ECLI:NL:RBROT:2023:5357

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
FT EA 23/169
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster op 15 februari 2023. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, maar vier van hen hebben ingestemd, terwijl twee schuldeisers, [schuldeiser 1] en [schuldeiser 3], zich verzetten tegen de regeling. De rechtbank heeft de situatie van verzoekster beoordeeld, waarbij zij heeft vastgesteld dat verzoekster momenteel geen inkomen heeft en gezondheidsklachten ervaart die haar werkvermogen beïnvloeden. Echter, de rechtbank oordeelt dat verzoekster onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij niet in staat is om te werken en dat haar schuldenlast niet problematisch is. De schuldeisers hebben een aanzienlijk aandeel in de totale schuldenlast en de rechtbank concludeert dat hun belangen zwaarder wegen dan die van verzoekster. Daarom wordt het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 17 mei 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 15 februari 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een viertal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], via Intrum Nederland B.V., hierna te noemen: [schuldeiser 1];
  • [schuldeiser 2];
  • [schuldeiser 3], via Flanderijn, hierna te noemen: [schuldeiser 3];
  • [schuldeiser 4], via Trust and Law Incassoservices, hierna te noemen: [schuldeiser 4],
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 3] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.
[schuldeiser 4] heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 28 maart 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van [schuldeiser 4] wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
[schuldeiser 2] heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 29 maart 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Ook het verzoek ten aanzien van [schuldeiser 2] wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • [naam], partner van verzoekster;
  • mevrouw S. Etminan en mevrouw Y. Taal, beiden werkzaam bij de Gemeente Nissewaard (hierna te noemen: schuldhulpverlening),
De schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zes schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en vijf concurrente schuldeisers met zes vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 7.726,37 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 28 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 0,00 % aan de preferente schuldeisers en 0,00 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. Verzoekster heeft op dit moment geen inkomen en is wegens verschillende gezondheidsklachten niet in staat om te werken. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij thans in een moeilijke periode zit, zowel fysiek als mentaal. Zij heeft verklaard in behandeling te zijn bij verschillende artsen. Verzoekster heeft verder een periode een uitkering op grond van de ziektewet ontvangen. Het UWV heeft haar verzoek om aansluitend een WIA-uitkering te ontvangen afgewezen, omdat zij niet lang genoeg in de ziektewet heeft gezeten. Verzoekster heeft verklaard dat zij hiertegen in bezwaar is gegaan, maar dat het UWV hierover nog geen beslissing heeft genomen.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Vier schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] stemmen hier niet mee in. [schuldeiser 3] heeft een vordering van € 2.904,50 op verzoekster. [schuldeiser 1] heeft twee vordering op verzoekster. Beide vorderingen bedragen € 1.348,64.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening hebben [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] te kennen gegeven niet akkoord te gaan met de aangeboden regeling.
[schuldeiser 3]
In de contacten met schuldhulpverlening en in haar verweerschrift heeft [schuldeiser 3] zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. [schuldeiser 3] voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan. Verzoekster heeft slechts een schuldenlast van € 7.726,37. Van een problematische schuldensituatie is dan ook geen sprake. Verzoekster heeft ook niet, althans onvoldoende, toegelicht op welke manier haar schulden zijn ontstaan en vanaf wanneer. De aangeboden regeling is niet goed gedocumenteerd. Uit het dossier blijkt ook niet op grond van welke gezondheidsklachten verzoekster thans niet in staat is om te werken. Het is onduidelijk of er wel of geen perspectief is voor verzoekster om te gaan werken, dan wel op welke termijn zij geacht wordt te kunnen gaan werken. Verzoekster heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij niet in staat is om te werken. [schuldeiser 3] meent daarom dat op verzoekster een inspanningsplicht rust, althans dat van haar verlangd kan worden dat zij zich inspant. [schuldeiser 3] betwijfelt dat het huidige aanbod het maximaal haalbare is. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 3] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting verder toe te lichten.
[schuldeiser 1]
In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 1] te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling omdat het niet binnen haar beleid past om de schuld kwijt te schelden op basis van een aanbod van 0,00 %. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 1] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vorderingen van [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] een aanzienlijk aandeel vormen in de totale schuldenlast. De vordering van [schuldeiser 3] vormt een aandeel van 12,9% van de totale schuldenlast. De vorderingen van [schuldeiser 1] vormen samen een aandeel van 35% (2x 17,5 %) van de totale schuldenlast. Daarmee vertegenwoordigen deze twee schuldeisers in totaal 47,0 % van de totale schuldenlast. Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een prognose gebaseerd op de situatie dat verzoekster geen inkomen heeft. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoekster niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. Verzoekster heeft geen medische stukken overgelegd, waar blijkt dat zij nog steeds onverminderd arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoekster blijvend is. Voorts bestaan er naar het oordeel van de rechtbank in de huidige omstandigheden zoals die zijn geschetst door verzoekster en de schuldhulpverlening onvoldoende waarborgen dat verzoekster zich tot het uiterste zal inspannen om inkomen te verwerven.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van [schuldeiser 3] en [schuldeiser 1] geen nadere bespreken.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2023.