ECLI:NL:RBROT:2023:5356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
FT EA 23/233 en FT EA 23/234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met betrekking tot meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 66.998,09, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 1,58% aan de preferente schuldeisers en 0,79% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Van de vijf schuldeisers stemden vier in met de regeling, maar één schuldeiser, [schuldeiser], weigerde mee te werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zich actief inspant om werk te vinden en dat zijn financiële situatie kan verbeteren door een recente wijziging in zijn woonsituatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan [schuldeiser] opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de dwangregeling een gunstiger resultaat voor de schuldeisers kan opleveren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 17 mei 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 8 maart 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeisers, te weten:
- [schuldeiser], in behandeling bij Vesting Finance, (hierna: [schuldeiser]);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 3 mei 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw N.D. Hollander, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer E. Akarca, werkzaam bij Homerun Rotterdam forensische Zorg (hierna: Ambulant begeleider),
Verzoeker heeft ter zitting van 3 mei 2023 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijf schuldeisers, waarvan één preferente en vier concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben volgens he verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van
€ 66.998,09 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 17 november 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,58 % aan de preferente schuldeisers en 0,79 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 68.126,54.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op zijn uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Het inkomen van verzoeker bestaat ten tijde van het aanbod uit een Pw-uitkering op basis van de kostendelersnorm, omdat verzoeker bij zijn familie inwonend is. Ter zitting is verklaard dat verzoeker inmiddels, sinds kort, een eigen woning heeft. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat, omdat de (thuis)situatie van verzoeker is gewijzigd, er een wijziging zal plaatsvinden in het inkomen van verzoeker. Schuldhulpverlening verwacht dat de aflossingscapaciteit door deze wijziging zal stijgen. Verzoeker heeft daarnaast sollicitatiebrieven overgelegd. Helaas heeft dit nog niet tot een baan geleid. Verzoeker is evenwel gemotiveerd om een baan te vinden en wil graag aan het werk. Hij heeft ter zitting toegezegd zich te blijven inspannen om werk te vinden.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard er op toe te blijven zien dat verzoeker zijn inspanningsverplichting na zal blijven komen. De ambulant begeleider heeft ter zitting verklaard dat verzoeker zijn afspraken goed nakomt.
Vier schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 62.861,26 op verzoeker, welke 93,8 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening en in haar verweerschrift heeft [schuldeiser] zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert daartoe het volgende aan. [schuldeiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling is gebaseerd op verzoekers verdiensten op basis van een Pw-uitkering, terwijl niet is gesteld of gebleken dat verzoeker niet zou kunnen werken. [schuldeiser] wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoeker voldoet aan zijn verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting verder toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 93,8%.
Een ruime meerderheid van het aantal schuldeisers, namelijk vier van de vijf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet. Verzoeker heeft recent een eigen woning gevonden. Hierdoor zal het inkomen wijzigen en zal de aflossingscapaciteit naar verwachting toenemen. Verzoeker heeft verder sollicitaties overgelegd, waaruit blijkt dat hij hard op zoek is naar een (fulltime) baan. Verzoeker voldoet daarmee aan zijn inspanningsplicht. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard er op toe te zien dat verzoeker zich aan zijn inspanningsplicht zal houden. Er is gekozen voor een prognose akkoord, waarbij een eventuele toename in inkomen nog ten goede zal komen aan de schuldeisers.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.