ECLI:NL:RBROT:2023:5404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
644364 HA ZA 22-725
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testament en wilsrechten in erfrechtelijke geschil tussen stiefmoeder en dochter

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de uitleg van een testament centraal in een erfrechtelijk geschil tussen [eiseres01], de dochter van de overleden erflater, en [gedaagde01], de stiefmoeder van [eiseres01]. De erflater overleed op 11 februari 2018 en had in zijn testament, opgesteld op 23 december 2009, zijn kinderen en [gedaagde01] als erfgenamen benoemd. [eiseres01] vorderde dat [gedaagde01] haar medewerking zou verlenen aan de overdracht van het blote eigendom van haar aandeel in de woning van de erflater, met een beroep op haar wilsrecht uit artikel 4:21 BW. [gedaagde01] verweerde zich door te stellen dat het testament zo moest worden uitgelegd dat het wilsrecht van [eiseres01] was uitgesloten.

De rechtbank oordeelde dat de uitleg van het testament moest plaatsvinden aan de hand van artikel 4:46 lid 1 BW, waarbij de verhoudingen die de erflater kennelijk wilde regelen en de omstandigheden waaronder het testament was gemaakt, in acht moesten worden genomen. De rechtbank concludeerde dat de erflater, gezien zijn langdurige huwelijk met [gedaagde01], de bedoeling had om de verhoudingen tussen zijn kinderen en [gedaagde01] te regelen. De rechtbank oordeelde dat het testament zo kon worden uitgelegd dat het wilsrecht van [eiseres01] was uitgesloten, en dat zij enkel een geldvordering had op [gedaagde01] die pas opeisbaar werd bij haar overlijden.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van [eiseres01] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde01] op € 1.510,- werden begroot. Dit vonnis is op 1 maart 2023 gewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/644364 HA ZA 22-725
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: Dongen,
eiseres,
advocaat: mr. G.J.L.F.M. Schakenraad,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: Dordrecht,
gedaagde,
advocaat: mr. M.S. Janssen-Polet.
Partijen worden hierna [eiseres01] en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 augustus 2022;
  • het antwoord;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2023. [eiseres01] en [gedaagde01] zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De partner, zus en broer van [eiseres01] en de zus van [gedaagde01] waren ook aanwezig.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
Op 11 februari 2018 is overleden [erflater01] (hierna: erflater). Ten tijde van zijn overlijden was erflater getrouwd met [gedaagde01] . [eiseres01] is een dochter uit een eerder huwelijk van erflater. Naast [eiseres01] , heeft erflater uit een eerder huwelijk [naam01] en [naam02] achtergelaten.
2.2.
Erflater en [gedaagde01] zijn in 1998 met elkaar gehuwd onder het sluiten van huwelijkse voorwaarden.
2.3.
In zijn testament van 23 december 2009 heeft erflater zijn kinderen en [gedaagde01] tot zijn enige erfgenamen benoemd. Erflater heeft aan zijn kinderen een erfdeel toegekend ter grootte van hun legitieme portie en aan [gedaagde01] de rest. Op de nalatenschap is de wettelijke verdeling van artikel 4:13 e.v. BW van toepassing.
In zijn testament heeft erflater [gedaagde01] ook benoemd tot executeur. [gedaagde01] heeft die benoeming aanvaard.
2.4.
In het testament is het wilsrecht uit artikel 4:19 BW uitgesloten en zijn de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 4:19 en 4:20 BW beperkt.
2.5.
In een eerder tussen partijen gevoerde procedure (zaaknummer: C/10/614291 HA ZA 21-201) hebben [eiseres01] en [gedaagde01] in het kader van een schikking het vorderingsrecht van [eiseres01] en haar zus en broer (hierna: [eiseres01] c.s.) voor hun erfdeel vastgesteld op € 90.000,- per kind per datum overlijden erflater.
2.6.
Bij brief van 15 december 2021 heeft de advocaat van [eiseres01] aan de toenmalige advocaat van [gedaagde01] bericht dat [gedaagde01] voor het erfdeel van [eiseres01] geen zekerheid hoeft te stellen, maar wel verplicht is het blote eigendom van het onverdeelde aandeel van [eiseres01] in de woning van erflater, aan [eiseres01] over te dragen.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde01] te veroordelen haar medewerking te verlenen aan het verstrekken van een opdracht aan notaris [naam03] te Fijnaart tot overdracht van het blote eigendom van het onverdeelde aandeel van [eiseres01] in de woning ( [adres01] , [postcode01] [plaats01] ) van erflater en het vestigen van het recht van vruchtgebruik ten behoeve van [gedaagde01] , en de benodigde inschrijvingen te verrichten, onder gehoudenheid van [gedaagde01] om de hieraan verbonden kosten aan de notaris te voldoen en te bepalen dat bij weigering van [gedaagde01] het vonnis van de rechtbank in de plaats treedt van de medewerking/toestemming van [gedaagde01] ;
II. [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiseres01] doet een beroep op haar wilsrecht van artikel 4:21 BW. [eiseres01] stelt dat dat wilsrecht in het testament van erflater niet is uitgesloten en zij daarom een wettelijk recht heeft op overdracht van de goederen uit de nalatenschap van erflater.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat [eiseres01] zich niet op haar wilsrecht kan beroepen, omdat het testament van erflater op grond van artikel 4:46 BW zo moet worden uitgelegd dat erflater onder artikel 4.3. ‘wilsrechten’ van het testament, het wilsrecht uit artikel 4:21 BW en niet het wilsrecht onder artikel 4:19 BW heeft willen uitsluiten. Ook gaat de vordering volgens [gedaagde01] uit van een onjuiste veronderstelling. De kinderen hebben ter grootte van hun legitieme portie een vordering gekregen op de nalatenschap, niet op de woning. [eiseres01] heeft daarom geen onverdeeld aandeel in de woning en [gedaagde01] kan dan ook geen onverdeeld aandeel van [eiseres01] in de woning aan haar overdragen.
3.4.
Op de overige stellingen en de verweren van partijen gaat de rechtbank hierna, waar nodig, verder in.

4..De beoordeling

4.1.
Op de nalatenschap is de wettelijke verdeling van artikel 4:13 e.v. BW van toepassing. Dat betekent dat [gedaagde01] als langstlevende alle goederen van de nalatenschap verkrijgt en de voldoening van de schulden van de nalatenschap voor haar rekening komt. [eiseres01] c.s. hebben een geldvordering ter grootte van de waarde van hun legitieme portie op [gedaagde01] . Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde01] voor de erfdelen van [eiseres01] c.s. geen zekerheid hoeft te stellen, maar de vraag waar het nu om gaat is of [eiseres01] zich kan beroepen op het wilsrecht van artikel 4:21 BW. In dat artikel staat dat een stiefouder verplicht is aan een kind van de erflater op zijn verzoek goederen uit de nalatenschap van erflater over te dragen met een waarde van maximaal de geldvordering van een kind uit de wettelijke verdeling. De stiefouder houdt wel het vruchtgebruik van die goederen. [eiseres01] vordert in deze procedure dat [gedaagde01] het blote eigendom van het onverdeelde aandeel van [eiseres01] in de woning van erflater aan haar overdraagt.
4.2.
Volgens [gedaagde01] kan [eiseres01] zich niet op haar wilsrecht van artikel 4:21 BW beroepen, omdat het testament van erflater zo moet worden uitgelegd, dat erflater heeft bedoeld daarin het wilsrecht van artikel 4:21 BW uit te sluiten.
4.3.
In de uiterste wil van erflater is het wilsrecht van artikel 4:19 BW uitgesloten en zijn de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 4:19 en 4:20 BW beperkt. Partijen zijn het erover eens dat de opname van de wilsrechten uit de artikelen 4:19 en 4:20 BW geen duidelijke zin had. Die artikelen betreffen de wilsrechten van de kinderen van een erflater en zijn alleen van toepassing wanneer de langstlevende echtgenoot ook
de oudervan de kinderen is. Het in artikel 4:19 BW geregelde wilsrecht betreft de situatie dat een kind een vordering heeft op zijn eigen (langstlevende) ouder en deze ouder van plan is te hertrouwen. Daarvan is hier geen sprake. Het gaat hier om een wettelijke verdeling tussen de kinderen van erflater en hun stiefmoeder. Voor dat geval zijn de wilsrechten van artikel 4:21 en 4:22 BW bedoeld. De bepaling van artikel 4.3. van het testament komt daarom geen duidelijke betekenis toe.
Het uitsluiten van het wilsrecht van artikel 4:21 BW zou wel duidelijke zin hebben, [gedaagde01] zou dan beschermd zijn tegen een vordering van [eiseres01] c.s. tot overdracht van goederen met een waarde van ten hoogste hun erfdelen.
4.4.
De vraag is of het testament zo uitgelegd moet worden dat erflater heeft bedoeld om het wilsrecht van artikel 4: 21 BW uit te sluiten. Artikel 4:46 lid 1 BW bepaalt dat bij de uitleg moet worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat erflater, gezien zijn leefsituatie ten tijde van het opmaken van het testament, kennelijk de verhoudingen tussen zijn kinderen en [gedaagde01] wilde regelen. Erflater, die op dat moment meer dan elf jaar met [gedaagde01] was getrouwd, heeft bij het opmaken van zijn uiterste wil bepaald dat zijn kinderen een erfdeel ter grootte van hun legitieme portie krijgen en [gedaagde01] de rest, en hij heeft de wettelijke verdeling van toepassing verklaard. Daarnaast is voorzien in de opeisbaarheid van de geldvorderingen van de kinderen. Bovendien heeft hij [gedaagde01] als executeur benoemd en heeft hij bij zijn laatste wil verklaard de beschikkingen ten gunste van [gedaagde01] te hebben gemaakt. Hieruit kan worden afgeleid dat erflater [gedaagde01] na zijn overlijden zo goed mogelijk verzorgd wilde achterlaten. In het testament heeft erflater geen uitzondering voor de woning gemaakt. De rechtbank maakt hieruit op dat het de bedoeling van erflater was dat [eiseres01] c.s. hun recht op betaling van hun - in beginsel niet opeisbare - vorderingen door overdracht van goederen niet zouden kunnen uitoefenen.
Het testament van erflater kan daarom zo worden uitgelegd dat bedoeld is om het wilsrecht van artikel 4:21 BW uit te sluiten. De rechtbank is tot dit oordeel gekomen, zonder gebruik te maken van eventuele daden of verklaringen van erflater buiten de uiterste wil. Dergelijke daden of verklaringen mogen alleen bij de uitleg worden gebruikt als het testament zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft (artikel 4:46 lid 2 BW).
[eiseres01] heeft geen feiten en omstandigheden die deze uitleg van het testament van erflater kunnen weerleggen, aangedragen. De veronderstelling dat [gedaagde01] ook na overdracht van de woning met vruchtgebruik over ruim meer dan voldoende vermogen kan beschikken voor een riante levensstijl, is daarvoor onvoldoende. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres01] nog verklaard dat erflater niets anders zou hebben geregeld om de rust met [gedaagde01] te bewaren, maar die verklaring is op geen enkele wijze onderbouwd.
4.5.
De uitsluiting van het wilsrecht van artikel 4:21 BW leidt ertoe dat [gedaagde01] niet gehouden is goederen uit de nalatenschap van erflater aan [eiseres01] c.s. over te dragen, ook niet onder voorbehoud van vruchtgebruik van de goederen.
[eiseres01] c.s. hebben alleen een geldvordering op [gedaagde01] verkregen die pas opeisbaar wordt bij haar overlijden of in de gevallen in het testament bepaald.
De vorderingen van [eiseres01] worden daarom afgewezen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [eiseres01] na het overlijden van erflater geen
onverdeeld aandeel in de woning, maar een vordering op de nalatenschap heeft gekregen.
4.6.
[eiseres01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde van [gedaagde01] op:
- griffierecht € 314,-
- salaris advocaat € 1.196,-
_____________________
Totaal € 1.510,-

5..De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres01] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde01] begroot op € 1.510,-;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is op 1 maart 2023 gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter.
3092