Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde02],
1..De procedure
- het tussenvonnis van 21 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken
- de akte overlegging producties, tevens akte uitlating van de zijde van [gedaagde01] c.s. van 1 september 2021
- de antwoordakte van de zijde van [eiser01] van 29 september 2021
- de akte uitlating van de zijde van [gedaagde01] c.s. van 24 november 2021
- de antwoordakte van de zijde van [eiser01] van 22 december 2021.
2..De verdere beoordeling
1..inleiding
Hij heeft met [gedaagde01] een overeenkomst van onderaanneming gesloten. Als onderaannemer heeft hij in de periode september tot en met december 2016 materialen geleverd en werkzaamheden verricht en laten verrichten voor opdrachtgevers van [gedaagde01] . Daarvoor heeft hij tussen 4 november en 7 december 2016 aan [gedaagde01] rekeningen gestuurd tot een totaalbedrag van € 144.145,86. [gedaagde01] weigert die te voldoen. Zij moet hem daarom ook de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten betalen, evenals de kosten van het beslag.
[eiser01] heeft nagelaten melding te maken van het feit dat hij voor de vordering tot betaling van zijn rekeningen al drie keer eerder een incassotraject is gestart, en dat ook weer heeft gestaakt, en dat hij [gedaagde02] heeft bedreigd. Daardoor heeft hij niet aan zijn stelplicht voldaan en heeft hij getracht de rechtbank op het verkeerde been te zetten. Dat is strijdig met de eisen van een goede procesorde. Hij moet daarom in zijn vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Bovendien heeft [eiser01] meer bedragen ontvangen dan door hem in rekening is gebracht. Anders dan [eiser01] stelt, heeft [gedaagde01] immers voorschotten aan hem en aan [bedrijf01] betaald voor de werkzaamheden van september tot en met december 2016.
a) de door [eiser01] opgestelde begroting,
b) de offerte aan de opdrachtgever,
c) de opdrachtbevestiging van de opdrachtgever,
d) de van [eiser01] ontvangen urenlijsten,
e) de facturen met bijbehorende specificaties van de in rekening gebrachte posten,
f) de van opdrachtgever ontvangen betalingen.
a) het aantal uren dat per project is gewerkt en
b) een uitleg per project hoe dat aantal uren is te relateren aan de bij [gedaagde01] in rekening gebrachte bedragen.
Wat de door [eiser01] aangeschafte materialen betreft heeft de rechtbank gevraagd om overlegging van bankafschriften van de ING waaruit die betalingen blijken. Ook heeft de rechtbank van [eiser01] verlangd een compleet overzicht te verstrekken van alle maandoverzichten die hij in 2016 aan [gedaagde01] heeft toegezonden.
De rechtbank oordeelt over het primaire verweer van [gedaagde01] dat [eiser01] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, als volgt. Ingevolge artikel 111 onder d in verbinding met artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de eiser in de dagvaarding de feiten stellen waaraan het recht de door hem ingeroepen gevolgen verbindt, en dat volledig en naar waarheid. Het is niet nodig alle feiten tot in detail te stellen. Het volstaat dat de essentiële elementen van de argumentatie die tot toewijsbaarheid van het gevorderde moet leiden worden gesteld. De verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren brengt niet mee dat in de dagvaarding feiten moeten worden vermeld die in de visie van die eisende partij niet relevant zijn. De door [gedaagde01] genoemde feiten die door [eiser01] niet in de dagvaarding zijn gesteld, zijn geen feiten die hij op grond van artikel 111 onder d in verband met artikel 21 Rv in zijn dagvaarding had moeten opnemen. Het niet-ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde01] slaagt daarom niet.
“per project leesbare en naar datum geordende urenoverzichten, zoals deze aan [gedaagde01] ter beschikking zijn gesteld, in het geding te brengen, met vermelding van a) het totaal aantal uren dat – per project – is gewerkt en b) een uitleg – per project – hoe dat totaalaantal uren is te relateren aan de bij [gedaagde01] in rekening gebrachte geldbedragen.”Met andere woorden: [eiser01] heeft zijn eerdere aan [gedaagde01] gedane opgaven opnieuw moeten maken, maar dan leesbaar en van uitleg voorzien. De rechtbank zal hierna per project beoordelen welke opgave van gewerkte uren bruikbaar (genoeg) is voor de te nemen beslissing.
€ 35.418,50, dat terecht door [eiser01] in rekening is gebracht.
Of dit bedrag ook toewijsbaar is hangt af van de vraag in hoeverre verrekend moet worden met door [gedaagde01] verstrekte voorschotten. De rechtbank bespreekt dat hierna onder 11.
€ 8.400,86is terecht in rekening gebracht.
Overgelegd worden twee e-mailberichten waaruit de opdrachtbevestiging blijkt.
heeft voor dit project aan haar geen urenstaten verstrekt. Zij acht het verwonderlijk dat [eiser01] aan haar exact hetzelfde bedrag in rekening heeft gebracht als zij aan haar opdrachtgever.
De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de urenstaat die [eiser01] bij zijn akte van 29 september 2021 heeft overgelegd. Uit de urenstaat is af te leiden hoe de uren zijn te relateren aan de bij [gedaagde01] in rekening gebrachte bedragen.
De rechtbank gaat voor dit project uit van 170 uren à € 13,-, in totaal een bedrag van
€ 2.210,-, dat terecht door [eiser01] in rekening is gebracht.
Of dit bedrag ook toewijsbaar is hangt af van de vraag in hoeverre verrekend moet worden met door [gedaagde01] verstrekte voorschotten. De rechtbank bespreekt dat hierna onder 11.
€ 4.675,-, dat terecht door [eiser01] in rekening is gebracht.
€ 13.940,00, dat terecht door [eiser01] in rekening is gebracht.
€ 2.236,-dat [eiser01] in rekening mocht brengen.
€ 819,-dat door [eiser01] in rekening mocht worden gebracht. Uit die staat is af te leiden hoe de uren zijn te relateren aan de bij [gedaagde01] in rekening gebrachte bedragen.
€ 1.530,-, dat terecht door [eiser01] in rekening is gebracht. Uit de urenstaat is af te leiden hoe de uren zijn te relateren aan de bij [gedaagde01] in rekening gebrachte bedragen.
"water, gas, cv, balken en houten constructie".
"water, gas, cv, balken en houten constructie", maar:
“water-, gas-, cv-aanleg, balken en houten konstr.”Deze laatste omschrijving duidt op verrichte arbeid, die [eiser01] daarvoor in rekening brengt. Wat [gedaagde01] bedoelt met haar verwijt dat de onderbouwing in productie 35 voor factuur 2016059 onder 3 van [eiser01] € 5.512,- en € 117,50 aan diesel vermeldt is niet duidelijk. Op deze factuur staan de werkzaamheden vermeld en daaraan zijn volgens de bij akte van 29 september 2021 overgelegde laatste urenstaat van [eiser01] € 5.512,- aan uren en € 117,50 aan diesel besteed.
€ 13.125,-dat door [eiser01] in rekening mocht worden gebracht. Het verschil van € 0,50 schrijft de rechtbank maar toe aan de dieselkosten die [eiser01] in rekening heeft gebracht.
€ 2.700,-, dat terecht door [eiser01] in rekening is gebracht. Uit die staat is af te leiden hoe de uren zijn te relateren aan de bij [gedaagde01] in rekening gebrachte bedragen.
€ 4.320,-.
Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv is het aan [gedaagde01] - die datgene wat zij eventueel aan verrichte werkzaamheden over de periode september tot en met december 2016 aan [eiser01] zou moeten betalen wil verrekenen met haar voorschotbetalingen - om haar verweer zodanig te onderbouwen en te staven dat in deze procedure kan worden vastgesteld of dat beroep op verrekening terecht is. Daarvoor moet in elk geval vaststaan dat de voorschotbetalingen die [gedaagde01] heeft gedaan in de maanden september tot en met november 2016 betrekking hadden op de onderhavige projecten A tot en met I en K (verrekening met door [gedaagde01] betaalde voorschotten is bij project M niet aan de orde, omdat dit project eerder is uitgevoerd dan de periode september tot en met december 2016).
nemen van een akte door beide partijen.
[eiser01] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten te zijner tijd relateren aan het eventueel in hoofdsom toe te wijzen bedrag.
3..De beslissing
[eiser01]toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit kan blijken dat hij met [gedaagde01] voor het project [adres13] (project M) een aanneemsom
woensdag 19 juli 2023,om [eiser01] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of hij dit bewijs wenst te leveren en,
augustus tot en met december 2023, op te geven zodat onmiddellijk ter rolzitting een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
[gedaagde01] als [eiser01]in de gelegenheid zich bij akte uit te laten over hetgeen hiervoor onder 11.4 is overwogen;
woensdag 19 juli 2023;