet teruggebracht naar Nederland, terwijl die minderjarigen beneden de leeftijd van twaalf jaren oud waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn twee minderjarige kinderen van – op dat moment – 5 en 9 jaar oud meegenomen naar Spanje, onder het mom van een vakantie. Hij had het huis in Nederland reeds enkele maanden eerder verkocht, deze woning vlak voor het vertrek overgedragen en de kinderen vervolgens uit geschreven uit Nederland. Verdachte is niet teruggekeerd naar Nederland, terwijl de moeder en de GI hiervan niet op de hoogte waren en (mede) waren belast met het gezag, respectievelijk opzicht. Sprake lijkt te zijn van een vooropgezet plan, waarbij de verdachte vanaf het begin af aan geen intentie had de kinderen terug naar Nederland te brengen.
De verdachte heeft genegeerd wat bij de zittingen van de kinderrechter werd besloten en heeft bovendien bij de Spaanse autoriteiten te kennen gegeven dat hij er alles aan zou doen om niet terug te keren. Ook heeft hij het contact tussen de Spaanse autoriteiten en de stiefmoeder, die als verzorger door de GI was aangewezen, verboden en de school gedreigd de kinderen daarvan af te halen indien zij informatie zouden verstrekken aan de Nederlandse autoriteiten. De verdachte laat zich kennelijk niets gelegen liggen aan de beslissingen van de autoriteiten en wenst enkel zijn eigen weg te volgen, zelfs als dit in strijd is met rechterlijke beslissingen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij in een proeftijd liep.
7.2.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft op 6 juli 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van verslavingsproblematiek en mogelijk problematiek in agressieregulatie en zijn persoonlijkheid. De verdachte erkent zijn problematiek niet en werkt slechts mee als wordt gedreigd de kinderen uit huis te plaatsen. Hij is teruggevallen in zijn drugsgebruik en acht dit niet problematisch. Ook heeft hij een andere perceptie van het welzijn van de kinderen dan andere partijen. Er is onvoldoende probleeminzicht en motivatie tot gedragsverandering om reclasseringsinterventie te starten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht de verdachte bij veroordeling schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Hiervoor bestaat geen aanleiding, omdat gezien de aard en ernst van het feit, de bewezenverklaarde periode en de houding van de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Anders dan is gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding een maatregel ex artikel 38v Sr met contactverboden op te leggen. Dit is een zware maatregel, terwijl gelet op de huidige stand van zaken een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met contactverboden als bijzondere voorwaarde naar het oordeel van de rechtbank afdoende is. Dat neemt niet weg dat de rechtbank het handelen van de verdachte en diens houding, mede bezien in het licht van de voornoemde bevindingen van de reclassering, zorgelijk acht. De rechtbank zal derhalve een fors voorwaardelijk strafdeel met een langere proeftijd opleggen, teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dit soort) strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 juli 2019 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 juli 2019.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om afwijzing van de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, subsidiair om afwijzing omdat het een andersoortig feit betreft.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Dat het daarbij gaat om een andersoortig feit doet daaraan niet af. De wet stelt immers aan een tenuitvoerlegging niet de eis dat het daarbij moet gaan om een gelijksoortig feit.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel, mede gelet op de eis van de officier van justitie, termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met:
[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum minderjarige01] 2009;
[minderjarige02] , geboren op [geboortedatum minderjarige02] 2013;
[naam02] ;
[naam03] ;
gedurende 3 jaar na heden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, tenzij de
gecertificeerde instelling hier
uitdrukkelijk en voorafgaande toestemmingvoor geeft;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 12 juli 2019 van de politierechter van deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter en mrs. R. Brand en
S.A. van Egmond, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 29 juli 2020 tot en met 29 april 2021, te Bergschenhoek en /of Rotterdam, althans in Nederland, en te Xàbia, althans in Spanje, opzettelijk twee minderjarigen, te weten: [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum minderjarige01] 2009, en [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum minderjarige02] 2013, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarigen gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over hen uitoefende, te weten respectievelijk Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, immers heeft verdachten de kinderen in strijd met de afspraken meegenomen naar Spanje en de kinderen in Spanje gehouden en niet teruggebracht naar Nederland, terwijl die minderjarigen beneden de leeftijd van twaalf jaren oud waren.