ECLI:NL:RBROT:2023:5380

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
02.078687.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorbereiden en bevorderen van de invoer, handel en vervoer van cocaïne

Op 19 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorbereiden en bevorderen van de invoer, handel en vervoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. De verdachte heeft in de periode van 16 september 2020 tot en met 9 maart 2021, te Breda, samen met anderen, handelingen verricht die gericht waren op de verkoop en distributie van cocaïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden en een geldboete van € 75.000,- geëist, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft rekening gehouden met procesafspraken die zijn gemaakt tussen de officier van justitie en de verdediging. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht om hoger beroep aan te tekenen, onder de voorwaarde dat de procesafspraken worden nageleefd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 02.078687.22
Datum uitspraak: 19 juni 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van het feit als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.F.M. Kerkhofs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete ten bedrage van vijfenzeventigduizend euro.

4..Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16
september 2020 tot en met 9 maart 2021, te Breda, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten
het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren en/of bewerken en/of verwerken en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen, dan wel aanwezig hebben van (een) (grote)
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne althans telkens aanzienlijke
(handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of zijnde een ander middel
zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te
bevorderen,
(telkens)
-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te
verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of
andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of
ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
(telkens):
- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het
beveiligingsprogramma SKY, voorhanden gehad en/of verstrekt, en/of
- in persoon, telefonisch en/of via (SKY) chatberichten contact met één of
meer mededaders(s) en/of contactperso(o)n(en) onderhouden en/of
informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het verkopen
en/of inkopen en/of transporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of
verstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelheden
cocaïne en/of
- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Breda althans
in Nederland, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied
van Nederland brengen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en/of
- een of meer pakketten geld en/of cocaïne vervoerd en/of overgedragen
en/of voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijn, zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, stoffen, en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen en meer in het bijzonder de door de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken.
Totstandkoming van de procesafspraken
Op de terechtzitting van 7 september 2022 heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt dat het openbaar ministerie openstaat voor het maken van procesafspraken en dat zij de raadsman daartoe per brief heeft benaderd. In de periode van 3 oktober tot en met
3 november 2022 hebben het openbaar ministerie en de raadsman van de verdachte de mogelijkheid tot het maken van procesafspraken onderzocht. Naar aanleiding van deze besprekingen is met instemming van beide partijen een overeenkomst opgemaakt, hetgeen op de terechtzitting van 29 november 2022 werd bevestigd.
De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming en inhoud van de procesafspraken.
Inhoud van de procesafspraken
De door de procespartijen getekende overeenkomst is op 17 mei 2023 per e-mail aan de rechtbank verstrekt. Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd, houdt het volgende in:
  • uiterlijk twee weken voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 5 juni 2023 zal de verdachte een waarborgsom ten bedrage van € 75.000,- storten op het rekeningnummer van het openbaar ministerie;
  • de verdediging dient geen onderzoekswensen in;
  • de verdediging voert geen bewijsverweren en trekt de al ingediende onderzoekswensen in;
  • de verdachte hoeft geen (nadere) verklaring af te leggen;
  • de verdachte doet afstand van de inbeslaggenomen simkaart en geldbedragen van respectievelijk € 900,- en € 4.210,-;
  • de officier van justitie eist voor het ten laste gelegde feit een gevangenisstraf en een geldboete zoals hiervoor onder ‘Eis officier van justitie’ vermeld;
  • het openbaar ministerie vervolgt de verdachte in de toekomst niet voor andere zaken uit de dataset onder de voorwaarde dat deze clausule alleen opgaat voor procesafspraken met betrekking tot via Sky-id [Sky-id 1] en Sky-id [Sky-id 2] gebleken drugsdelicten, waaronder ook inbegrepen artikel 11b Opiumwet en artikel 140 Wetboek van Strafrecht (daar waar het drugsdelicten betreft). Vervolging blijft wat het openbaar ministerie betreft mogelijk bij een gewelds- of ander slachtofferdelict;
  • na ontvangst van de € 75.000,- zullen het inbeslaggenomen Rolexhorloge en de inbeslaggenomen ketting aan de verdachte worden geretourneerd;
  • indien strafoplegging door de rechtbank conform de procesafspraken plaatsvindt, zien beide partijen af van hoger beroep.
Beoordeling van de procesafspraken
De vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering zijn leidend bij de beoordeling van de tenlastelegging.
De rechter moet onderzoeken en er blijk van doen geven ‘of de verdachte in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Voor het verrichten van dit onderzoek is het in beginsel vereist dat de verdachte, voorzien van rechtsbijstand, op de terechtzitting aanwezig is. In het geval dat de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen, moet de rechter nader motiveren op welke wijze hij heeft kunnen vaststellen dat aan de hiervoor genoemde vereisten is voldaan.’ [1]
De rechtbank had graag gezien dat verdachte op de zitting aanwezig was geweest. Dat was niet het geval. De raadsman verklaarde door de niet verschenen verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem op de terechtzitting te verdedigen. De raadsman heeft verklaard dat hij de verdachte nadrukkelijk heeft gewezen op het belang van zijn aanwezigheid op de zitting en toen eenmaal bleek dat de verdachte niet aanwezig kon zijn, dat het van belang was dat de verdachte dit schriftelijk zou uitleggen aan de rechtbank. Namens de verdachte heeft de raadsman een door de verdachte ondertekende handgeschreven verklaring van 3 juni 2023 overgelegd, voor zover hier van belang inhoudende:
  • dat de verdachte wegens overmacht verhinderd was om ter terechtzitting te verschijnen;
  • het verzoek om de onderhavige zaak desondanks af te ronden;
  • het verzoek om de gemaakte procesafspraken te accorderen;
  • dat de verdachte de verschuldigde borgsom aan het openbaar ministerie heeft overgemaakt;
  • dat de verdachte zich realiseert dat met het intrekken van de onderzoekswensen er geen onderzoek zal plaatsvinden naar de gang van zaken rondom de inbeslagneming van Sky-data;
  • dat de verdachte overziet dat als rechters in andere zaken zouden vaststellen dat er dingen mis zijn gegaan bij de inbeslagneming van Sky-data het hem niet meer kan helpen;
  • dat de verdachte begrijpt dat het zijn keuze is om afstand te doen van onderzoekswensen;
  • dat de verdachte zich realiseert dat hij afstand doet van het recht om zijn zaak aan een hogere rechter voor te leggen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verwezen naar de gemaakte procesafspraken en geen strafmaatverweer gevoerd.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer in Nederland, de handel in en vervoer van cocaïne en heeft daarin een initiërende en sturende rol gehad.
De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Cocaïne is een zeer verslavende harddrug die schadelijk is voor de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en de gehele keten hieromheen - van land van herkomst waar de cocaïne wordt geproduceerd tot en met de gebruiker - gaat gepaard met vele vormen van (ernstige) criminaliteit.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 mei 2023 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in andere zaken van dit type worden opgelegd. Kijkend naar de ernst van het feit is een forse gevangenisstraf op haar plaats.
Tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken en gezien het voorgaande acht de
rechtbank, alle belangen afwegend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden, alsmede de oplegging van een geldboete van vijfenzeventigduizend euro passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
10 en 10a van de Opiumwet.

9..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden,alsmede tot een geldboete van
€ 75.000,-(zegge:
vijfenzeventigduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter en mrs. J.H. Janssen en
B.J.M.P. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 19 juni 2023.
Bijlage
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(Zaaksdossier 2)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16
september 2020 tot en met 9 maart 2021, te Breda, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten
het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren en/of bewerken en/of verwerken en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen, dan wel aanwezig hebben van (een) (grote)
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne althans telkens aanzienlijke
(handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of zijnde een ander middel
zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te
bevorderen,
(telkens)
-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of (een) ander (en) gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te
verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of
andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of
ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebbende verdachte en/of (een
of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens):
- één of meer mobiele (organisatie)telefoon(s), met het
beveiligingsprogramma SKY, voorhanden gehad en/of verstrekt, en/of
- in persoon, telefonisch en/of via (SKY) chatberichten contact met één of
meer mededaders(s) en/of contactperso(o)n(en) onderhouden en/of
informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het verkopen
en/of inkopen en/of transporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of
verstrekken en/of vervoeren van voornoemde handelshoeveelheden
cocaïne en/of
- een of meerdere ontmoetingen gehad en/of geregeld in Breda althans
in Nederland, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied
van Nederland brengen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en/of
- een of meer pakketten geld en/of cocaïne vervoerd en/of overgedragen
en/of voorhanden gehad
(Artikel art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet)

Voetnoten

1.HR 27 september 2022,