In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 juni 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, de geplande gezinsopname niet heeft doorgezet na een eerder oordeel van de kinderrechter. Dit heeft geleid tot een impasse in de noodzakelijke hulpverlening voor [naam kind01]. Om deze impasse te doorbreken, heeft de kinderrechter besloten om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp toe te wijzen, zodat de gezinsbehandeling kan starten. De kinderrechter heeft de situatie van [naam kind01] beoordeeld en vastgesteld dat er vooruitgang is geboekt, maar dat de betrokkenheid van de jeugdhulpaanbieder niet in het belang van het kind is geweest. De kinderrechter heeft de GI en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, evenals de moeder en [naam kind01] zelf. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verzochte machtigingen noodzakelijk zijn om de gezinsbehandeling te kunnen starten en heeft deze toegewezen voor een periode van acht dagen, met een aansluitende voorwaardelijke machtiging voor drie maanden. De kinderrechter heeft benadrukt dat de gesloten machtiging niet als vangnet mag worden gebruikt en dat de jeugdhulpaanbieder zich moet houden aan de eerder gegeven richtlijnen.