ECLI:NL:RBROT:2023:536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
ROT 21/3058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een besluit tot sluiting van een pand en de gevolgen voor procesbelang

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de burgemeester van de gemeente Rotterdam en eisers, waaronder verschillende vennootschappen. De zaak betreft de herroeping van een besluit tot sluiting van een pand op basis van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012. Het primaire besluit tot sluiting werd op 14 oktober 2020 genomen, waarna eisers bezwaar maakten. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, volgde op 28 april 2021. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, maar zijn op de zitting van 8 juli 2022 niet verschenen. De rechtbank heeft later vernomen dat het bestreden besluit was ingetrokken door verweerder, wat leidde tot de vraag of eisers nog procesbelang hadden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het bestreden besluit en het primaire besluit, eisers geen procesbelang meer hadden bij hun beroep. Verweerder heeft aangeboden de proceskosten van eisers te vergoeden, evenals het griffierecht. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.031,- en het griffierecht op € 360,-. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard, en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser, en
[naam eiseres], eiseres, uit [plaats] , en
[naam bedrijf 1],
[naam bedrijf 2],
[naam bedrijf 3]en
[naam bedrijf 4], hierna samen: eisers,
gemachtigde: mr. N. Adrichem
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder

gemachtigde: mr. C.W. de Jong.

Procesverloop

Met het besluit van 14 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het pand aan de [adres] te Rotterdam gesloten op grond van artikel 2.36, achtste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (Apv).
Met het besluit van 28 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De gemachtigde van eisers heeft zich bij bericht van 15 maart 2022 als gemachtigde gesteld in de beroepszaak en verzocht om uitstel van de op 17 maart 2022 geplande behandeling ter zitting. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen.
Verweerder heeft op 28 juni 2022 aan de rechtbank bericht dat het bestreden besluit wordt ingetrokken.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2022 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, zonder voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ter zitting pas van het bericht van verweerder van 28 juni 2022 kennisgenomen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep ter zitting aangehouden, omdat bleek dat het bericht nog niet aan de gemachtigde van eisers was doorgezonden.
De rechtbank heeft de gemachtigde van eisers bij bericht van 12 juli 2022 verzocht om contact op te nemen met verweerder over de eventuele intrekking van het beroep en de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft daarbij verzocht om haar uiterlijk vier weken na de verzending van deze brief te informeren over de uitkomst van dit overleg.
De rechtbank heeft op 16 en 17 augustus 2022 telefonisch contact gezocht met de gemachtigde van eisers. Mr. K Shing, waarnemend gemachtigde van eisers, gaf aan dat hij er niet mee bekend was dat er op 8 juli 2022 een zitting had plaatsgevonden en dat hij het bericht van 12 juli 2022 niet had ontvangen. Hij gaf aan dat het bij de rechtbank bekende postadres nog wel het juiste postadres was. Hij verzocht de rechtbank om het bericht per e-mail aan hem toe te sturen. De rechtbank heeft het bericht van 12 juli 2022 vervolgens per e-mail aan hem toegezonden en hiervan een kopie verzonden aan verweerder. De rechtbank heeft de waarnemend gemachtigde verzocht om binnen vier weken te reageren.
De rechtbank heeft op 30 september 2022 opnieuw telefonisch contact opgenomen met de waarnemend gemachtigde van eisers. Hij gaf aan dat hij de rechtbank een week later zou informeren.
De rechtbank heeft op 17 oktober 2022 opnieuw telefonisch contact opgenomen met de waarnemend gemachtigde van eisers. Hij gaf aan dat hij eind december verwachtte aan te kunnen geven of het beroep wordt ingetrokken, of dat er nog een oordeel van de rechtbank zou worden gevraagd over een eventueel verzoek om schadevergoeding of over de proceskosten.
Bij bericht van 18 oktober 2022 heeft de waarnemend gemachtigde van eisers verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden tot nader order. De rechtbank heeft dit verzoek bij bericht van 7 november 2022 toegewezen.
Bij bericht van 9 november 2022 heeft verweerder de rechtbank bericht dat bij besluit van 24 oktober 2022 het primaire besluit van 14 oktober 2020 en het bestreden besluit van 28 april 2021 zijn ingetrokken. Verweerder heeft daarbij aangegeven bereid te zijn proceskosten aan eisers te vergoeden tot een bedrag van € 2.277,-, alsmede het door eisers betaalde griffierecht.
Bij bericht van 10 november 2022 heeft de rechtbank aan eisers verzocht om binnen twee weken na de datum van verzending van dit bericht aan te geven of en in dat geval om welke reden zij het beroep nog willen handhaven. Eisers hebben hierop niet gereageerd.
Bij bericht van 23 december 2022 heeft de rechtbank opnieuw aan eisers verzocht om te reageren op het bericht van 10 november 2022. Daarbij heeft de rechtbank aangegeven dat indien zij binnen drie weken na de datum van verzending van dit bericht geen reactie van eisers zou krijgen, zij ervan uit zou gaan dat zij zonder zitting uitspraak kan doen. De rechtbank heeft bij bericht van diezelfde datum aan verweerder bericht dat zij ervan uit zou gaan dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft dat zonder zitting uitspraak zal worden gedaan, tenzij verweerder binnen de termijn van drie weken anders bericht. Eisers hebben hierop niet gereageerd. Ook verweerder heeft niet binnen de gestelde termijn anders bericht.
Omdat geen van de partijen heeft gereageerd op genoemde berichten van de rechtbank van 23 december 2022, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser en eiseres zijn erfpachters van het pand aan de [adres] te Rotterdam (pand), [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] (de [naam] -vennootschappen) zijn gevestigd aan de [adres] te Rotterdam.
2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eisers nog procesbelang hebben bij hun beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder het primaire besluit heeft herroepen en het bestreden besluit heeft ingetrokken en dat niet in geschil is dat dit is gebeurd wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Eisers hebben desgevraagd ook niet te kennen gegeven dat en om welke reden zij het beroep nog willen handhaven. Ook hebben zij geen verzoek om schadevergoeding ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers gelet op het voorgaande geen procesbelang meer bij het beroep.
4. Verweerder heeft aangegeven dat hij bereid is om de proceskosten van eisers te vergoeden.
5. Verweerder moet – zoals aangeboden – aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.031,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 360,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.031,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L. van Zelst-de Vries, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.