ECLI:NL:RBROT:2023:5407

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
634025 HA ZA 22-168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afgifte van stukken door gevolmachtigde aan vereffenaar op grond van artikel 843a Rv; rechtmatig belang en af te geven stukken zijn voldoende bepaald

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01], in de hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [naam01], en [gedaagde01]. De procedure betreft de afgifte van documenten en informatie met betrekking tot de nalatenschap van [naam01] en [naam02]. [eiser01] vordert dat [gedaagde01] alle relevante informatie en documentatie inzake de nalatenschappen aan hem aflevert, waaronder 60 ordners en alle processtukken van eerdere procedures. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde01] als gevolmachtigde van de erfgenamen over de gevraagde stukken beschikt en dat [eiser01] een rechtmatig belang heeft bij de afgifte van deze stukken. De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van de stukken toegewezen, met een dwangsom van € 2.500,- per dag tot een maximum van € 50.000,-. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld om binnen tien weken rekening en verantwoording af te leggen over zijn handelen als gevolmachtigde. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere afhandeling van de rekening en verantwoording.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/634025 HA ZA 22-168
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser01] ,in de hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [naam01] ,
woonplaats: Voorschoten,
eiser,
advocaat: mr. P.J. de Groen,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
gedaagde,
advocaat: mr. drs. H. Warendorp Torringa.
Partijen worden hierna [eiser01] q.q. en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 februari 2022;
  • het antwoord en incidentele conclusie tot aanhouding;
  • het antwoord in het incident tot aanhouding;
  • de akte vermeerdering van eis;
  • de brief van mr. drs. Warendorp Torringa van 6 februari 2023;
  • de brief van mr. De Groen van 6 februari 2023;
  • de pleitaantekeningen van mr. De Groen;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 februari 2023. [eiser01] q.q. en [gedaagde01] zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
Op 4 april 1998 is overleden [naam01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] (hierna: erflaatster). Zij was de weduwe van [naam02] , overleden op 12 februari 1982 (hierna: erflater). Uit dit huwelijk zijn acht kinderen geboren ( [naam03] , [naam04] , [naam05] , [naam06] , [naam07] , [naam08] , [naam09] en [naam10] ).
2.2.
In haar testament van 5 mei 1997 heeft erflaatster haar acht kinderen tot haar enige erfgenamen benoemd. Twee erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Zes van de acht erfgenamen hebben kort na het overlijden van erflaatster aan hun zus [naam06] en haar echtgenoot [gedaagde01] volmacht verleend om hun rechten en belangen te behartigen bij het behandelen en vereffenen van de nalatenschap van erflaatster.
2.3.
Op 19 november 1998 is door [gedaagde01] successieaangifte gedaan, waarbij als enige bezitting NLG 500,- aan meubilair en huisraad is opgevoerd.
2.4.
Door de verschillende erfgenamen en de door [gedaagde01] bestuurde of vertegenwoordigde stichtingen zijn sedert het openvallen van de nalatenschap diverse procedures gevoerd. Een door het Gerechtshof Den Haag in 2005 benoemde boedelnotaris heeft de erfgenamen niet tot een vergelijk kunnen brengen en heeft zijn opdracht teruggegeven aan het Hof.
2.5.
Een van de erfgenamen, [naam02] , is op 5 oktober 2012 overleden. Bij plaatsvervulling treden in zijn plaats zijn weduwe en zijn drie kinderen.
2.6.
Bij beschikking van 9 augustus 2018 heeft de rechtbank Den Haag, [eiser01] benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster.
2.7.
Bij brief van 12 mei 2020 heeft de kantonrechter te Gouda, [eiser01] q.q. een aanwijzing gegeven tot het indienen van een verzoek ex artikel 672 Rv tot het bevelen van een notariële boedelbeschrijving, zodat van degene die na het overlijden van erflaatster en vóór het opmaken van de boedelbeschrijving nalatenschapsgoederen in zijn macht heeft, medewerking aan het opmaken van een boedelbeschrijving kan worden verlangd.
2.8.
In een verzoekschriftprocedure van [eiser01] q.q. tegen [gedaagde01] en zijn echtgenote als verweerders en de overige erfgenamen als belanghebbenden, heeft de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam op 18 januari 2022 bevolen dat het verzoek ten aanzien van [gedaagde01] zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.
2.9.
Bij vonnis van 15 april 2022 heeft de kantonrechter de zaak tussen [eiser01] q.q. en [gedaagde01] verwezen naar de handelskamer van deze rechtbank.
2.10.
Op 2 mei 2022 heeft de kantonrechter [naam11] aangewezen als boedelnotaris.
2.11.
Bij brief van 19 januari 2023 heeft notaris [naam11] aan [eiser01] q.q. laten weten dat zij op basis van de haar thans bekende gegevens nog geen concept van de boedelbeschrijving kan opmaken.

3..Het geschil

3.1.
Na eisvermeerdering vordert [eiser01] q.q. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde01] te bevelen alle relevante informatie en documentatie inzake de nalatenschappen van erflaatster en erflater aan [eiser01] q.q. af te geven, waaronder in ieder geval begrepen de in de correspondentie tussen partijen genoemde 60 ordners en alle processtukken van de tussen de erfgenamen van erflaters en eventuele derden vanaf 1989 gevoerde procedures en alle (direct of indirect) door [gedaagde01] gehouden correspondentie en overeenkomsten over of verband houdende met de afwikkeling van de nalatenschappen van erflaters en daarnaast ook de bankafschriften van erflaatster vanaf vijf jaar voor haar overlijden, dit op straffe van een dwangsom, met de verklaring dat het bevel tot afgifte uitvoerbaar bij lijfsdwang is;
II. [gedaagde01] te veroordelen om binnen zes weken na betekening van het vonnis aan [eiser01] q.q. rekening en verantwoording af te leggen:
a. over de wijze waarop hij uitvoering heeft gegeven aan de op of omstreeks 16 december 1998 afgegeven volmachten;
b. over de door hem in het kader van de behandeling en vereffening aangegane rechtshandelingen en daden van beheer (buiten en in rechte) en van de daarbij ontvangen inkomsten en gedane uitgaven in de periode 16 december 1998 tot en met 31 december 2022, onder de bepaling dat de rekening en verantwoording in ieder geval betrekking zal hebben op de aanspraken van erflaatster op (goederen van) erflater, waaronder de aanspraken uit hoofde van de door erflater gesloten pachtovereenkomst met betrekking tot het perceel aan de [straatnaam01] , [plaats01] en de boerderij aan de [adres01] , [plaats01] , dit op straffe van een dwangsom;
III. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van het tekort, althans [gedaagde01] te veroordelen tot vergoeding van de door de nalatenschap van erflaatster geleden schade wanneer de door [gedaagde01] af te leggen rekening en verantwoording onvoldoende is;
IV. [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser01] q.q. stelt dat [gedaagde01] , hoewel hij geen erfgenaam is, na het overlijden van erflaters en vóór het opmaken van een boedelbeschrijving nalatenschapsgoederen en/of aan de nalatenschap toekomende gelden in zijn macht heeft gehad. Daarom kan van hem medewerking aan het opmaken van een boedelbeschrijving en het afgeven van stukken en/of het geven van inzage in stukken worden verlangd. Het is volgens [eiser01] q.q. bovendien onaannemelijk dat erflaatster bij overlijden alleen eigenaar was van meubilair ter waarde van NLG 500,-. In de tussen de erfgenamen gevoerde procedures is namelijk sprake van aanzienlijke bedragen.
3.3.
[gedaagde01] maakt bezwaar tegen de vermeerdering van eis en voert verweer. Volgens [gedaagde01] is sprake van een fishing expedition omdat [eiser01] q.q. onvoldoende concreet maakt van welke stukken hij afgifte verlangt. [gedaagde01] voert daarnaast het verweer dat [eiser01] q.q. de verkeerde partij heeft gedagvaard, want niet hij maar de stichting QSA beschikt over de desbetreffende stukken. Bovendien bevatten de 60 ordners waarvan [eiser01] q.q. afgifte vordert, geen voor [eiser01] q.q. in het kader van de vereffening relevante informatie en is de bestudering van de ordners te kostbaar.
3.4.
Op de overige stellingen en de verweren van partijen gaat de rechtbank hierna, waar nodig, verder in.

4..De beoordeling

4.1.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, zal de rechtbank de vermeerdering van eis toestaan. Geoordeeld wordt dat er geen sprake is van strijd met de goede procesorde. Mr. drs. Warendorp Torringa is (met betrekking tot de vermeerdering van eis) de gelegenheid gegeven een nadere akte te nemen. Hij verklaarde daaraan geen behoefte te hebben, zodat kan worden overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen.
4.2.
[eiser01] q.q. stelt dat hij zijn taak als vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster niet kan uitvoeren zonder te beschikken over alle relevante stukken, met inbegrip van stukken met betrekking tot de nalatenschap van erflater. Stukken die volgens [eiser01] q.q. in het bezit zijn van [gedaagde01] . Voor zover deze stukken eigendom zijn van de stichting QSA, moet het volgens [eiser01] q.q. voor [gedaagde01] als beleidsbepaler van die stichting, geen probleem zijn om te zorgen dat ze worden afgegeven. Zeker gezien het feit dat zijn echtgenote en schoonzoon de formele bestuurders van de stichting QSA zijn.
4.3.
Uit de brief van 19 januari 2023 van [naam11] blijkt dat ook de boedelnotaris onvoldoende gegevens heeft ontvangen om een notariële boedelbeschrijving te kunnen opstellen.
4.4.
[gedaagde01] betwist dat hij over de gevraagde stukken waarvan afgifte wordt gevorderd beschikt, maar hij heeft niet weersproken dat hij in september/oktober 2019 met [eiser01] q.q. heeft afgesproken dat hij de 60 ordners aan [eiser01] q.q. zou afgeven. Uit de overgelegde correspondentie kan worden afgeleid dat [gedaagde01] in ieder geval in die periode over de ordners beschikte. Uit de overgelegde producties blijkt ook dat [gedaagde01] als gevolmachtigde van zes van de acht erfgenamen aangifte van het recht van successie heeft gedaan, en in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap samen met zijn echtgenote (aanzienlijke) bedragen heeft ontvangen en voorschotten op erfdelen heeft uitbetaald. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde01] over de benodigde stukken beschikt met betrekking tot de nalatenschappen van erflaters. De enkele verklaring dat de stukken eigendom zijn van de stichting QSA is onvoldoende. Voldoende aannemelijk is dan ook dat [gedaagde01] (als beleidsbepaler van die stichting) de betreffende stukken, waaronder in ieder geval de in de correspondentie tussen partijen genoemde 60 ordners en alle processtukken van de tussen de erfgenamen van erflaters en eventuele derden vanaf 1989 gevoerde procedures, kan afgeven.
4.5.
Subsidiair heeft [eiser01] q.q. op grond van artikel 843a Rv aanspraak gemaakt op afgifte van de bedoelde stukken.
Aan toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv zijn drie voorwaarden verbonden: a. het hebben van een rechtmatig belang; b. het moet gaan om bepaalde bescheiden; en c. men moet partij zijn bij een rechtsbetrekking.
[eiser01] q.q. moet als vereffenaar over alle relevante stukken kunnen beschikken en niet afhankelijk zijn van een selectie die [gedaagde01] tot nu toe heeft overgelegd. Het rechtmatig belang bij de vordering is daarmee gegeven.
De stukken hebben betrekking op een rechtsbetrekking waarbij [eiser01] q.q. als vereffenaar en [gedaagde01] als gevolmachtigde van het merendeel van de erfgenamen partij zijn. De rechtbank is verder van oordeel dat de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd voldoende bepaald zijn. Uit de brief van de boedelnotaris blijkt waarom ook de verschillende kwesties [straatnaam01] relevant zijn voor de nalatenschap van erflaatster. Naast het feit dat erflaatster beschikte over de helft van het vermogen op grond van huwelijkse voorwaarden, was zij gerechtigd in de nalatenschap van erflater.
De rechtbank zal de vordering onder I. daarom toewijzen, waaronder de gevorderde dwangsom. De rechtbank zal de vordering tot lijfsdwang afwijzen.
Ook de vordering onder II. wordt toegewezen. Zoals onder 4.4. is overwogen heeft [gedaagde01] als gevolmachtigde en in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap samen met zijn echtgenote (aanzienlijke) bedragen ontvangen en voorschotten op erfdelen uitbetaald. [gedaagde01] zal over die ontvangsten en uitgaven en het door hem gevoerde vermogensrechtelijk beleid rekenschap moeten afleggen. Hoewel [gedaagde01] heeft verklaard een veroordelend vonnis te zullen nakomen, ziet de rechtbank in zijn houding tot nu toe, aanleiding een dwangsom op te leggen. Wel zal de rechtbank hem een langere termijn geven waarbinnen rekening en verantwoording moet worden afgelegd, namelijk tien weken na heden. Nadat [gedaagde01] de rekening en verantwoording met bewijsstukken/bankafschriften ter griffie van de rechtbank heeft neergelegd, zal [eiser01] q.q. in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
In afwachting van de rekening en verantwoording en de reactie van [eiser01] q.q. wordt een beslissing over het onder III. en IV. gevorderde aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beveelt [gedaagde01] binnen vier weken na heden alle relevante informatie en documentatie inzake de nalatenschappen van erflaters (waarvan hij afgifte redelijkerwijs kan bewerkstelligen) aan [eiser01] q.q. af te geven, waaronder in ieder geval begrepen de in de correspondentie tussen partijen genoemde 60 ordners en alle processtukken van de tussen de erfgenamen van erflaters en eventuele derden vanaf 1989 gevoerde procedures en alle (direct of indirect) door [gedaagde01] gehouden correspondentie en overeenkomsten over of verband houdende met de afwikkeling van de nalatenschappen van erflaters en daarnaast ook de bankafschriften van erflaatster vanaf vijf jaar voor haar overlijden, dit op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag, tot een maximum van € 50.000,-;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen tien weken na heden aan [eiser01] q.q. rekening en verantwoording af te leggen:
a. over de wijze waarop hij uitvoering heeft gegeven aan de op of omstreeks 16 december 1998 afgegeven volmachten;
b. over de door hem in het kader van de behandeling en vereffening aangegane rechtshandelingen en daden van beheer (buiten en in rechte) en van de daarbij ontvangen inkomsten en gedane uitgaven in de periode 16 december 1998 tot en met 31 december 2022, onder de bepaling dat de rekening en verantwoording in ieder geval betrekking zal hebben op de aanspraken van erflaatster op (goederen van) erflater, waaronder de aanspraken uit hoofde van de door erflater gesloten pachtovereenkomst met betrekking tot het perceel aan de [straatnaam01] , [plaats01] en de boerderij aan de [adres01] , [plaats01] , dit op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag, tot een maximum van € 50.000,-;
5.3.
bepaalt dat [eiser01] q.q. vervolgens in de gelegenheid wordt gesteld op de rekening en verantwoording te reageren;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de afgifte van de relevante informatie en documentatie inzake de nalatenschappen van erflaters en de af te leggen rekening en verantwoording uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 21 juni 2023 voor het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde01] ;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is op 12 april 2023 gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter.
3092